Jaarboek Multatuli 2018
(2018)– [tijdschrift] Over Multatuli– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 91]
| |
In de media
| |
AlbatrossenG.K. van 't Reve liet zich in het tv-programma Spiegelgevecht om woorden ontvallen dat Multatuli net als W.F. Hermans weliswaar ‘een groot talent’ had maar dat dit samenging ‘met een onrijp gebruik daarvan in de maatschappij’, zo schreef de Volkskrant 8 maart 1962. De opmerking had een beerput kunnen opentrekken maar dat was kennelijk niet de bedoeling van het programma, waarin enkele schrijvers onder leiding van H.A. Gomperts de grootheid van Multatuli bespraken. Gomperts ging er niet op in. Hij wimpelde een discussie over het maatschappelijk optreden van beide grote schrijvers elegant af met een citaat van Baudelaire over de albatros ‘wiens reuzenvleugels hem verhinderen te lopen’, aldus de krant. | |
Open plek in barbarenbosZelf wist Hermans volgens de Volkskran 12 april 1962 niet ‘of zijn Nederlands zo goed was als dat van Multatuli’ maar hij vond in ieder geval ‘dat Multatuli de enige was die eigenlijk goed Nederlands heeft geschreven.’ Volgens Het Parool 30 maart 1979 had Hermans met zijn grote voorbeeld Multatuli ‘natuurlijk veel meer gemeen dan zijn schrijverszorgvuldigheid’, namelijk ‘het typisch Multatuliaanse thema’ van ‘de strijd tegen de Hollandse opgeblazenheid’ dat ‘sinds Multatuli nooit meer met zoveel talent en animo gehanteerd is als door W.F. Herman s’. Ook NRC Handelsblad 7 maart 1975 ziet beiden als schrijvers van de buitencategorie. De krant constateert dat ‘literatuur van uitzonderlijk niveau’ het in Nederland van oudsher moeilijk heeft. ‘Dat heeft Multatuli gemerkt, dat ondervond Couperus, dat wisten Du Perron en Ter Braak en dat weten Van het Reve en W.F. Hermans. Die literatuur, en de invloed op de omgeving die ervan uitgaat, kunnen alleen gedijen op een open plek in het barbarenbos.’ | |
[pagina 92]
| |
Realisme van de kelderIn een recensie in Algemeen Handelsblad 8 mei 1954 van De grote zaal van Jacoba van Velde onder de titel ‘Goed Nederlands realisme’ ziet de recensent Hermans eveneens als realist omdat hij ‘als romancier een net niet voldoende bezeten nakomer van Multatuli’ zou zijn. Hij herkent dat realisme in de hele Nederlandse letteren: ‘gracieus gespeeld bij Hooft, barok versierd bij Vondel, vol levendige schilderachtigheid bij Bredero. Ook na de tweede wereldoorlog blijft het Hollandse realisme zegevieren. Simon van het Reve, wiens storm in een glas water (De Avonden) al weer is bezonken, presenteerde copieerlust van de onlust; zij blijven in contrast met Multatuli allemaal ‘doodgewone Hollandse realisten’. Ook de Heerenveensche Koerier 24 december 1951 is van mening dat Hermans zich niet laat vergelijken met Multatuli. ‘De grote bezieling, die eerdere perioden heeft gekenmerkt, ontbreekt. Zij was aanwezig bij Multatuli, die in zijn drang naar waarheid en gerechtigheid storm liep tegen kerk en staat; zij leefde nog bij de tachtigers. Maar de na-oorlogse tijd kent haar niet meer. De idealen zijn uitverkocht.’ De psychologie die nu ‘geperfectioneerd is tot het uiterste’ kan geen soelaas bieden maar heeft ‘een nieuw soort realisme geschapen’. Waar het oude ‘realisme van de vloer’ was, kun je het nieuwe ‘van de kelder’ noemen, dat ‘bij W.F. Hermans vastloopt in het labyrinth der seksuele afwijkingen.’ | |
