Jaarboek Multatuli 2018
(2018)– [tijdschrift] Over Multatuli– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 60]
| |||||||||||||||
Boeken van en over Multatuli
| |||||||||||||||
[pagina 61]
| |||||||||||||||
kening en datum van aanschaf genoteerd op de titelpagina, zijn onderdeel van Hermans' nagelaten bibliotheek, in het bezit van de erven Hermans. | |||||||||||||||
Lezen om te schrijvenHermans' bibliotheek is recentelijk beschikbaar gekomen voor het onderzoek dat plaatsvindt in het kader van de uitgave van Hermans' Volledige Werken.Ga naar eind3 De nagelaten collectie is allerminst compleet: onder andere bij zijn verhuizing naar Parijs in 1973 deed Hermans afstand van ‘ongeveer de helft van mijn bibliotheek’,Ga naar eind4 waaronder het grootste deel van zijn verzameling Nederlandse literatuur en zijn boeken over geologie. Desalniettemin vertegenwoordigt de bibliotheek met nog enkele duizenden titels een ‘wereld die rekening met hem hield’, een wereld waarin Hermans zich, omgeven door geestverwanten, thuis kon voelen en waarmee hij - via onderstrepingen en marge-aantekeningen in de boeken die hij las - constant in dialoog was. Daarmee is Hermans’ bibliotheek een buitengewoon interessant domein voor verder onderzoek. Want, zoals Dirk Van Hulle en Mark Nixon dat benadrukken in hun recente inventarisatie van de bibliotheek van Samuel Beckett, de schrijversbibliotheek representeert ‘not only the material manifestation of knowledge, but also the labyrinthine world of creation’.Ga naar eind5 Binnen die context zijn de aantekeningen in de romans van Faulkner interessant, alleen al vanwege het feit dat Faulkner bij Hermans’ terugkeer uit Canada een van de eerste internationale auteurs was waarover hij, in Litterair Paspoort van april 1949, ging schrijven.Ga naar eind6 In algemene zin vormen de boeken en de leessporen die Hermans daarin naliet een welkome aanvulling op andere bronnen die blijk geven van hetgeen Hermans las, zoals zijn notitieboekjes uit de oorlogsjaren, waarin Hermans door hem gelezen (en te lezen) boeken tot in detail opsomde.Ga naar eind7 Daaruit blijkt bijvoorbeeld dat Hermans in de oorlogsjaren al het nodige werk van en over Multatuli bestudeerde. Onder zijn eigen naam E. Douwes Dekker prijkt Multatuli ook op Hermans' lijstje, voorin het notitieboekje met aantekeningen vanaf 26 januari 1941 tot in 1946, van ‘boeken die mij het meest getroffen hebben, resp. “openbaringen” waren en “vereerde” schrijvers’. Multatuli behoorde, met Franz Kafka en Louis-Ferdinand Céline, tot de schrijvers die Hermans zijn leven lang zou blijven (her)lezen. Bij Céline was dat herlezen een bijna continu proces: zijn Voyage au bout de la nuit las Hermans bijvoorbeeld, zo laat het notitieboekje zien, twee keer achter elkaar aan het eind van 1941, opnieuw in maart 1943, en Hermans zou de roman over een reeks van jaren blijven herlezen: in februari 1955 schrijft hij aan Gerard Reve weer begonnen te zijn ‘aan de jaarlijkse herlezing van Voyage au bout de la nuit’.Ga naar eind8 Maar ook Hermans' bibliotheek biedt hier waardevolle informa- | |||||||||||||||
[pagina 62]
| |||||||||||||||
Boeken van en over Multatuli van Guido Douwes Dekker die in handen van Willem Frederik Hermans terechtkwamen (Archief W.F. Hermans, Literatuurmuseum).
