Jaarboek Multatuli 2018
(2018)– [tijdschrift] Over Multatuli– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 9]
| |
Hermans en Multatuli
| |
Brief W.F. Hermans aan Oom P.C.[...] | |
[pagina 10]
| |
Brief van Willem Frederik Hermans aan Pieter Cornelis Meyners, 9 maart 1937 (Archief W.F. Hermans, Literatuurmuseum). Pieter Cornelis Meyners, huisvriend van Hermans' ouders of ‘Oom P.C.’ moedigde een nog heel jonge Hermans aan zich in Multatuli te verdiepen, een advies dat hij gretig opvolgde. Zo bezocht hij op 19 februari 1937 de Amsterdamse Multatuli-herdenking ter gelegenheid van diens vijftigste sterfdag. Niet lang daarna bezocht hij Multatuli's geboortehuis in de Korsjespoortsteeg en de Douwes Dekkerstraat.
| |
[pagina 11]
| |
wist ik niet. De wandeling er heen was heel mooi, wat voornamelijk in de Herengracht zat, waar ik een heel eind langs moest lopen. De Korsjepoortsteeg zelf was niet zo nauw en ook niet zo vies als ik mij dat voorgesteld had. Onwillekeurig kreeg ik zo'n idee dat de hele zaak er bezaaid zou zijn met halfafgeknauwde broodkorsten. Aan het huisje zelf was niets bij zonders te zien: het was net eender als alle andere oude huisjes die niet al te fraai zijn. Er was een hoog stenen stoepje met twee smalle deuren. De eerste en tweede verdieping hadden ieder twee ramen aan de straatzijde, de derde één, waarboven een zolderraampje. | |
[pagina 12]
| |
In de decennia die volgden zou Hermans zich met wisselende intensiteit in Multatuli verdiepen. In 1976 mondde dit uit in de totstandkoming van zijn biografie De raadselachtige Multatuli, waarvan in het Multatuli-jaar 1987 een ingrijpend herziene nieuwe uitgave op de markt kwam. Zijn allereerste stuk over Multatuli, Pionier in het vacuum, was een kwarteeuw eerder al verschenen.Ga naar eind2 In later jaren werd hij een regelmatige medewerker van het gelijknamige tijdschrift. Als Age Bijkaart heeft Hermans menigmaal over Multatuli geschreven voor Het Parool (later gebundeld in Boze brieven van Age Bijkaart). En dan was er nog een groot aantal artikelen voor onder meer nrc Handelsblad en Elsevier, veelal overgenomen in de essaybundels Door gevaarlijke gekken omringd (1988), Malle Hugo (1994) en in de herziene druk van De raadselachtige Multatuli. Een van zijn laatste Multatuli-publicaties was het kleine boekje met de lange titel Slechte kritieken gaan nooit verloren, goede ook niet, sinds kort (1993), waarin hij van leer trok tegen Annemarie Kets-Vree, de bezorger van de historisch-kritische uitgave van Max Havelaar.
Een multatuliaan bij uitstek, zo zou je Hermans wel kunnen noemen. Gevierd als schrijver maar tegelijk omstreden, onvoorspelbaar en onnavolgbaar, de meest gevreesde polemist van zijn tijd; bewonderaar van Multatuli zonder navolger te zijn, die bovendien - toeval of niet - net als zijn voorganger Nederland de rug toekeerde. Reden genoeg om wat langer stil te staan bij de uiteenlopende wijzen waarop Hermans zich met Multatuli heeft beziggehouden: als biograaf, tekstbezorger en polemist. | |
BiograafIn het voorwoord bij de tweede druk van De raadselachtige Multatuli schreef Hermans: Het is een hoogst opmerkelijke eigenaardigheid van de Multatuli-studie dat degenen die zich daarmee beziggehouden hebben, haast voortdurend grote hindernissen op hun pad ontmoetten. Ze gingen te jong dood, of ze zagen zich, na hun meningen over de schrijver te boek gesteld te hebben, genoopt daarop geheel of gedeeltelijk terug te komen, en te erkennen dat ze niet alles geweten hadden wat ze hadden moeten weten. [...] Inderdaad leek er een doem te rusten op het biograferen van Eduard Douwes Dekker. Tot 1920 verschenen er verscheidene boeken over zijn leven, maar sinds- | |
[pagina 13]
| |