Hermans overtroffenDe Leeuwarder Courant 8 januari 1972 schrijft over Ginds. Hollandse schetsen (1971), een reisreportage over Multatuli's huis in Nieder-Ingelheim door Eelke de Jong. Volgens de recensent overtreft ‘deze Multatuli-ontmoeting-in-de-geest’ een gelijksoortige over Multatuli van W.F. Hermans, ‘al zullen diens fans dat natuurlijk nooit geloven.’ Hij doelt op Hermans ‘Hotel Multatuli’ in Het sadistisch universum (1964). | |
StuivelingmuseumIn nrc Handelsblad 8 juni 1984 bespreekt W.F. Hermans Multatuli's Volledige Werken deel 16 bezorgd door Stuiveling heel kritisch: ‘Ik ben ook benieuwd wat latere onderzoekers in het toekomstige Stuivelingmuseum voor verrassingen zullen beleven. De kans lijkt me niet denkbeeldig dat een liefhebbende, maar schennende hand in de (toch overgeleverde, hoop ik) schoolrapporten van de hooggeleerde hier en daar een stukje onleesbaar zal hebben gemaakt. Niet alleen z'n cijfers voor latijn, ook andere. “St. George d' Elmina” wordt op blz. 99 nader beschreven als “St. George op Elmina” (...). Zie Elmina Winkler Prins’. Een erg sterke noot kan ik ook dit niet vinden. Bij controle blijkt dat ‘Elmina Winkler Prins’ (laten we maar aannemen dat de Winkler Prins Encyclopedie daarmee bedoeld wordt, ook al wordt daarvoor geen enkele aanwijzing gevonden in de door Stuiveling geciteerde tekst) geen woord zegt over ‘op’ Elmina. Stuiveling had een en ander niet stilzwijgend mogen laten passeren. Neen, Garmt. Al is het dan maar de enige keer dat er naar ‘Winkler Prins’ op die manier verwezen wordt, zich tevreden stellend met een gedeeltelijk zo gemakzuchtige en gedeeltelijk twijfelach- | |
[pagina 93]
| |
tige uitleg als deze, kan de tekstbezorger ook voor geschiedenis en aardrijkskunde geen hoge cijfers in de wacht slepen.’ | |
Hermans ofwel MultalegiLaurens Ham recenseert in ‘Een onontgonnen goudmijn’ (http://www.dereactor.org/home/detail/een_onontgonnen_goudmijn/, 9 mei 2014) Willem Otterspeers biografie van Hermans, De mislukkingskunstenaar, en merkt over Hermans en Multatuli het volgende op: ‘In een correspondentie met Pieter Cornelis Meyners, een vriend van zijn ouders, schrijft de puber Wim Hermans iets opmerkelijks. “O, ik heb veel gelezen en overdacht. Ik heb weer stof tot veel brieven in voorraad. Ik heb weer vele nieuwe denkbeelden en verlang niets meer dan ze weer aan de uwe te toetsen.” Je hoeft niet heel veel Multatuli gelezen te hebben om te zien dat Hermans (laten we hem voor de gelegenheid “Multalegi” noemen) hier de grote schrijver praktisch naschrijft; die noteerde bijvoorbeeld in de bekende “Brief aan Kruseman” dat hij “zwanger” van denkbeelden was. Meyners had de veel jongere Wim dan ook met deze schrijver kennis laten maken. Is dit een Multatuli-pastiche of zelfs een parodie, vooruitlopend op de tegelijk lovende en meewarige manier waarop Hermans later over zijn held zal schrijven? Otterspeer blijft stil en merkt honderden pagina's later ook niet op dat Hermans als volwassene nog steeds met multatuliaanse thema's bezig is: hij schrijft dezelfde Meyners dan een brief over zijn afkeer van martelaarschap, en het is juist de martelaarshouding van Multatuli die hij altijd zal bekritiseren.’ |
|