Rauch aufgegangen.’ Het winnende ontwerp bestaat uit een sokkel met allegorische figuren en beelden van personen uit de tijd van Frederik de Grote, onthuld in 1851. In zijn uniform en zijn Napoleontische steek dwars op zijn hoofd kijkt hij soeverein over Unter den Linden uit, met op de achtergrond de Humboldtuniversität en het Altes Palais. Tijdens de Tweede Wereldoorlog moest een stenen muur het beeldhouwwerk beschermen tegen bommen en kogels. Na de oorlog liet het ddr-Politburo het standbeeld naar Slot Charlottenhof in Potsdam verhuizen. In het centrum van de Oost- Duitse hoofdstad misstond het standbeeld vonden de leiders. Maar nu staat het weer op Unter den Linden te pronken.
Tien minuten lopen naar S-Bahnhof Friedrichstraße, onder de S-Bogen bevindt zich café-restaurant Zur Nolle. Ik heb er afgesproken met Georg Friedrich Prinz von Preußen, een verre nazaat van Frederik de Grote. Hij is het huidige hoofd van de Pruisische tak van het huis Hohenzollerns.
Het is lunchtijd, de tafels zijn gedekt. In de hoek, ietwat in het schemer, herken ik de prins, gesecondeerd door een man en een vrouw.
‘Zo, heeft u mijn stamcafé kunnen vinden?’ lacht hij.
‘Ik ken een hoop cafés maar deze heb ik nog niet in mijn verzameling.’
Ik stel me voor, ook aan zijn secretaresse en zijn chauffeur.
De prins bestelt een uitsmijter, de rest volgt. Hij trakteert, zegt hij.
Hij geeft me zijn visitekaartje, ik hem de mijne. Ik zie dat het ‘Prinz von Preußen’ het kaartje siert.
Hij raadt mijn vraag. Nee, hij en zijn familieleden zijn sinds de revolutie van 1918 niet meer gerechtigd de aanspreektitel ‘Prinz’ te gebruiken, maar als deel van zijn achternaam mag hij hem wel degelijk gebruiken: ‘Prinz von Preußen’. ‘Net als Maier of Müller.’
Hij noemt zichzelf manager, en heeft de verantwoordelijkheid voor een familie met tachtig naamdragers, prinsen en prinsessen van Pruisen en een kleinere kring van verwanten van vijfendertig personen. Hij spreekt enthousiast over zijn werk, als de grootste kunstuitlener van Berlijn en Brandenburg.
Sinds de Wende heeft de naam weer aan betekenis gewonnen, zegt hij. ‘Vele mensen komen met vragen over het thema Pruisen. Ik ben er trots op dat mijn familie nog steeds als eerste wordt geraadpleegd. Vroeger hadden de mensen angst voor Pruisen. Het huis was gedemoniseerd. De nationaalsocialisten hebben ons geprostitueerd. Er werd een verband gelegd tussen Hitler en Pruisen dat er nooit is geweest.’
Als je in Berlijn van S-Bahnhof Heerstraße naar de Teufelsberg wandelt, zoals ik meer dan eens doe om het prachtige Georg-Kolbe-Museum aan de Sensburger Allee te bezoeken, kan het je niet zijn ontgaan dat de straatnamen in deze buurt tot aan het verderop gelegen Olympiastadion de namen dragen van Pruissische dorpen en stadjes. Voor de oorlog kregen ze nog hun oude namen. Namen die, zoals Von Dönhoff zegt, niemand meer noemt, omdat ze verpoolst of gerussificeerd zijn. Voor de herinnering een goede manier om de namen tot je door te laten dringen. Hier zijn ze: Arysallee, Pillkallerallee, Trakehner Allee, Tannenbergallee, Hohensteinallee, Kurländer Allee, Soldauer Allee.