De Parelduiker. Jaargang 20
(2015)– [tijdschrift] Parelduiker, De– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 64]
| |
Trends zetten door: C.O. Jellema en Geerten MeijsingDeze rubriek signaleerde het al eerder: C.O. Jellema (1906-2003) is een favoriet van het marginale circuit. Allerlei uitgeverijen spelen mee maar de bezorger blijft dezelfde: literair erfgenaam Gerben Wynia. De Avalon Pers komt nu met Drie gedichten vol Oostenrijkse zwaarmoedigheid van Christine Lavant (1915-1973): de Duitse tekst met drie ongepubliceerde vertalingen van Jellema (later dit jaar meer over deze schrijfster in De Parelduiker - red.). Wynia tekent ook voor de brievenbundel Selbstfindung die inmiddels bij Flanor is herdrukt. Ik zag niet eerder zo'n omvangrijke Duitse brievenuitgave van een Nederlands auteur. Het is de vraag of Jellema het boek zelf had gewenst. Kort voor zijn dood vroeg hij de adressant, de Duitse theoloog Hans-Hermann Röhrig, zijn brieven terug, waarna Wynia ze in de nalatenschap niet meer aantrof. De uitgave is gemaakt op grond van fotokopieën uit Röhrigs bezit. Jellema kende de Duitser van zijn Amsterdamse theologiestudie. Hij was negentien, gaststudent Röhrig vijf jaar ouder. In 1958 zwaait Jellema om naar de studie Duits: ‘Weet je, ook de praktische kant van een pastorie zou mij niet gelegen hebben, het onregelmatige, enigszins zwevende ervan.’ Ontevredenheid met zichzelf blijft een hoofdthema bij Jellema. In 1959 biecht hij Röhrig op dat hij homoseksueel is. Het schaadt de vriendschap niet, ook niet als Röhrig een gezin opbouwt. Pas veertig jaar later bekent Jellema dat hij hevig verliefd op hem was. De kern van de briefwisseling ligt in de voor Jellema cruciale jaren 1960-1961. Het is de tijd dat hij een mislukte poging doet met een vrouw te leven. Hij gaat ook werken als leraar Duits, debuteert als dichter en zijn vader sterft. Debuteren lost eenzaamheid niet op: Jellema gaat gebukt onder ‘het dreigende vermoeden dat mijn gedichten weinig mensen aanspreken - misschien heb ik te veel ervan verwacht, van het contact met de lezer’. Over literatuur en troebelen op school en universiteiten horen we niet veel. Jellema houdt vooral monologen: ‘Egocentrisch als ik ben, is deze brief meer een preek voor mezelf geworden dan een brief aan jou’. Zo is er een massa ‘Materialien zum Leben und Werk’ van Jellema bijgekomen. Een tweede held onder kleine uitgevers | |
[pagina 65]
| |
C.O. Jellema in 1967 (coll. Gerben Wynia).
blijft Geerten Meijsing (1951). De Korenmaat komt met een supplement op de eerder (De Parelduiker 2014/3) gerecenseerde uitgave Boedelbeschrijving: dagboeknotities van een vakantie in het Italiaanse Caviano in 1975 waarin de cultauto Citroën ds 21 met zijn grillen een hoofdrol speelt. Steeds weer nieuwe persen ontfermen zich over Meijsing, wiens werk al jaren niet meer in de boekwinkel ligt. Nu dient Boktor zich aan. De toetssteen is een handzaam boekje in rode linnen band. Het bevat de tekst die Meijsing, aldus het colofon, schreef voor het programmaboekje van Opera Trionfo, die eind 2011 Rossini's La pietra del paragone op de planken bracht. Het is Meijsing wel toevertrouwd de lezer voor deze opera warm te maken. De Avalon Pers biedt al jaren onderdak aan kerstverhalen van Meijsing, zo ook voor Dingen die nog te doen zijn. Ex-vrouw, dochter, vader, moeder, zuster en broer zijn ijkpunten voor een kerstcauserie waarin Meijsing zich, ondanks een onthecht bestaan op een Siciliaanse huurkamer, als familieman profileert. Het lijkt geen toeval dat hij ook een libretto van Rossini citeert.
