verwaarloosd van tijd tot tijd in een koffijhuis te gaan en alles te noteren (om het niet te vergeten verstade wel). Wilt gij nu dat ik dit tot een schoine brok proza verwerk, alsook dat ik snel voortwerk aan “Bezette stad”, spreek dan aan den heere Merkandijs nog eens over mijn geval.’
Coen Hissink, acteur en schrijver, verwerkte zijn ervaringen met cocaïne ook tot proza. Hij was het bekendst door zijn carrière in het theater, speelde in grote stukken, richtte samen met Albert van Dalsum en Eugène Gilhuys Het Groot Tooneel op, en was vanaf 1914 ook te zien in diverse stomme films, gedistribueerd door filmfabriek Hollandia. Hij schreef in 1928 een opmerkelijke, maar qua taalgebruik gekunstelde roman met de titel Cocaïne. Berlijnsch zedenbeeld. Thema's: cocaïne, decadentie, homoseksualiteit en prostitutie.
Hij moet langere tijd in Berlijn hebben gewoond en gewerkt, zoals blijkt uit zijn in 1928 uitgegeven roman, die hij waarschijnlijk veel eerder heeft geschreven. De enige tijdsaanduiding die in zijn boek voorkomt heeft betrekking op de relletjes die gaande waren bij de Gedächtniskirche kort na de moord op Rathenau en de ‘putschkoorts’ die daarna voelbaar was. Die moord op de minister van Buitenlandse Zaken van de Weimarrepubliek vond plaats op 24 juni 1922.
De hoofdpersoon wordt 's avonds laat gebeld om de volgende ochtend vroeg te komen filmen in het ‘Jofa-atelier in Joannisthal’. Er zou een pseudo-Amerikaanse film worden opgenomen. Hissink beschrijft uitgebreid de reis van het ‘Vor-Ort-Bahnhof’ naar de filmlocatie en de mensen die hij met de eerste trein ziet gaan. Hij kende het Jofafilmatelier op zijn duimpje, getuige zijn beschrijving van de activiteiten en de rituelen. Het wachten is op de directie die eindelijk om half twaalf die ochtend aankomt: ‘vlug stapten beide firmanten, twee pientere zaken-joodjes, en de regisseur uit en hielpen gedrieën zeer beleefd en behoedzaam de “Star”, die krijt-bleek kwijnend, zich bijna de auto uitdragen liet’. Ze was ziek van ‘den roes nog van laat-nachtelijke orgieën vol champagne en erotische excessen’. Er volgt wederom een uitgebreide beschrijving van de opnamen met diva Ilona tot haar plotselinge, raadselachtige dood op de set.
Coen Hissink als de jonge Syriër in het toneelstuk Salomé van Oscar Wilde (1917).
In het tweede en laatste hoofdstuk gaat de hoofdpersoon met twee elektriciens, personeel op de filmset, zijn verdriet verdrinken. Hij had beiden na het drama met de ‘Star’ in het filmatelier voorgesteld naar de stad te gaan, waar ze eerst wat aten in een ‘Kindl’ aan de Kudamm en vervolgens een zijstraat ingingen naar een ‘Schwüle Diele’. ‘Vlak langs hem heen, door de lengte van