dien moesten de weinigen die het probeerden het met de dood bekopen: E. du Perron, die de eerste helft van Dekkers leven had beschreven in De man van Lebak, stierf in de meidagen van 1940, en bijna veertig jaar later overleed ook Paul van 't Veer toen hij nog maar halverwege was. In feite was Hermans, toen hij deze regels schreef, de eerste en enige die sinds 1920 het complete leven van Multatuli in kaart had gebracht. Onder de doden bevond zich trouwens ook nog een heuse antibiograaf, de advocaat Salco Tromp Meesters, die - niet ver van Multatuli's laatste woonhuis in Nieder-Ingelheim - in 1937 met zijn auto vol belastende multatuliana de Rijn inreed en verdronk. ‘Een bijgeloovige zou zeggen, dat de schim van Multatuli wraak heeft willen nemen,’ aldus Menno ter Braak, toen hij het nieuws vernam.Ga naar eind4 Hermans maakte zijn werk dus wel af, maar hij wist zeer goed dat het bij zijn boek niet zou moeten blijven. Een fatsoenlijke bronvermelding heeft De raadselachtige Multatuli bijvoorbeeld niet, en hij was de eerste om toe te geven dat hij geen wetenschappelijke pretentie had. Het controleren van feiten aan de hand van bronnen noemde hij in zijn naschrift ‘een veel te grote taak voor een man alleen en bovendien een waarvoor ik niet ben opgeleid en waarvoor ik, een leven lang worstelend tegen nooit geheel bedwongen slordigheid, niet de minste aanleg bezit’.Ga naar eind5 Dat hij niet altijd even nauwkeurig was, sprak hij evenmin tegen. Zijn biecht is misschien nog het best te begrijpen in het licht van zijn bewondering voor J.J. Slauerhoff. Hermans meende dat de grootheid van die dichter voortkwam uit zijn slordigheid die - net als bij Hermans zelf - berustte op een al te groot vertrouwen in zijn eigen geheugen. (Maar o wee als anderen zich vergisten!) Een échte, wetenschappelijke biografie van Multatuli zou volgens Hermans uiteraard geen slordigheden mogen bevatten en wél geannoteerd moeten zijn, met een omvang van ten minste 1500 pagina's. Dat neemt niet weg dat Hermans, bij gebrek aan volledige Volledige Werken, wel degelijk op eigen bronnenonderzoek is uitgegaan. Dit leverde een aantal min of meer onbekende feiten op, maar daarin is niet de voornaamste betekenis van zijn boek gelegen. De raadselachtige Multatuli is in de eerste plaats een boek van Hermans, waarin het complexe wereldbeeld uit zijn romans, verhalen en polemieken doorklinkt. Niet voor niets noemden verschillende recensenten het boek, meer nog dan een biografie van een ander, een zelfportret.Ga naar eind6 Desondanks is het, enkele slordigheden en wel zeer persoonlijke interpretaties ten spijt, een uitstekend overzicht van Douwes Dekkers leven geworden; iets waaraan zeker in die tijd veel behoefte was.
Hoe keek men in kringen rond het Multatuli Genootschap tegen De raadselachtige Multatuli aan? Toen het boek in 1976 verscheen, bestond het tijdschrift Over | |
[pagina 14]
| |
Multatuli nog niet. Garmt Stuiveling, voorzitter van het Multatuli Genootschap en bezorger van Multatuli's Volledige Werken, bediende zich van De Gids om er zijn oordeel over te vellen.Ga naar eind7 Als wetenschappelijk geschoold letterkundige hekelde hij Hermans' gebrekkige bronvermelding, waardoor allerlei terloopse zinnen in de biografie niet verifieerbaar waren, zoals de leeftijd van Dekkers Atjehse vriendin (of zelfs echtgenote) Si Oepi Keteh, zijn ontslag bij de Amsterdamse textielfirma Van de Velde en de rijksdaalder die hij als kind gestolen zou hebben. Stuivelings belangrijkste kritiek betrof echter ‘de onevenredigheid van de onderdelen’. De raadselachtige Multatuli was in zijn ogen hooguit ‘een biografisch vermomd essay’, waarbij hij, Stuiveling, zich weinig gelukkig toonde met de kwaliteit van Hermans' ‘persoonlijke opmerkingen en oordeelvellingen’. Zelfs voor het rijke fotomateriaal had de criticus geen lof: het was immers al grotendeels terug te vinden in de verzamelbundel Multatuli uit 1970.Ga naar eind8 Desondanks vreesde Stuiveling, omdat niemand minder dan Hermans het had geschreven met de voor hem typerende uitdagende beschrijvingen en aanvallen op derden, dat het voortaan als hét Multatuli-boek zou voortleven. Toen Hermans' boek jaren later in Over Multatuli werd besproken, naar aanleiding van de verschijning van de tweede druk, viel het oordeel veel milder uit. De Vlaamse letterkundige Marcel Janssens noemde De raadselachtige Multatuli ‘bovenal een vinnig verteld verhaal, een grootstendeels betrouwbaar gebeurtenissenverhaal, doorspekt met hier en daar een betwistbare interpretatie’.Ga naar eind9 Hij prees de rake typeringen van Douwes Dekker en de talrijke bijfiguren.
