historische aanpak zien we Multatuli's zelfafspiegelingen tijdens het lezen ontstaan en naarmate het oeuvre vordert ingewikkelder worden. Een paar voorbeelden. In het vroege toneelstuk De Eerloze (1844), later herschreven tot De bruid daarboven (1865) zijn de persoonlijkheidskenmerken ‘zwak’ en ‘sterk’ keurig over twee personages verdeeld: de machteloze martelaar Holm versus de krachtiger Van Weller, die de zwakkere broeder te hulp schiet. De brief van vierenveertig kantjes aan Kruseman uit 1851 is schakelpunt. Ham ziet er (terecht denk ik) de tegenstelling in die in Multatuli's latere werk zal domineren: ‘innerlijke, “authentieke” identiteit’, die een echo vindt in ‘Mijn stijl - dat ben ik’ versus ‘maakbare, “in-authentieke” identiteit’ - vooruitwijzing naar de kreet ‘Koop, publiek, koop!’ uit Minnebrieven, waarin Multatuli zich neerzet als Christus, die zich geeft aan zijn discipelen in ruil voor wat geloof en lijden. Heeft de persoon Douwes Dekker meer zielen in één borst die hij stemmen geeft, er is ook nog de auteur Multatuli die zich verdubbelt tot het personage ‘Multatuli’. Ik moest denken aan Atte Jongstra, die in zijn essaybundel Kristalman (2012) een term heeft gemunt die mooi past bij al dit gecompartimenteer: splitszinnigheid. Tussen haakjes: hoe het gesplits uitwerkt in het intertekstualiteitsspel is (voor weer een ander doel) redelijk recent treffend op de voet gevolgd door Saskia Pieterse in De buik van de lezer (2009).
Voor extra dramatisch effect brengt Multatuli zijn lezer de nodige sentimental wounding, zoals de literatuurwetenschappelijke term luidt, toe. Ham illustreert dat met een paar mooie voorbeelden. Het Havelaarhoofdstuk over Saïdjah en Adinda staat er vol mee en ook Wys my de plaats kent gruwelijke passages, zoals de schets van drijvende lijken die als dingen aanspoelen, maar onvergetelijk is de manier waarop Stern de lezer confronteert met de belangrijke ethische verantwoordelijkheid die vastzit aan de aanschaf van het boek, bepaald geen vrijbrief voor passief genot: ‘Maar weet ge dan niet, ondier, tyger, Europeaan, lezer, weet ge dan niet dat ge daar een uur hebt doorgebracht met byten op myn geest als op een tandenstoker? Met knagen en kauwen op vleesch en been van uw geslacht? Menscheneter, daarin stak myn ziel, myn ziel die ge hebt vermaald als eens gegeten gras! 't Was myn hart dat ge daar hebt opgeslikt als een versnapering! Want in dat boek had ik dat hart en die ziel neergelegd, en er vielen zooveel tranen op dat handschrift, en myn bloed week weg uit de âren naarmate ik voortschreef, en ik gaf u dat alles, en dat kocht ge voor weinige stuivers... en ge zegt: hm!’ Met deze alinea wil Multatuli, in weerwil van alle sentimentele beelden die hij zelf oproept, de lezers ervan doordringen dat ze kritisch moeten zijn ten aanzien van wat ze lezen, dat ze hun mentaliteit veranderen en autoriteiten terzijde schuiven, zelfs de autoriteit van Multatuli. Bovendien: niet door te lezen, maar door te handelen (het werk neerleggen, naar Den Haag gaan en van de regering eisen dat de knechting van de Javanen stopt) krijgt de burger zijn autonomie terug.