| |||||||||||||||
[pagina 63]
| |||||||||||||||
tie, met onder andere twee exemplaren van Célines roman Nord. In de ‘édition définitive’, verschenen bij Gallimard in 1964 en in mei 1965 door Hermans aangeschaft, markeerde hij met nadruk de zinsnede ‘du moment que vous êtes haï, ardemment recherché, par millions millions d'étripeurs, vous savez plus qu'un seul recours: plus jamais dormir!’Ga naar eind9 Korte tijd komt Nooit meer slapen voor het eerst als titel voor van de roman die Hermans dan al sinds 1962 aan het schrijven is,Ga naar eind10 waarmee expliciet een verbinding gelegd kan worden tussen lezer en schrijver. Voor Hermans geldt dan ook bij uitstek de uitspraak van Samuel Johnson die Van Hulle en Nixon als motto aan de introductie van hun Beckett-boek vooraf laten gaan: ‘The greatest part of a writer's time is spent in reading in order to write. A man will turn over half a library to make a book.’Ga naar eind11 De nauwe verwevenheid van lezen en schrijven blijkt overduidelijk uit de Multatuli-bibliotheek van Hermans, die gedeeltelijk afkomstig is van de erven Multatuli. In het kader van zijn voorbereidingen voor de biografie De raadselachtige Multatuli (1976)Ga naar eind12 correspondeerde Hermans vanaf augustus 1975 met Niels A. Douwes Dekker, de zoon van Guido Douwes Dekker. Deze G.M.G. Douwes Dekker was de kleinzoon van Multatuli's broer Jan Douwes Dekker. Op Hermans' verzoek om informatie voor zijn biografie meldt Guido Douwes Dekker dat het meeste materiaal waarover hij eerder beschikte al bij het Multatuli Museum is, maar dat hij nog wel ‘een door mijn vader nagelaten zware kist met boeken van en over Multatuli’ bezit.Ga naar eind13 Wegens een ophanden zijnde verhuizing zoekt Douwes Dekker een goede bestemming voor dit materiaal, en hij denkt daarbij aan het Multatuli museum. Hermans oppert voorzichtig een ander idee: ‘Haast had ik u daarom voorgesteld de kist maar aan mij af te staan, ik zou hem dan bij u kunnen laten ophalen. Hij zou toch in elk geval na mijn dood in het Multatuli-museum of een dergelijke instelling terechtkomen, maar ik ben bang dat dit voorstel u te ver gaat.’Ga naar eind14 Maar Hermans krijgt wat hij wil. Kort daarna is hij in de gelegenheid om Douwes Dekker bij hem thuis in Nederland te bezoeken, en ontfermt hij zich over de Multatuli-collectie. Later die maand ontvangt Douwes Dekker een overzicht van het door Hermans meegenomen materiaal.Ga naar eind15 | |||||||||||||||
‘Er zijn mooie deeltjes bij’In een brief aan Rob Delvigne kort na het verschijnen van De raadselachtige Multatuli meldt Hermans naar aanleiding van de recensies op zijn boek dat hij van plan is nog een supplement te gaan schrijven, ‘waarin ik o.a. de polemieken zal opnemen en ook wat meer verwijzingen naar de bronnen. Die zijn nu wèl een beetje àl te willekeurig (de ene keer wel en de andere niet) en bovendien een paar keer, | |||||||||||||||
[pagina 64]
| |||||||||||||||
door vergissingen, onjuist. / Het is wel een handicap zo ver van Nederland met zoiets bezig te zijn. Ik snap niet hoe Du Perron ‘De Man van Lebak’ op Java heeft kunnen schrijven, maar misschien was daar wel een goede bibliotheek, toch.’Ga naar eind16 Voorjaar 1977 komt de kwestie opnieuw aan de orde, waarbij Hermans zelf met een verklaring komt: ‘Het was zeer dom van mij dat niet te snappen, omdat ik papieren in mijn bezit heb, waaruit blijkt hoe het hem gelukt is zich te documenteren. Hij was namelijk bevriend met Guido Douwes Dekker, die toen in Bandoeng woonde en een zeer uitgebreide Multatuli-verzameling bezat, al opgezet door zijn vader August D-D. Ik bezit (en bezat ook toen ik je dat schreef al) de laatste resten van die bibliotheek, mij afgestaan door de zoon van Guido, Niels A. Douwes Dekker. // Er zijn mooie deeltjes bij, nog uitgegeven door d'Ablaing van Giessenburg, aangetast door de tropische mieren en gebonden in kalfsleer.’Ga naar eind17 Daarmee doelde Hermans op de eerste uitgave van Multatuli's Ideën, waarvan alle zeven delen zich, afwisselend in een eerste, tweede of derde oplage, in de bibliotheek bevinden. W.F. Hermans verdedigt Multatuli. Tekening door Siegfried Woldhek, voor het eerst gepubliceerd in: Vrij Nederland 29 mei 1976.
| |||||||||||||||
[pagina 65]
| |||||||||||||||
Uitgave van Multatuli's Aleid met envelop en lakstempel (Archief W.F. Hermans, Literatuurmuseum).