Het is een oordeel dat tegenwoordig door weinigen meer in twijfel wordt getrokken. Van de Multatuli-biografieën is die van Hermans vermoedelijk de vlotst leesbare. Dit komt door de prikkelende beschrijvingen van Dekkers levenswandel en diens opponenten, en door Hermans' selectie van historische achtergronden, waarbij hij controverses niet schuwde. De lezer blijft geboeid, doordat Hermans elke beschrijving van een kwestie steevast van zijn eigen nuchtere - of nuchter klinkende - oordeel voorziet. Zo somt Hermans bij Multatuli's beschuldiging dat de resident Brest van Kempen de Javaanse regent de hand boven het hoofd zou hebben gehouden omdat die hem meiden leverde, maar liefst zes redenen op waarom deze verdachtmaking niet serieus valt te nemen.Ga naar eind10 Hermans had een begenadigd strafadvocaat kunnen worden. Als geen biograaf voor of na hem probeerde Hermans de persoon, het genie, te begrijpen en dat levert ook de mooiste passages op, juist omdat Hermans zijn eigen wederwaardigheden in die van Multatuli herkende. Een opmerking van de biograaf over Multatuli's uitgever G.L. Funke bevatte - tussen de regels - een uithaal naar G.A. van Oorschot, jarenlang Hermans' eigen uitgever: ‘Zoals er wel | |
[pagina 15]
| |
uitgevers zijn die hun dichters gedeeltelijk in jenever uitbetalen, zo betaalde Funke zijn pathologische bedelaar gedeeltelijk in de vorm van aalmoezen.’Ga naar eind11 Nóg meer dan op Multatuli was ook de volgende opmerking op Hermans zelf van toepassing: ‘Was dit nog langer uit te houden: gelijk te hebben en het bij voortduring niet te krijgen, niet alleen niet in de politiek, maar zelfs niet in de verachte “letterkunderij”?’Ga naar eind12 | |
TekstbezorgerIn 1987 verscheen, tegelijk met de tweede druk van De raadselachtige Multatuli, Hermans' eigen editie van Max Havelaar - met als toevoegingen op de toch al volle titelpagina: ‘Voor het eerst, na meer dan honderd jaar, een fotografische herdruk van de laatste, door de auteur zelf herziene uitgave’ en ‘Ingeleid en van verklarende noten voorzien door Willem Frederik Hermans’. In deze inleiding lichtte Hermans in achttien bladzijden toe waarom zo'n herdruk nodig was. Als schrijver die, net als Multatuli, veelvuldig zijn werk herzag, was Hermans een fervent aanhanger van de zogeheten Ausgabe letzter Hand: de laatste bij leven van een auteur verschenen uitgave. In het geval van Max Havelaar was dat de vijfde druk, die in 1881 was verschenen. Hermans gruwde van de vele versies die sinds 1887 op de markt waren gekomen. Af en toe werd teruggegrepen op die vijfde druk, maar dan werden weer de ‘Aanteekeningen en Ophelderingen’ weggelaten of verminkt, of had de editeur van dienst eigen toelichtingen toegevoegd en de spelling herzien. Dat gevaar was er bij Hermans' editie niet, want dit was eenvoudigweg een fotografische herdruk, met als enige aanpassing een flink aantal driehoekjes in de kantlijn, die verwezen naar zijn ‘Commentaar’ achterin de uitgave. Over deze editie correspondeerde Hermans met zijn vriend Frans Janssen, die zich in 1983 al had gemengd in een academische discussie over editiewetenschap en over de vraag hoe een verantwoorde uitgave van Max Havelaar eruit zou moeten zien.Ga naar eind13 In hun lezenswaardige toelichting bij het Multatuli-deel van Hermans' Volledige Werken gaan de editeurs van het Huygens Instituut hierop uitvoerig in. Hermans drong bij zijn uitgever om commerciële redenen aan op verschijning vroeg in het Multatuli-jaar 1987, want hij voorzag de verschijning van andere Havelaars en van een groot aantal publicaties over Multatuli. Met reden: al in 1986 verscheen bij De Boekerij een editie, bezorgd door de hoogleraar A.L. Sötemann, die bekend was van zijn proefschrift De structuur van Max Havelaar.Ga naar eind14 In deze editie was de spelling aangepast en werden, in de ogen van Hermans een nog groter vergrijp, Multatuli's ‘Aanteekeningen en Ophelderingen’ weggelaten.
