De Parelduiker. Jaargang 20
(2015)– [tijdschrift] Parelduiker, De– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 184]
| |
Zeven keer Studio 3005Al decennia domineren ‘klassieke’ persen als Avalon Pers, Ser J.L. Prop, In de Bonnefant en Statenhofpers het bibliofiele landschap. Ze houden een constante productie vol, meestal in mooie sobere vormgeving die dienstbaar is aan de tekst. Deze rubriek (De Parelduiker 2014/3, 2014/4-5) signaleerde al eerder een op beurzen en de website van Drukwerk in de Marge meteen in het oog springende nieuwkomer: Studio 3005. De pers lijkt in 2015 actiever dan ooit. Bij drukker Marc Vleugels staan vormgeving en tekst nadrukkelijk op gelijke voet. Hij combineert ambachtelijk, op zijn proefpers gedrukte omslagen ook met uitbesteed binnenwerk in offset. Oplages liggen vaak niet boven de vijftig exemplaren. Bij gelegenheid zet Vleugels zijn eigen letter in: de OCW Talent, ontworpen voor het ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap. Perfecte afwerking en een kleurrijke, avontuurlijke, strakke montagestijl kenmerken zijn boekjes. Inhoudelijk mikt Vleugels vooral op vertalingen in eigenzinnige sfeer. De pers oogt actueel, ook al startte dit jaar met Twee gedichten voor Lou van Guillaume Apollinaire (1880-1918): liefdespoëzie geschreven aan het begin van de Eerste Wereldoorlog. Vier boekjes verschenen in samenwerking met Poetry International. Daar is ook een puur Nederlands boekje bij: De wemeling, nagelaten gedichten van Erik Menkveld (1959-2014). Het tweetalig uitgegeven lange gedicht van Peter Gizzi (1959) Vincent, terugverlangend naar het land der schilderingen verschijnt als keerdruk, waarbij het Engels ondersteboven vanaf de achterkant terugloopt. Het omslag van Uit een verte ver voorbij de woorden van de Roemeense dichteres Doina Ioanid (1968) is tevens titelpagina en beginpagina van haar prozagedicht. De Chileen Yanko González Cangas (1971), volgens de website van Studio 3005 ‘de ontdekking van de Poetry 2015’, komt met een onruststoker. brr. s: titels van prozagedichten waarin op elke werkvloer herkenbare irritante collega's zijn geportretteerd. Gelukkig bepaalt Poetry niet alle aanwas. Zo verschenen twee vertalingen van Arno Schmidt (1914-1979), wiens onbeschrijflijk bizarre en letterlijk en figuurlijk loodzware, drie koloms hoofdwerk Zettel's Traum (1970) als hét cultboek van de moderne Duitse literatuur geldt. Een primeur is Schmidt niet: Jan H. Myskin verzorgde rond de eeuwwis- | |
[pagina 185]
| |
seling al vertalingen bij de uitgeverijen Perdu en IJzer. De nieuwe uitgaven zijn een overtuigend pleidooi voor een geheimzinnige, avant-gardistische auteur die zich decennia met zijn vrouw als kluizenaar terugtrok in het heidedorpje Bargfeld in Nedersaksen. Een stichting ontfermt zich nu over het houten huisje met schrijversarchief en bibliotheek waarbij de Schmidts in eigen tuin zijn begraven. Een in Schmidt gespecialiseerd antiquariaat heeft zich vlakbij op de heide gevestigd. Sleutels ruilen schetst een vluchtelinge in een dorpje die sleutels verzamelt en desnoods steelt. Haar karakteristiek zal menig bibliofiel herkenbaar voorkomen: ‘als ik een zwak heb voor een bepaald type mens, dan wel voor de verzamelaar: hartstocht en onverbiddelijkheid; teerheid en moordlust’. Verhalen van Stürenburg bundelt korte verhalen van een landmeter in ruste waaruit blijkt dat avant-gardist Schmidt ook het ouderwetse handwerk van spannend vertellen beheerst. Het gaat hier om ‘gewoon’ ingenaaid offset. We zijn benieuwd hoe lang Marc Vleugels de combinatie van proefpers en offset volhoudt en wie wint: de uitgever of de drukker? Vermoedelijk in ieder geval een derde: de vormgever. Guillaume Apollinaire, Twee gedichten voor Lou. Vert. Kiki Coumans. 