Ook de eerste, door Multatuli's weduwe Mimi Hamminck-Schepel bezorgde uitgave van de Verzamelde werken (Amsterdam. Elsevier, 1888-1889), maakt deel uit van de collectie, evenals de eerste zelfstandige verschenen uitgave van De geschiedenis van Woutertje Pieterse (Amsterdam. Elsevier, 1890). Beide titels waren afkomstig uit de bibliotheek van Auguste H.E. Douwes Dekker. Uit diens collectie zijn ook de door de Gebr. E. & M. Cohen uitgegeven derde drukken van Millioenen-studien (Nijmegen, 1889), Duizend-en-eenige hoofdstukken over specialiteiten (Nijmegen, 1890), en Nog eens: Vrije arbeid in Nederlandsch-Indie (Nijmegen, 1890) afkomstig. Guido Douwes Dekker breidde de collectie van zijn vader fors uit, met onder andere de vanaf 1906 bij Elsevier verschenen derde druk van de ‘Garmond’-editie van de Verzamelde Werken. Eveneens afkomstig uit zijn bezit is E. du Perrons exemplaar van Max Havelaar, blijkens een aantekening op het schutblad in 1938 ‘Als vergoeding van mijn bij hem zoek geraakt ex. door Eddy Du Perron afgestaan aan G.M.G. Douwes Dekker’. Max Havelaar is prominent in Hermans' bibliotheek aanwezig. Die bevat onder andere twee exemplaren van de eerste druk, alsook exemplaren van de tweede, derde en vierde druk. Ook de eerste, in 1868 verschenen Engelse vertaling | |||||||||||||||
[pagina 66]
| |||||||||||||||
door Alphonse Nahuijs, Max Havelaar, or the Coffee auctions of the Dutch Trading Company (Edinburgh. Edmonston and Douglas, 1868) had Hermans in zijn bezit, evenals de door Édouard Mousset vervaardigde Franse vertaling Max Havelaar, ou les Ventes de Café de la Société Commerciale Néerlandaise / Multatuli. (Bruxelles. Éditions de la Toison d'Or, 1944), die Hermans nog in de jaren negentig kocht. De van de erven Douwes Dekker afkomstige boeken vormen niet de enige directe lijn tussen Hermans en Multatuli. In een exemplaar van het onvoltooid gebleven blijspel Aleid (Amsterdam. Wereldbibliotheek, 1912) bevindt zich in een aparte envelop een afdruk van een lakstempel, afgescheurd van een door Multatuli verstuurde brief. Die had ‘Oom P.C.’ Meyners, huisvriend van Hermans' ouders die een nog heel jonge Hermans al in de vroege jaren dertig op Multatuli had geattendeerd,Ga naar eind18 nog persoonlijk van Multatuli's weduwe Mimi gekregen, zoals Hermans in een toelichting in handschrift op achterkant van de envelop meldde: ‘Afdruk van Multatuli's lakstempel. Ik heb die indertijd van Oom pc gekregen, die hem gekregen had van Mimi.’ | |||||||||||||||
Studies over MultatuliDe bibliotheek bevat ruim honderd secundaire publicaties over Multatuli, veelal met aantekeningen van Hermans. Een deel van de boeken is afkomstig uit de schenking van Guido Douwes Dekker. Tot de oudste uitgaven in de collectie behoren Conrad Busken Huet Multatuli (Amsterdam. C. van Helden, 1867), Félix Batel, ou la Hollande à Java van Jules Babut (La Haye. Belinfante Frères etc, 1869), Th. Swart Abrahamsz' Eduard Douwes Dekker (Multatuli): eene ziektegeschiedenis (Amsterdam. Tj. van Holkema, 1888) en de reactie daarop van F. van der Goes, Dr. Swart Abrahamsz over Multatuli (Amsterdam. W. Versluys, 1888). Van de Persoonlijke herinneringen van Rudolf Charles D'Ablaing van Giessenburg (Amsterdam. F. van Rossen, 1904) bevinden zich twee exemplaren in de bibliotheek. Van J.B. Meerkerk, Multatuli. Eene karakterstudie (Groningen. P. Noordhoff, 1900) is ook de herziene uitgave uit 1912 aanwezig, evenals P.M.L. de Bruyn Prince, Officiële Bescheiden betreffende de dienst van Multatuli als Oost-Indies ambtenaar (Amersfoort. G.J. Slothouwer, 1910) waaraan Meerkerk zijn nieuwe gegevens kon ontlenen. Mogelijk ook afkomstig uit de collectie van de erven Douwes Dekker was de door Julius Pée bezorgde uitgave van de briefwisseling tussen Tine en Stephanie Etzerodt ('s-Gravenhage. Martinus Nijhoff, 1895), al meldde Hermans in zijn recensie van het elfde deel van Multatuli's Volledige Werken eind 1977 dat hij dat al ‘vele jaren’ in zijn bezit had.Ga naar eind19 Tot de andere werken uit de vroegere periode behoren onder meer J. de Gruyter, Het leven en de werken van | |||||||||||||||