| |
[pagina 16]
| |
W.F. Hermans in zijn woonplaats Brussel, 29 februari 1992. Foto door Jan van Impe (particuliere collectie). Hermans bezocht graag rommelmarkten en zeker die op het Vossenplein in de Marollen. Zojuist heeft hij een Max Havelaar gekocht met op de band ‘Traduit du Néerlandais par E. Mousset, Edition de la Toison d' Or’ (1943). De foto verscheen onder de titel ‘W.F. Hermans Gefotografeerd’ bij de Antwerpse antiquaar Demian in een oplage van vijftien.
| |
[pagina 17]
| |
Door zijn keuze voor een fotografische herdruk kon Hermans met stelligheid zeggen dat zijn uitgave in 1987 de enige verkrijgbare correcte versie was, in de zin dus van Ausgabe letzter Hand. Aan de noodzaak viel niet te twijfelen: in het pre-internettijdperk was het niet eenvoudig om de hand te leggen op een oorspronkelijke vijfde druk, waarvan de oplage trouwens niet bekend is. De oplage van Hermans' editie bedroeg 500 losse exemplaren en 2500 in een cassette, samen met de tweede druk van de biografie. Een groot verkoopsucces is het dus niet geworden, zeker niet voor Hermans' begrippen. In het ‘Commentaar’ achterin de fotografische editie gaf Hermans zijn visie op de Lebak-zaak en allerlei andere kwesties, waarover deels al door hem was gepubliceerd en gepolemiseerd, en voorts allerlei overige toelichtingen, zoals vertalingen van buitenlandse passages. En dit laatste bleek - niet verrassend - het gevoeligste punt van deze uitgave. Want annoteren is altijd weer een persoonlijke worsteling van de bezorger: wat moet worden toegelicht, en wat niet? Hermans miste bij andere uitgaven de logica van zo'n keuze, waarbij dan simpele weetjes werden uitgelegd en elders weer belangrijke achtergronden overgeslagen - maar hij werd onvermijdelijk ook zelf het onderwerp van zulke verwijten.
Als tekstbezorger had Hermans niet het laatste woord. Zes jaar na het verschijnen van zíjn Ausgabe letzter Hand publiceerde het Huygens Instituut een veel omvangrijker editie van Max Havelaar.Ga naar eind15 Daarbij werd eveneens op de vijfde druk teruggegrepen - waarvan ten minste vier varianten in omloop bleken - maar ook op de oudere uitgaven én op het handschrift. Deze tweedelige editie, bezorgd door Annemarie Kets-Vree, wekte de wrevel van Willem Frederik Hermans, de polemist. | |
PolemistBehalve als romanschrijver was Hermans bekend en bewonderd, maar ook berucht en gevreesd als polemist: iets wat hij deelde met Multatuli en in zijn negentiende-eeuwse voorloper ook zeer waardeerde. Ook het Genootschap zelf was voor Hermans veelvuldig aanleiding tot polemische stukken. Zo keerde hij zich tegen Garmt Stuiveling, die hij als bezorger van de Volledige Werken beneden de maat vond: de toelichtingen, aantekeningen en verklaringen waren ontoereikend en de afzonderlijke delen hadden geen register - en trouwens, waarom schoot het toch allemaal niet op? Dat sommigen van zijn tegenstanders dood waren, hinderde Hermans niet (evenmin als dat bij Multatuli het geval was). En dus moesten ook schrijvers als | |
[pagina 18]
| |