2015. 8 p. 48 ex. € 20 | Erik Menkveld, De wemeling. 2015. 16 p. 130 ex. € 23 | | Peter Gizzi, Vincent, terugverlangend naar het land der schilderingen. Vincent, Homesick for the Land of Pictures. Vert. Samuel Vriezen. 2015. 24 p. 40 ex. € 28,50 | Doina Ioanid, Uit een verte ver voorbij de woorden. Vert. Jan H. Mysjkin. 2015. 4 p. 48 ex. € 18,50 | Yanko González Cangas, een onruststoker. brr. s. Vert. Bodil Kok. 2015 8 p. 26 ex. € 21,50 | Arno Schmidt, Sleutels ruilen. Vert. Jan H. Mysjkin. 8 p. 49 ex. € 17,50 | Arno Schmidt, Verhalen van Stürenburg. Vert. Jan H. Mysjkin. 2015. 45 p. 300 ex. € 14,50 | Uitgaven van Studio 3005 (Van 't Hoffstraat 27, 2665 jl Bleiswijk 3005@bart.nl). | |
Louis Couperus in DuitslandIn geen land verschenen zoveel Couperus- | |
[pagina 186]
| |
vertalingen als in Duitsland. Toen R. Breugelmans zijn bibliografie van Couperus-vertalingen maakte (2de druk 2008), besefte hij evenwel niet dat van één Duitse titel, net zoals in Nederland, vaak meerdere uitvoeringen verschenen. Dat nog werelden te ontdekken zijn, bewijst Ruud Veen (1943), kleinzoon van Couperus’ uitgever L.J. Veen, in zijn proefschrift Couperus bij de buren. Veen positioneert zich nadrukkelijk als boekwetenschapper: hij beperkt zich tot de uitgave van Couperus in Duitsland en laat receptie en beeldvorming buiten beschouwing. Dat dit perspectief resultaat oplevert, blijkt alleen al uit de bibliografie. Zo zien we bij Veen per titel een soms verbluffend aantal bindvarianten dat op de Duitse markt kwam: papieren, linnen, halflinnen, halfleren, leren band etc. Een uitgeefgeschiedenis en minutieus variantenonderzoek per titel vormen de kern van dit onderzoek. Aan dit boek gaat een verzamelaarsprestatie vooraf: Veen kon zijn werk schrijven op grond van zijn eigen collectie. Een groot verschil in leescultuur komt boven water. Wij associëren Couperus vooral met Haagse romans, maar Eline Vere, De boeken der kleine zielen en Van oude mensen, de dingen die voorbij gaan kwamen in Duitsland nooit in boekvorm in vertaling uit. In Duitsland was De berg van licht de best verkochte titel: acht drukken bij drie uitgevers. Hoofdvraag blijft waarom Duitse uitgevers Couperus op grote schaal uitgaven: zaten ze echt op hem te wachten? Het blijkt dat de figuur van de vertaler veel belangrijker was dan Couperus, die bovendien regelmatig als Belg of Vlaming werd opgevoerd. De sleutel ligt bij de in Amsterdam geboren maar vanuit Berlijn en een vakantiehuis in het Zwarte Woud opererende vertaalster, zangeres en societyfiguur Else Otten (1873-1931). Zij vertaalde 18 van de maar liefst 23 Duitse Couperus-titels uit de jaren 1892-1931. Na haar dood werd het meteen stil: er verscheen niets meer tot de ddr-herdruk van Die verliebte Esel uit 1957. Het initiatief lag uitsluitend bij Otten: zij kocht rechten bij Couperus en probeerde vertalingen bij wisselende uitgevers onder te brengen. Ze liep daarbij het financiële risico maar verdiende uiteindelijk ruim aan de meer dan 150.000 exemplaren die van haar vertalingen