[pagina 67]
| |||||||||||||||
Eduard Douwes Dekker (Multatuli) (Amsterdam. Elsevier, 1920) en Lebak en de Max Havelaar van Jhr. W.H.W. de Kock (Den Haag. N.V. Boekhandel v/h W.P. van Stockum & Zoon, 1926). Uit het Multatuli-jaar 1937 zijn de studies van Menno ter Braak (Douwes Dekker en Multatuli. Den Haag. H.P. Leopold), Julius Pée (Multatuli en de zijnen. Amsterdam. Wereldbibliotheek) en J. Saks (Eduard Douwes Dekker. Zijn jeugd en Indische jaren. Rotterdam. W.L. & J. Brusse) aanwezig. Waarschijnlijk had Hermans - zeker bij het werken aan de herziene versie - een groot deel van dit materiaal tot zijn beschikking bij het schrijven van zijn biografie, waarvoor hij zich ook kon documenteren via A.G. Douwes Dekkers, De waarheid over Multatuli en zijn gezin ('s-Gravenhage. W.P. van Stockum & Zoon, 1939) en E. du Perron, Multatuli en de luizen (Amsterdam. Contact, 1940). Deze beide titels, met daarnaast onder andere ook Pée, Multatuli en de zijnen, las Hermans, blijkens zijn aantekeningen in het notitieboekje uit de oorlogsjaren, al in juni 1941. Uit de periode voorafgaand aan de verschijning van Multatuli's Volledige Werken dateren verder nog de uitgave door Julius Pée van de Brieven van Multatuli aan Mr. Carel Vosmaer, R.J.A. Kallenberg van den Bosch en Dr. Vitus Bruinsma (Brussel/Rotterdam. Manteau/Nijgh en Van Ditmar, 1942), Henri Ett, De beteekenis van Multatuli voor onzen tijd (Amsterdam. Breughel, 1947), dat Hermans volgens zijn recensie in 1947 ‘met veel plezier’ las,Ga naar eind20 Du Perron, De man van Lebak (Amsterdam/Antwerpen. Contact, 1949) en Josine W.L. Meyer, Multatuli en Tine (Amsterdam. G.A. van Oorschot, 1950). Uit de periode daarna, tot aan de publicatie van De raadselachtige Multatuli in 1976, bevat de bibliotheek onder meer G. Stuiveling, Multatuli en de welsprekendheid (Groningen-Djakarta. J.B. Wolters, 1952), Gerard Brom, Multatuli (Antwerpen. Het Spectrum, 1958), de Van Oorschot-uitgaven De onuitputtelijke natuur van F.W. Junghuhn (Amsterdam, 1966) en Rob Nieuwenhuys, Tussen twee vaderlanden (Amsterdam, 1967), evenals P. Spigt, Keurig in de kontramine (Amsterdam. Athenaeum-Polak & Van Gennep, 1975). Ook het in 1970 in Hasselt verschenen, door Stuiveling en Ett samengestelde Multatuli, opgenomen in de reeks ‘Genie en wereld’, met daarin een groot aantal van de door het Multatuli-museum bijeengebrachte foto's die Hermans in zijn eigen biografie wederom zou gebruiken, maakt deel uit van Hermans' verzameling. | |||||||||||||||
Marginalia in de Volledige WerkenHermans' levenslange fascinatie voor Multatuli komt het best tot uiting in zijn exemplaren van Multatuli's Volledige Werken, waarvan hij in ieder geval een aantal van de vroegere delen via zijn uitgever Geert van Oorschot kreeg. Die stuurde hem bijvoorbeeld in april 1955 het eerste deel van Multatuli's Brieven en documen- | |||||||||||||||
[pagina 68]
| |||||||||||||||
ten ‘als troost’, nadat hij besloten had om Hermans' tweede Mandarijnen-brochure niet uit te geven.Ga naar eind21 Bijna alle delen van de Volledige Werken zijn door Hermans fors becommentarieerd, via talloze aanstrepingen en opmerkingen in de marges. Die marginalia werden door Hermans daarbij steeds gedeeltelijk geïndexeerd op de schutbladen voorin de delen, via paginaverwijzingen die vaak werden voorzien van een thematische aanduiding, persoonsnaam of ander steekwoord. De onderstrepingen en marginalia vormen de materiële getuigen van een niet aflatende aandacht voor het leven en werk van Eduard Douwes Dekker, waarbij Hermans (vaak met twee-tot driedubbele aanstrepingen) onder andere een groot aantal, vaak sterk aforistische, passages markeerde, waarvan hij er elf bij wijze van motto vooraf liet gaan aan De raadselachtige Multatuli. Met nadruk aangestreept was bijvoorbeeld Multatuli's uitspraak over Max Havelaar: ‘Hy was eerlyk, vooral waar eerlykheid in het grootmoedige overging, en zou honderden die hy schuldig was, onbetaald laten, omdat hy duizenden had weggeschonken.’ (vw i, p. 81), evenals de passage ‘Myn ongeluk is in Holland geboren te zyn, het land waar slechts één gezag geldt, één geloof, één god: geld!’ (vw xii, p. 300) en Multatuli's opmerking in zijn naschrift bij De bruid daarboven ‘De ware overwinning scheen my te bestaan in een onafgebroken reeks van smartelyke nederlagen.’ (vw iii, p. 547) Een groot deel van de aangestreepte passages zou De raadselachtige Multatuli niet halen: ‘Wanneer er scherpte nodig is, en ze is niet te wachten van klauw of tand, moet men zich met pennen behelpen. En daarom ook schryf ik.’ (uit Een en ander over Pruisen en Nederland, vw iv, p. 66). Of, nóg meer Hermansiaans: ‘By het herdenken in later leeftyd aan de onwaarheden, die men opdiste in onze jeugd, komt zekere wrevel boven, die - in zachtgestemde harten niet het minst! - vry algemeen leidt tot mensenhaat.’ (vw iv, p. 322) De thema's en motieven die Hermans in De raadselachtige Multatuli aan de orde zou stellen, worden duidelijk voorbereid in de marginalia bij de delen van de Volledige Werken. Die betreffen uiteraard de Lebakzaak, waarop Hermans onder andere via een groot aantal aanstrepingen en opmerkingen zijn visie ontwikkelt. Daarbij heeft onder meer de rol van de resident Brest van Kempen zijn aandacht, en herhaaldelijk ook maakt Hermans aantekeningen bij passages die de veronderstelde kennismaking van Douwes Dekker met Duymaer van Twist te Buitenzorg betreffen, zoals dat ook geldt voor Multatuli's opvattingen met betrekking tot het Cultuurstelsel en de misbruiken op Java, waaronder de knevelarij. Daarnaast markeert Hermans talloze passages die blijk geven van Multatuli's haar jegens het ‘fantasieloze kleinburgerdom’,Ga naar eind22 zijn afrekening met het geloof, de vele geldkwesties waar Multatuli bij betrokken raakt en de voortdurende schulden die hij maakt. Ook zijn ongemakkelijke verhouding tot Tine en zijn gezin, zijn vrijwel altijd moeizame betrekkingen met zijn uitgevers, en de vele vriendinnen | |||||||||||||||
[pagina 69]
| |||||||||||||||
die in Multatuli's leven voor kortere of langere tijd een rol spelen, brengt Hermans via zijn aantekeningen in de Volledige Werken in kaart. In de marges van zijn Volledige Werken-exemplaren gaat Hermans daarbij ook in discussie met oudere literatuur over Multatuli. Zo noteert hij, bij Douwes Dekkers ‘wanhopige pogingen om geld te lenen’ in Natal (vw viii, p. 291): ‘Hoe kon Dekker toen al weten dat er inderdaad f 5000 te kort was? Heeft Ds Vos zich afgevraagd’, en brengt hij in diezelfde context ook het werk van De Bruyn Prince ter sprake. Ook Hermans' polemiek met Rob Nieuwenhuys laat in de aantekeningen zijn sporen na: ‘Nieuwenhuys!!’ schrijft Hermans bijvoorbeeld in de marge bij de dubbel aangestreepte tekst van Multatuli: ‘Ik zie namelijk geen heil in uitsluitend behoud, evenmin als ik heil verwacht van oppositie quand même, of van een liberalisme dat Westersche vormen zou willen geven aan Oostersche zaken.’ (vw x, p. 721) | |||||||||||||||