Paul van 't Veer en E. du Perron het ontgelden, al kon er bij Hermans een zuinig compliment af over Du Perrons De man van Lebak: dit was ‘het minst slechte boek over Multatuli’. Maar hij had het vooral gemunt op de (dan nog) levenden, zoals Rob Nieuwenhuys. Op de strijd tussen Hermans en Nieuwenhuys gaat Tom Phijffer elders in deze bundel in. In later jaren moest vooral Annemarie Kets-Vree het ontgelden. In 1993 verscheen Slechte kritieken gaan nooit verloren, goede ook niet, sinds kort, een essay waarin Hermans twee gebeurtenissen uit 1992 met elkaar verbindt: de verschijning van de historisch-kritische uitgave van Max Havelaar en het gereedkomen van het zogeheten LiteRom-project, een cd-rom met 43.000 kritieken uit de periode 1900-1991. In het eerste deel behandelt Hermans de kritiek op zijn ‘eigen’ vijfde druk, die hij vervolgens afzet tegen de historisch-kritische editie van Kets-Vree. In Hermans' visie mag aan een Ausgabe letzter Hand niet meer worden gesleuteld. Hoewel er altijd fouten in een druk blijven zitten, leidt het verbeteren van de laatste uitgave onvermijdelijk tot de vraag welke fouten nu eigenlijk verbetering behoeven. Zo heeft het woord ‘chapitre’ in de editie van Kets eindelijk geen accent circonflexe meer, maar waarom ontbeert Schafhausen nog steeds een tweede f? Pure verkwisting van overheidsmiddelen, aldus Hermans. Het tweede gedeelte van het boekje is een ‘toespraak tot de LiteRom-magnaten’ van 27 november 1992 in het Letterkundig Museum, waarin Hermans zijn kritiek op de Kets-Vree-uit-gave nog eens dunnetjes overdeed, aangevuld met enkele punten uit een artikel dat nrc Handelsblad had geweigerd, zoals hij ook beschreef in dit boekje.Ga naar eind16 Deze weigering luidde bij Hermans een depressieve fase in, aldus Freddy de Vree.Ga naar eind17 Een kwarteeuw later doet deze polemiek wat gedateerd aan. De kritiek van Kets-Vree en anderen op Hermans' Havelaar-editie is aanvechtbaar en dat is voor Hermans' bijdrage niet veel anders. Achteraf gezien dateren zijn felste en meest leesbare polemieken van veel langer geleden, uit de periode waarin hij zijn plaats in de Nederlandse letteren nog moest bevechten. Uit die periode stammen de Multatuli-polemieken zeker niet. Zijn meest inhoudelijke bijdrage aan de discussies is een negatiever beeld van gouverneur-generaal Duymaer van Twist dan tot dan toe het geval was, al trad hij hiermee in de voetsporen van Du Perron. Hoe dit zij, met zijn aanvallen en uithalen voegde Hermans zich in een lange traditie: schrijven over en onderzoek doen naar Multatuli heeft immers al meer dan 150 jaar geleid tot twist en tweespalt, én tot doorzakkende boekenplanken. | |
[pagina 19]
| |
AmbassadeurSpraakmakende ambassadeurs zijn van groot belang om de herinnering aan een schrijver na zijn dood levend te houden. Multatuli hoeft daarover niet te klagen met voorvechters van naam als F. Domela Nieuwenhuis, Cd. Busken Huet, Lodewijk van Deyssel, Menno ter Braak, E. Du Perron W.F. Hermans, Jan Wolkers, Rudy Kousbroek en sinds kort ook Arnon Grunberg. Maar de ware ambassadeur doet meer dan af en toe een artikeltje schrijven: hij publiceert met grote regelmaat over zijn protegé, houdt lezingen, acteert als beschermheer én knipt linten door. En dat alles liefst - als hij tijd van leven heeft - decennia lang. Aan deze voorwaarden van het ambassadeurschap heeft eigenlijk alleen Hermans voldaan. Dat bij zijn Multatuli-propaganda wel eens wat literair bloed vloeide, deed aan zijn waardigheid van ambassadeur geen afbreuk; integendeel, het paste wel in de traditie van Multatuli. Dienen zich ruim twintig jaar na Hermans' dood al waardige opvolgers aan? Of kan Multatuli het inmiddels alleen af? |
|