C.O. Jellema, Brieven aan Hans-Hermann Röhrig 1955-1996. Nijmegen: Flanor, 2014. 326 p. € 25 (Beijenstraat 30 6521 ec Nijmegen. uitgeverijflanor@gmail.com). Christine Lavant, Drie gedichten met vertalingen door C.O. Jellema. Woubrugge: Avalon Pers, 2014. 16 p. 80 ex. (Leidse Slootweg 4, 2481 kh Woubrugge. avalonpers@het net.nl). Geerten Meijsing, Boedelbeschrijving: supplement september 1975. Haarlem: de Korenmaat, 2014. 22 losse blaadjes. 75 ex. € 9 (Pb. 3316, 2001 dh Haarlem info@hofvanjan.nl). | De toetssteen. Utrecht: Boktor, 2014. 15 p. 72 ex. € 35 (Oude Gracht 234, 3511 nt Utrecht. info@hinderickxenwinderickx.nl). | Dingen die nog te doen zijn. Kerstverhaal. Woubrugge: Avalon Pers, 2014. 22 p. 98 ex. € 40. | |
Wolfgang Frommel en Herengracht 51Stefan George (1868-1933) is in Nederland misschien nog het bekendst bij filmfans: Fassbinders sinistere komedie Satansbraten (1976) draait om schrijver in crisis Walter Kranz die zich met deze dichterssfinx identificeert. Gedichten van George worden vooral nog vanuit ‘Forschungsinteresse’ gelezen maar óver hem leest men graag, althans in Duitsland. Dat blijkt uit het succes van twee boeken: de biografie Stefan George: Die Entdeckung des Charisma (2007) van Thomas Karlauf en Kreis ohne Meister: Stefan Georges Nachleben (2009) van Ulrich Raulff. In Nederland leidden deze publicaties niet tot recensies, hoewel daarvoor via Georges vriendschap met Verwey en de verwikkelingen rond de Am- | |
[pagina 66]
| |
Wolfgang Frommel, geschilderd door Max Beckmann, 1949 (detail).
sterdamse George-sekte Castrum Peregrini alle aanleiding was. Uit de biografie weten we dat jonge ‘uitverkorenen’ in Georges ‘Kreis’ te maken kregen met pederastie. Het resultaat was onderwerping. Raulff vertelt wat na Georges dood met zijn aanhangers gebeurde. Weinig aandacht heeft hij voor de Amsterdamse kring rond de Duitse dichter Wolfgang Frommel (1902-1986) en het tijdschrift ‘in het teken van Stefan George’ Castrum Peregrini (1951-2007). Frommel had George dan ook maar één keer kort ontmoet. Hij woonde sinds 1942 bij kunstenares Gisèle van Waterschoot van der Gracht (1912- 2013) op Herengracht 51 en bood onderdak aan joodse onderduikers. Het verhaal is bekend, vooral uit memoires van Claus Victor Bock (Untergetaucht unter Freunden, 1985) en Friedrich W. Buri (Ich gab dir die Fackel im Sprunge, 2009). Castrum Peregrini kwam voort uit deze groep vol onderlinge verafgoding. Daarbuiten bleef de poëzie van Frommel en Nederlandse leerlingen als Vincent Weyand en Corrado Hoorweg onbekend. Hetzelfde gold voor de novicen van George zelf: vandaar de boektitel Kreis ohne Meister. Claus von Stauffenberg deed nog het meest van zich spreken: niet door poëzie maar de mislukte aanslag op Hitler. Een kijkje in de wereld van Castrum Peregrini geeft Entfernte Erinnerungen an W. van Joke Haverkorn van Rijsewijk (1935) die trouwde met een neef van Frommel. Via Gisèle kwam ze midden jaren vijftig als vakantiewerkster op Herengracht 51 waar ze een ondoorzichtige, onheilspellende sfeer aantrof die zowel angst als nieuwsgierigheid opriep. Prachtig beschrijft ze hoe spanning wordt opgebouwd rond het bezoek van Ernst Morwitz, een vriend van George die zo aan zijn meester was onderworpen dat hij, zoals Raulff vertelt, zijn as op diens Zwitserse grafsteen liet uitstrooien. Frommel ensceneerde het als een staatsbezoek aan zijn poëtisch rijk. Later ging Haverkorn van Rijsewijk als weefster samenwerken met Gisèle en richtte in 1956 weverij De Uil op. Ze had meer met Gisèle te maken dan met Frommel maar kwam in zijn ban. Achteraf vraagt ze: ‘Was hij werkelijk een dichter, een kunstenaar?’ Haverkorn van Rijsewijk kreeg een functie in Frommels sekte: ze was niet Joke maar Peregrina en moest voor Frommel een droom van een jong meisje, Liselotte, verwezenlijken. Dit joodse meisje was kort na de bevrijding met Frommel in zee gaan zwemmen en verdronken. Nu vormde haar nagedachtenis een hoeksteen in Frommels ‘droombeeld van een vriendengezelschap’, zoals George een doodscultus opbouwde rond de jong gestorven ‘Maximin’. Frommel opereerde als tovenaar: ‘Ik was, zonder het te merken, midden in zijn toverkring beland.’ Hij verstond de kunst ongemerkt en onverwacht te verschijnen en verdwijnen en omstanders in | |
[pagina 67]
| |
het ongewisse te laten over zijn plannen en bedoelingen. Over Frommel, die onder meerdere persoonlijkheden optrad en zijn kleding voortdurend wisselde, zegt ze eigenlijk niets positiefs. Hij komt naar voren als een beklemmend opdringerige en pretentieuze figuur wiens talent meer in het overrompelen van anderen dan in eigen kunstenaarschap lag. Zijn vele reizen kriskras door Europa hadden niet alleen als doel kopij voor zijn tijdschrift te vergaren maar ook om jongens naar zijn Amsterdamse sekte te lokken. Frommels drijfveer was ‘onstilbaar erotisch verlangen’. Ook had hij gastvrijheid nodig als middel van bestaan. Toch leest het boekje niet als afrekening: de schrijfster poogt vooral haar eigen reacties op Frommel te begrijpen. Haverkorn van Rijsewijk brak nooit definitief met Frommel, hoewel ze genoeg redenen noemt waarom ze dat wel had kunnen doen. Frommel bracht haar meermaals in gevaar en hielp niet als ze dat dringend vroeg: ‘Zijn amusement woog zwaarder dan mijn veiligheid.’ Dit staat niet op zich: in Frommels nabijheid zien we volgens haar jongeren verdrinken en zelfmoordpogingen doen. Het optreden van Frommel, die met zijn lange grijze haren net als George op een oude vrouw ging lijken, leek ondenkbaar zonder het comfortabele onderdak dat Gisèle hem levenslang gaf. Op mindere locatie was er niets van zijn sekte gekomen. Ook de Ommense bankiersweduwe Selina Pierson stopte geld in Frommels projecten. Een elitaire mannengemeenschap draaide op rijke vrouwen die afstand bewaarden en een oogje dichtknepen. Uiteindelijk gaat dit fascinerende boekje niet alleen over Frommel maar over toetreding tot een sekte in het algemeen: je luist erin en komt er moeilijk heelhuids uit. Inmiddels baat stichting Castrum Peregrini Gisèles huis uit als ‘guesthouse’ en organiseert allerlei manifestaties. Het tijdschrift is opgedoekt. Ooit werd de bureauredactie verzorgd door een als vijftienjarige door Frommel naar Amsterdam gelokte Duitser. Ouders zullen ingepompt hebben gekregen dat dit de grootste eer was die zo'n jongen ten deel kon vallen. Het was genoemde Thomas Karlauf die decennia later de George-biografie schreef. Uiteindelijk komt hij op grond van dit boek als enige ‘Meister’ uit Frommels ‘Kreis’ naar voren. Zo'n onverwachte nageboorte kenden Frommels reizen dus ook nog.