zijn gedrukt. Ze leek meer op een agent of impresario dan een vertaler. Het waren andere tijden: Otten vertaalde heel vrij en dicteerde in moordend tempo aan een stenotypiste. Alle Duitse Couperus-banden zijn in Veens boek in alle varianten in kleur afgedrukt. Misschien zullen ooit nieuwe varianten boven water komen maar het resultaat is een heerlijk boek dat door alle kennis van de praktijk van het uitgeven en aandacht voor de structuur en beschrijving van boekbanden ook in algemene zin leerzaam is. Else Otten, die ook Frederik van Eeden vertaalde en naar wie inmiddels een ‘Übersetzerpreis’ is genoemd, lijkt wel een biografie waard. Ruud K. Veen, Couperus bij de buren. Een onderzoek naar de uitgaven van het werk van Louis Couperus bij Duitse uitgevers tussen 1892 en 1973. Culemborg: Stichting Couperus - collectie Veen, 2015. 426 pp. € 49,50 (veen@couperus-collectie.nl). | |
[pagina 187]
| |
‘Kampgedichten’ van Jan de Vries ontdektOudgermanist Jan de Vries (1890-1964) staat geboekt als collaborateur ‘op niveau’. Het tribunaal dat hem in 1948 tot internering voor de duur van zijn voorarrest veroordeelde, trok evenwel zijn persoonlijke integriteit niet in twijfel. In in eigen beheer uitgegeven geschriften heeft de Groningse oudgermanist A.D. Kylstra (1920-2009) zich intensief met deze omstreden figuur beziggehouden. Postuum verschijnt nu van Kylstra een onvoltooide biografie van De Vries in de Cahiers uit het Noorden (zie De Parelduiker 2014/2): een op A-4 formaat in minieme oplage op het kopieerapparaat geproduceerde reeks bronnenstudies. Ze worden zonder enige reclame uitgegeven door een collega van Kylstra, de Groningse oud-hoogleraar geschiedenis A.H. Huussen jr. De ondertitel ‘met een reproductie van zijn Kampgedichten’ wekt bevreemding. Deze term, door De Vries zelf gebezigd, lijkt gereserveerd voor gevangenen van de nazi's. Zelf zat hij in Duitsland en Vught in kampen, maar na de oorlog en in het gezelschap van andere collaborateurs. Kylstra slaat een grimmige toon aan tegen vakgenoten die De Vries onheus zouden hebben behandeld of niet begrepen. In zijn inleiding vereffent Huussen op zijn beurt een rekening met jonge vakbroeders die Kylstra voor vermeende pogingen De Vries te rehabiliteren ‘als een kwajongen’ behandelden. Het voorwoord van Kylstra bevat een dramatische passage: ‘In 1961 ben ik in Utrecht gepromoveerd [...]. Toen na het steekspel de hooggeleerde opponenten zich terugtrokken om zich te beraden, draaide ik mij om; ik keek naar het publiek en zag De Vries zitten, uiteraard geïsoleerd, zoals hij ook in de bus werd gemeden. Naast De Vries kon men niet plaatsnemen. Ik stevende op hem af en zei: “Professor, wat vind ik dat fijn, dat U bent gekomen”. Dat heeft mijn naam geen goed gedaan.’ Een schitterende scène: ook de opponenten zullen hebben begrepen wie in de zaal zat. Maar of zij hem wilden zien? Na zijn ontslag als Leids hoogleraar en gevangenschap was De Vries in 1948 in Oostburg als leraar aan de slag gegaan en in totaal isolement beland. Met mannenmoed schreef hij verder aan een internationaal gezaghebbend oeuvre. In Nederland werd hij geboycot maar in 1962 gaf hij nog een gastcollege in Oxford. Weinig bekend is dat Propria Cures in 1913 gedichten van De Vries plaatste. Daarna publiceerde hij schijnbaar geen poëzie meer. Zijn tot dusverre onbekende, in gevangenschap geschreven gedichten, die Huussen in 2013 als manuscript in een antiquariaat kocht, staan als bijlage in Kylstra's biografie. Oprecht gemis spreekt uit het gedicht ‘Aan Machteld’, geschreven in 1947 bij het huwelijk van zijn dochter dat hij als gevangene niet kon bijwonen: ‘De bruiloftsdisch was toebereid. / De bruid kwam aangeloopen, / Maar aan den ingang stond zij stil: / Twee plaatsen stonden open. [...] Haar ouderhuis bestond niet meer: / Daarom die plaatsen open.’ Veel gedichten gaan over gevangenschap en dingen in de buitenwereld die herinneren aan ‘'t wonder van het vrije leven’: pinksterklokken die luiden in de verte, een trein met wuivende mensen die het kamp voorbijrijdt waarin ‘Als raadloos voor een vreemde poort’ gevangenen staan. Reflecties op eigen gemis gaan zelden gepaard met politieke inkeer, al roept De Vries eens uit: ‘Wat hebben wij aan dwaasheid fel beleden!’ Als op het sportveld in het kamp een zelfbewuste jongeman opduikt, kennelijk een Duitser, ont- | |
[pagina 188]
| |
waakt een Dietse bard in De Vries: ‘Niets is hem meer gebleven / Dan stoere, ijzren wil in zijn stoeren kop.’ Er volgt een bezwerend woord aan Duitsland: ‘Vertwijfel niet, o volk! Te midden van Uw leed / En onderworpenheid aan vreemde wereldmachten / Schrijdt in het vol besef van mannelijke krachten / Het jong geslacht, met schouders sterk en breed’ (Recklinghausen, 12 oktober 1947). Of het vers voor publicatie was bestemd?
A.D. Kylstra, Jan P.M.L de Vries (1890-1964): bijdragen tot een biografie met een reproductie van zijn Kampgedichten. Oegstgeest 2014 (Cahiers uit het Noorden; 29). 222 + 98 p. € 10 (Rustenborchdreef 108, 2341 as Oegstgeest). | |
Hans Bethge: de bewerker hervertaaldIn 1907 publiceerde Hans Bethge (1876-1946) Die chinesische Flöte: een bloemlezing van Chinese klassieke gedichten waarvan tienduizenden exemplaren zijn verkocht. Blijvende bekendheid genieten deze gedichten als zangtekst in talrijke composities, waarvan Mahlers Das Lied von der Erde de bekendste is. Bethge kende geen Chinees en bewerkte bestaande prozavertalingen, vooral via het Frans. Ook Bethge werd ruim vertaald, onder anderen door Hélène Swarth (1921). Componist en bariton Jan-Paul van Spaendock (1956), wiens tweede verhalenbundel Bankjeszomer onlangs bij Flanor verscheen, waagt zich aan een anachronistisch experiment: een nieuwe vertaling van Bethges bewerkingen. Hij koos in ieder geval voor de gedichten uit Das Lied von der Erde. Zijn uitgangspunt was Bethge ‘zo trouw mogelijk’ te volgen, ‘in betekenis zowel als in metrum.’ De Avalon Pers van Jan Keijser maakte een liefdevol boekje met een fraaie chinoiseristische omslagtekening van kostuumontwerpster Rosanne van Spaendonck, ideaal voor wegdromen bij Mahlers panoramische slotstuk: ‘De aarde is dezelfde overal, / En eeuwig, eeuwig zijn de witte wolken...’. Wilt Idema heeft in zijn bloemlezing (1991) voor de directe vertaling van dit gedicht van Wang Wei 44 woorden nodig waar Van Spaendonck via Bethge op 84 komt. In zijn verantwoording geeft deze grif toe: ‘Met Chinese poëzie heeft deze bundel niet zoveel te maken’.
Hans Bethge, De Chinese fluit (vert. Jan-Paul van Spaendonck). Woubrugge: Avalon Pers, 2014. 32 p. 99 ex. € (Leidse Slootweg 4, 2481 kh Woubrugge avalonpers@hetnet.nl). Jan-Paul van Spaendonck, Bankjeszomer. Nijmegen: Flanor, 2014. 195 p. € 17,50 (Beijensstraat 30, 6521 ec Nijmegen uitgeverijflanor@gmail.com). |
|