‘Onwaar’, ‘onjuist’, ‘ook onzin’ - ‘O, o, hoe vele o's...’Dat Hermans' fascinatie voor Multatuli op geen enkele manier een kritiekloze bewondering was, blijkt keer op keer uit de marginalia. Bij toelichtingen van Multatuli in zijn ‘Aantekeningen en ophelderingen’ bij Max Havelaar noteert Hermans herhaaldelijk ‘onwaar’ of ‘onjuist’ in de marge, of opmerkingen van vergelijkbare strekking als ‘citaat half waar’, ‘dat staat er maar zo ongeveer’, ‘ja?’, ‘onzin’ en ‘ook onzin’. Talrijk zijn bovendien, in alle delen, de vraagtekens waarmee Hermans reageert op Multatuli en al net zo vaak duidt Hermans via zijn marginalia op inconsequenties in Multatuli's uitspraken, soms binnen heel kort tijdsbestek, zoals bij twee opeenvolgende maar elkaar tegensprekende ophelderingen bij Max Havelaar, soms ook via terug- of vooruitwijzingen naar andere delen van de Volledige Werken. Niet zelden becommentarieert Hermans naar zijn mening ook al te boude uitspraken van Multatuli, via kernachtige bewoordingen als ‘toe maar!’. Waar Multatuli schreef: ‘Stel dat men over duizend jaar in de biografische woordenboeken van my zegt: “hy vond 'n nieuwe leer uit” dan zal dat een leugen zyn’ (vw xi, p. 124), daar noteerde Hermans droogjes: ‘Nou, 't komt er niet in, hoor.’ En, als reactie op een naar zijn idee al te uitgebreide uiteenzetting van Multatuli in een brief aan Tine, over de besteding van zijn geld, door Multatuli afgesloten met de constatering ‘Hoe 't zy, ik vind hier iets aardigs in’ (vw xiii, p. 338), repliceert Hermans: ‘Ik niet. Dit breeduitgemeten edelaardige gezeur’. Bij zijn herlezingen van Max Havelaar plaatst Hermans op- en aanmerkingen over stijl en compositie van de roman: als Multatuli aankondigt dat hij Havelaar ‘nu enigen tyd aan die droefheid en zyn moeilyken arbeid [zal] overlaten, om | |||||||||||||||
[pagina 70]
| |||||||||||||||
den lezer de geschiedenis van den Javaan Saïdjah in de desa Badoer te verhalen’ (vw i, p. 218) reageert Hermans met ‘Dit is toch een zeer onelegante overgang’. En verderop in de roman, bij de zin ‘Neen, Minister van Koloniën... neen, Gouverneurs-generaal in ruste... niet dát hebt gy te bewyzen!’ (vw i, p. 256) noteert hij ‘te veel vooruitlopen op wat komt’. Mild ironisch is Hermans' commentaar in een Wouter-fragment uit Ideeën ii. Bij ‘Dat is, geloof ik, geen peruaanse naam. Neen. Louise is beter, of... Emma. Of wil je dat ik Femke zeg?’ (vw iii, p. 294) noteert Hermans: ‘Wouter was al een gevorderd charmeur’. Van een al te lyrische opeenvolging van zinnen die Multatuli steeds liet beginnen met de aanhef ‘O’ (vw xi, p. 127) moest Hermans niets hebben’: ‘O, o, hoe vele o's...’. Multatuli's gebrekkige spelling, vooral van het Frans, was Hermans steeds een doorn in het oog. In Max Havelaar verbetert hij diens ‘trainards’ (vw i, p. 78), naar ‘traînards’, met in de marge nog eens expliciet vermeld ‘(fout van Multatuli)’. De hier nog meer incidentele correcties van het Frans vallen in het niet bij de tientallen verbeteringen elders in de Volledige Werken met langere Franse tekstfragmenten van Multatuli. Weliswaar vond Hermans het, in zijn recensie van deel xi van de Volledige Werken,Ga naar eind23 verdedigbaar ‘dat Stuiveling spel- en andere fouten in Franse teksten onverlet gelaten heeft, ja zelfs dat hij er geen verbeteringen tussen haakjes aan heeft toegevoegd,’ maar dat weerhield hem er niet van Multatuli consequent op schoolmeesterachtige wijze te corrigeren. Stuivelings verantwoording daarvan kon Hermans overigens maar matig bekoren: ‘Kinderachtig’, noteerde hij bij Stuivelings opmerking: ‘Vooral in de franse teksten zitten veel fouten; maar liever word ik van slordigheid verdacht, dan verplicht telkens sic te drukken’. (vw xii, p. [13]) | |||||||||||||||
‘Die man had geen flauw idee’Hermans' kritiek op de bezorging van het werk van Multatuli komt expliciet in alle delen aan de orde. Talloos zijn de correcties en aanvullingen op de tekstbezorging: hij corrigeert fouten in annotaties, wijst op onverklaard gebleven Franse uitdrukkingen of foutieve woordverklaringen, constateert niet uitgelegde begrippen, ontbrekende persoonsnamen in het register, verkeerd of incompleet vermelde boektitels etc. Keer op keer plaatst hij vraagtekens in de marge, of noteert ‘onwaar’, ‘onzin’, of ‘waar is die brief?’ voor brieven die, vaak zonder expliciete vermelding, niet in de Volledige Werken opgenomen zijn. Hermans neemt ook geen genoegen met naar zijn idee al te gemakzuchtige verklaringen. Zo schrijft hij in de marge van deel ix bij een opmerking van de bezorgers ‘Het is niet waarschijnlijk dat deze opera zó kort na de première in Amsterdam is gegeven’ (vw xv, | |||||||||||||||
