maar bij het daaropvolgende gevecht op de sabel sloeg Multatuli de man een vinger af.
Naast zijn onderzoek naar de voormalige assistent-resident verdiept Rouffaer zich onder meer in de geschiedenis van Nederlands-Indië en brengt hij verschillende bezoeken aan plantages die hem veel interessante informatie opleveren. Kennelijk maakt hij geen enkele haast met het verzamelen van nog meer getuigenissen over Multatuli. Hij verwacht dat de schrijver nog dermate vitaal is dat hij hem ergens in de loop van 1890 in Nieder-Ingelheim het boek met zijn bevindingen kan overhandigen.
Dat blijkt echter een tragische misrekening. In Ambarawa (Midden-Java) ontvangt hij op 23 februari 1887 het bericht dat Multatuli vier dagen eerder is overleden.
De belangrijkste getuigenissen die Rouffaer vastlegt, hebben betrekking op Multatuli's conflict als assistent-resident van de afdeling Lebak met de Indische regent en zijn eigen superieuren. Al spoedig valt het Rouffaer op dat het op feiten gebaseerde oordeel van de betrokkenen vaak sterk afwijkt van de weergave door de gewezen bestuursambtenaar.
Zo blijkt het beleid van de door Multatuli zwaar verguisde gouverneur-generaal A.J. Duymaer van Twist over het algemeen juist bijzonder gewaardeerd te zijn. De kritische theeplanter Karel Holle kwalificeert hem als een van de weinige eerlijke gouverneurs-generaal. Hij roemt de landvoogd voor zijn besluit om de ‘hoogst onbillijke’ pasarbelasting af te schaffen, een heffing die uiterst nadelig was voor de inheemse handelaren. Van Twist dreef dat besluit zelfs door tegen de zin van zijn superieuren in Den Haag.
Gerret Pieter Rouffaer op dertigjarige leeftijd (Koninklijk Instituut voor Taal-, Land- en Volkenkunde, Leiden).
Anders dan Multatuli beweerde legde hij ook wel degelijk straffen op aan inheemse hoofden die zich jegens de bevolking misdroegen. Dat gebeurde onder meer in augustus 1851 bij de regent van Kendal en enkele van diens wedana's (districtshoofden). In de kwestie Lebak liet hij zelf een onderzoek uitvoeren dat leidde tot het ontslag van enkele lokale hoofden en tot een ernstige vermaning voor de regent. Ook Aquasie Boachi, de eerste zwarte mijningenieur in de kolonie, noemt Van Twist tegenover Rouffaer een bestuurder met overtuiging en karakter.
De getuigenissen over C.P. Brest van Kempen, de resident van Bantam waaronder Multatuli's afdeling Lebak ressorteerde, blijken zonder uitzondering positief. Een