De historie van Partinoples, grave van Bleys
(1962)–Anoniem Historie van Partinoples, grave van Bleys, De– Auteursrechtelijk beschermdHoe de Grave ten steeckspele rijdende, verselschapte metGa naar voetnoot1 eenen Moor.
| |
[pagina 49]
| |
door eenen anderen wech eenen Ridder met dry knechten ende twee muylenGa naar voetnoot1, daer af den eenen sijn tente droeg, ende anderen victalieGa naar voetnoot2. Desen Ridder was een Moor Gaudijn de Reuse geheeten, die oock tenselven steeckspele reysde. Als sy by een
quamen groeten sy malkanderen, ende Gaudijn vraeghde den Grave, oft hy kersten of heyden ware: ick ben kersten antwoorde de Grave. Waer reysdy ende hoe is uwen naem? vraechde Gaudijn. Ick reyse ten steeckspele, antwoorde de Grave, ende Partinoples is mijnen naem. Is dat waerachtich, sprack Gaudijn, soo begheer ick met u te reysen, want ick van uwer vromicheyt ghehoort hebbe. Hoe soude ick u gheselle sijn, antwoorde de Grave, want ick niet meer en heb dan ghy hier siet, noch oock gheen teer gheltGa naar voetnoot3. Ick heb ghenoech voor ons allen, sprack Gaudijn. Tis dry daghen gheleden dat ick uyt Damasco reysde seyde de Grave, ende binnen die dry dagen en heb ick niet dan kruyt gegeten, ende water ghedroncken. Gaudijn dat hoorende, dede terstondt | |
[pagina 50]
| |
t'eten ende te drincken langen, ende maeckten onderlinge goede ciereGa naar voetnoot1. Als sy wel ghegeten ende gedroncken hadden sijn sy ghereden tot een groote Rotzse neven 't Casteel van 't Gulden hooft, daer stelden sy hun Tente, ende rusten dien naght met blyschap. Des anderen daechs sant Gaudijn eenen Pagie ter plaetsen daer dit steeckspel was, om te siene, hoemen dat ordineerde, 't welck de Pagie also dede: ende als hy daer geweest hadde, seyde hy tot sijnen Meester ende den Grave: Mijn Heren, men maect een groot hooch houten TanneelGa naar voetnoot2, daer de Keyserinne met haer suster ende Joncvrouwe op sitten sullen, om het steecspel te sien, met oock de seven Koningen des Rijcx als rechters om tvonnisse vande selven steeckspele te geven. |