[pagina 71]
| |||||||||||||||
p. 501): ‘kan dat niet uitgezocht worden?’ Bij de annotatie, iets verderop in hetzelfde deel, ‘in de telegraaf: deze artikelen zijn niet teruggevonden.’ (vw xv, p. 573) schrijft Hermans in eerste instantie al ‘waarom niet?’ om daar nadat de volgende brief de vindplaats, ‘nummer 111 in den Telegraaf’, vermeldt nog eens aan toe te voegen ‘Nou dan! En niet teruggevonden?’ (vw xv, p. 576). En, opnieuw in deel xv van de Volledige Werken, bij de annotatie ‘Morteboy: de engelse roman heet voluit Ready-Money Morteboy’ (vw xv, p. 666): ‘Heeft u al verteld. Maar als u nu ook eens vertelde wie de schrijver was.’ De paginaverwijzingen voorin deel ix, met vermeldingen als ‘157 Fout van Stuiveling’ en ‘469 onwaar, Stuiveling’ laten al zien dat Hermans Stuiveling fouten en onzorgvuldigheden persoonlijk aanrekent. Dat gebeurt ook bij een van de weinige aantekeningen van Hermans in het tijdschrift Over Multatuli, waarvan de nummers 1 tot en met 34 in Hermans' bibliotheek aanwezig zijn. In het interview ‘Vragen aan Stuiveling’ zegt Stuiveling in antwoord op de vraag van Eep Francken en Em. Kummer hoe het staat met vervolgdelen van de Volledige Werken die vanaf 1979 nog moeten gaan verschijnen: ‘Misschien komen er van 1870 af nog vier delen met, hoop ik, niet al te moeilijke problemen’, waarbij Hermans aantekende: ‘van 1870-sept 1874 zijn het er al drie. Die man had geen flauw idee over de omvang van het materiaal.’Ga naar eind24 | |||||||||||||||
IdentificatieToen de eerste druk van De raadselachtige Multatuli in 1976 verscheen, wees een aantal recensenten op de parallellie tussen het door Hermans geschetste beeld van Multatuli's levensloop en Hermans' eigen biografie: ‘Maar Hermans schreef het boek ook uit herkenning’, schreef bijvoorbeeld Wim Hazeu, ‘en vond bij Multatuli, zowel in zijn levensloop als in zijn geschriften, talrijke momenten die hij op zichzelf kon betrekken.’Ga naar eind25 Die overeenkomsten zijn ook in de marginalia talrijk, met soms heel directe verbindingen tussen uitspraken van Multatuli en Hermans' eigen werk. In Deel iii van de Volledige Werken (1951) streepte Hermans de uitspraak ‘Waar ter wereld staat geschreven dat een auteur verantwoordelyk is voor de hoedanigheden der door hem opgevoerde personen?’ aan (vw iii, p. 535). Een voor Hermans hoogst actuele zaak, omdat hij op dat moment verantwoordelijk werd gehouden voor uitspraken van zijn romanpersonage Lodewijk Stegman in Ik heb altijd gelijk. In het voorafgaande deel ii, eveneens verschenen in 1951, meldt de inventarisatie voorin het boek met ‘152 Fancy te vergelijken met de bedelaar van Münchausen’, ‘333 vgl. Wittgenstein’ en ‘637 Sade’ drie verwijzingen naar onderwerpen waar Hermans zich op dat moment zelf intensief mee bezighield. De beide in Het sa- | |||||||||||||||
[pagina 72]
| |||||||||||||||
distische universum opgenomen essays ‘Het sadistische universum’ en ‘De zwarte humor van de baron Von Münchhausen’ dateren in eerste versie uit dat jaar, met het werk van Wittgenstein had Hermans nog geen twee jaar eerder kennis gemaakt.Ga naar eind26 In datzelfde deel blijkt nog eens expliciet hoe Hermans zijn eigen jeugd spiegelde aan de beschrijvingen die Multatuli gaf in Woutertje Pieterse. Dat de moeder van Woutertje Pieterse net zo praatte als de grootmoeder van Hermans zelf, zoals hij meldde in het interview met Olf Praamstra bij de voltooiing van de Volledige Werken,Ga naar eind27 geeft Hermans in de marge aan bij de uitspraak ‘“Hy zou nooit weer permissie krygen,” werd er by zo'n gelegenheid gedreigd.’: ‘Dat werd mij in mijn jeugd nog precies zo gezegd.’; op diezelfde pagina markeerde hij bovendien met extra nadruk de mededeling: ‘Wouter ontving geen zakgeld. Z'n moeder zei, dat hoefde niet omdat hy thuis alles kreeg wat-i nodig had.’ (vw ii, p. 532) In zijn van Van Oorschot ontvangen eerste deel van Multatuli's Brieven en documenten (vw viii, 1954) noteerde Hermans tussen de verwijzingen voorin het boek onder meer ‘627 gelijk hebben’, een voor Hermans belangrijk thema, kort na de roman Ik heb altijd gelijk en in de periode waarin hij zijn eerste ‘Mandarijnen op zwavelzuur’-polemieken in Podium zou publiceren. Vanuit die context krijgt de dubbele aanstreping in de marge bij een opmerking van Multatuli nog extra gewicht: ‘- Men vergeeft iemand zijn ongelijk, maar men vergeeft hem niet de wijze waarop hij beweert gelijk te hebben. -’ (vw viii, p. 627). Vergelijkbaar is een aanstreping van Hermans in deel iv van de Volledige Werken, verschenen in 1952, het jaar waarin Hermans onder meer in zijn in Podium gepubliceerde ‘Polemisch mengelwerk’ de gebrekkige receptie van zijn roman centraal stelde.Ga naar eind28 Wederom vindt Hermans de bevestiging van zijn gelijk in een uitspraak van Multatuli: ‘Reeds elders zeide ik: “geen auteur is bekwaam genoeg om de domheid van z'n lezers te begrypen.”’ (vw iv, p. 399) Ook in de wrok jegens het vaderland herkende Hermans zich in uitspraken van Multatuli: ‘Er bestaat geen land, waar buiten de museën zoveel mummiën te zien zyn als in Nederland.’ (vw iii, p. 426), een opmerking van Multatuli in zijn ‘Aantekeningen’ bij de tweede bundel Ideeën. Of, met nadruk aangestreept bij Multatuli's Causerieën: ‘Gelukkige arme mensen! Geen vaderland! Kan men iets voordeligers bedenken?’ (vw iv, p. 138) | |||||||||||||||
De laatste jarenNadat Hermans' heruitgave van De raadselachtige Multatuli, dit keer in cassette met de door Hermans bezorgde editie van Max Havelaar, begin 1987 was verschenen, bleef Hermans de daarna gepubliceerde delen van Multatuli's Volledige | |||||||||||||||
[pagina 73]
| |||||||||||||||
Werken op eenzelfde wijze lezen en becommentariëren. Ook in de meer recente delen van Multatuli's Volledige Werken zijn het de bekende thema's waar Hermans alert op blijft. Zo noteert hij in het negentiende deel ‘649 Nederland geen natie’, als index voor een grotere aangestreepte passage waar Multatuli onder andere constateert dat er geen nationale Nederlandse toneelliteratuur bestaat omdat Nederland nooit ‘werkelyk 'n natie’ is geweest (vw xix, p. 649). Hermans bleef zijn Multatuli-bibliotheek aanvullen, onder andere met een tiental uitgaven uit het Multatuli-jaar 1987. Daartoe behoren naast enkele Nederlandse uitgaven ook het door de stad Ingelheim uitgegeven boek Wer war Multatuli?. De in 1992 verschenen historisch-kritische Max Havelaar-editie van Annemarie Kets-Vree nam Hermans nauwgezet door, onder andere om gegevens daaruit op te nemen in zijn correctie-exemplaar van zijn eigen editie uit 1987.Ga naar eind29 Tot een herdruk van die editie en van De raadselachtige Multatuli zou het niet meer komen. Wel las Hermans het in 1993 verschenen deel xxiii van de Volledige Werken nog intensief voor zijn bespreking ervan in Over Multatuli.Ga naar eind30 Op 5 maart 1995 interviewde Olf Praamstra Hermans bij de voltooiing van de Volledige Werken. Rond die tijd verscheen ook Hans van Stratens biografie Multatuli. Van blanke radja tot bedelman (Amsterdam. Bas Lubberhuizen, 1995), dat wel in Hermans' bibliotheek aanwezig is, maar dat hij niet meer heeft kunnen lezen. Kort na de presentatie van het laatste Multatuli-deel bleek Hermans terminaal ziek, en op 27 april 1995 overleed hij. Zijn bibliotheek, mét alle boeken van en over Multatuli, blijft de stille getuige van een schrijvers- en lezersleven dat decennialang zeer nauw met het leven en werk van Multatuli verbonden was. | |||||||||||||||
[pagina 75]
| |||||||||||||||
Literatuur
|
|