Joke Haverkorn van Rijsewijk, Entfernte Erinnerungen an W. Würzburg: Daniel Osthoff Verlag, 2013. 79 p. € 15. (Martinstrasse 19, d-97070 Würzburg. Antiquariat.Osthoff@tonline.de). | |
Heerlense broederschap: Chaim Levano, Leo Herberghs en Toon TeekenUitgeverij Gerards & Schreurs begon in 1986 vanuit Heerlen de Huis clos-reeks: fraai uitgegeven met de hand gezette uitgaven. De uitgeverij opereerde kortstondig maar de reeks, die al gauw op digitale opmaak overschakelde, bestaat na bijna drie decennia nog altijd. Eigenzinnige schrijvers en kunstenaars staan centraal, naast de op afstand herkenbare maar nog altijd verrassende vormgeving van Piet Gerards. Heerlense wortels worden van oudsher niet verloochend, zonder dat dit tot provincialisme leidt. Dat blijkt weer uit Theater Levano, het rijke boek over musicus en theatermaker Chaim Levano (Heerlen, 1928), vergezeld van een dvd met een documentaire film van Kees Hin. Huis clos herdrukt van dichter Leo | |
[pagina 68]
| |
Herberghs (Heerlen, 1924) zijn in kleine kring befaamde traktaat tegen het zwemmen Wie zwemt is keg dat eerder in 1990 in de reeks verscheen. Daarnaast komt de uitgeverij met het ingebonden boekje Portret als dubbelportret van schilder en fotograaf Toon Teeken (Heerlen, 1944). In kleur zijn zo'n 75 portretten afgedrukt van schrijvers, kunstenaars en wetenschappers. Er zitten grote namen bij als Einstein, Wittgenstein en Kafka. Onze literatuur levert Leopold en Kouwenaar. Beide portretten zouden in het Letterkundig Museum niet misstaan.
Camiel Hamans, Ben van Melick, Kees Hin, Theater Levano. Rimburg: Huis clos, 2013. 140 p. € 27,50 | Leo Herberghs, Wie zwemt is keg. 2014. 20 p. 250 ex. € 5 | Toon Teeken, Portret als dubbelportret. 2014. 96 p. 250 ex. € 37,50 (Broekhuizenstraat 53 6374 LJ Rimburg. info@uitgeverijhuisclos.nl). | |
Elsschot, Kees Fens en ‘Het huwelijk’‘Altijd botsen bij Elsschot Laarmans en Boorman - het weke hart en het koude verstand -, en hun botsing heeft het komische effect dat tranen in de ogen brengt en dat die weemoedige lach voortbrengt die eigen is aan de ware humor’. ‘In Kaas zien wij de zielige poging van Laarmans om op te klimmen naar de eenzame hoogte van de Boorman’. Kees Fens (1929-2008) schreef deze behartigenswaardige woorden in 1957 in het jezuietenweekblad De Linie. Het was het eerste van zestien stukken die hij tot 2005 over Elsschot schreef. Het Willem Elsschot Genootschap, onvermoeibaar zondagsuitgever van professioneel ogende Elsschotiana, bundelt ze in Een leven lang Elsschot met een nawoord van bezorger Koen Rymenants. Alleen al als becommentarieerde bloemlezing van citaten is dit een leuk boekje. We zien Fens veranderen: van alle diepzinnigheden die hij in 1965 in Merlyn aan Het Dwaallicht toedichtte, vindt hij in 2004 niets terug. In een charmant vierkant boekje ontfermt De Bucheliuspers zich over Elsschots gedicht ‘Het huwelijk’ en Duitse, Franse en Engelse vertalingen ervan. Daaruit komt de regel ‘Ik moet de schimmel van mijn stramme voeten wassen’. Kees Fens, zuinig met persoonlijke noten, memoreert dat hij in 1960 op een sollicitatiegesprek bij dagblad De Tijd de vraag kreeg van wie die regel was. Met het goede antwoord was hij meteen aangenomen.
Kees Fens, Een leven lang Elsschot. Antwerpen: Willem Elsschot Genootschap, 2014. 87 p. € 15 (willemelsschotgenootschap@telenet.be). Willem Elsschot, Het huwelijk. Ehe. Le marriage. Marriage. Utrecht: De Bucheliuspers, 2014. 18 p. 50 ex. € 25 (Oude Kamp 14 3512 kh Utrecht. arjaanvannimwegen@gmail.com). |
|