Jaarboek Multatuli 2017
(2017)– [tijdschrift] Over Multatuli– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 81]
| |||||||||||
Gordel van smaragd, parel van de Oriënt
| |||||||||||
[pagina 82]
| |||||||||||
ervaringen in het gekoloniseerde land. Laten we eerst eens stilstaan bij de geschiedenis van de Filipijnen. | |||||||||||
De koloniale ervaring in de FilipijnenPortugal was het eerste Europese land dat zelfstandig de weg naar de specerijeneilanden - de Molukken - wist te vinden, via de route om Afrika.Ga naar eind6 Spanje kwam langs de andere kant om de aardbol heen en ontdekte de noordelijker gelegen eilanden die naar Philips ii vernoemd werden: de Filipijnen. Portugal en later Spanje aan de éne, de Vereenigde Oost-Indische Compagnie aan de andere kant, vochten om het bezit van de Molukken. De voc trok aan het langste eind en Spanje trok zich terug naar het noorden. Philips ii gaf opdracht om de eilanden zo zachtzinnig mogelijk te winnen voor hem en voor het katholieke geloof. Het eerste lukte buiten verwachting, zonder veel verzet van de inlandse bevolking. Katholieke ordes namen het tweede doel voor hun rekening.Ga naar eind7 De bevolking werd massaal bekeerd tot het katholieke geloof; overal verrezen kerken, de katholieke ordes organiseerden katholiek onderwijs. Zo stichtten de Dominicanen in 1611 in Manila een college, dat al in 1645 de eerste universiteit van Azië werd. In tegenstelling tot Indië leverden de Filipijnen geen begerenswaardige producten op zoals specerijen of goud en zilver. De belangrijkste winst viel uit de handel te halen: de hoofdstad Manila was de plaats waar Chinese goederen - zijde, porselein - werden verhandeld tegen zilver uit Zuid-Amerika. Spanje bestuurde zijn kolonie tot de napoleontisch tijd vanuit Mexico. Eén of twee keer per jaar voer een galjoen van Manila naar het Mexicaanse Acapulco. Goederen die verder moesten gingen van daar over land naar Vera Cruz aan de andere kant van Mexico om daar weer verscheept te worden. Met Madrid hadden de Filipijnen dus nauwelijks te maken. De Spaanse katholieke ordes hadden als stoottroepen voor het geloof de bevolking moeten bekeren, om daarna de parochies over te dragen aan seculiere, in toenemende mate inheemse, geestelijken. Daar kwam echter niet veel van terecht: er was (en is) binnen de Filipijnen nog steeds een soort frontier waarachter moslims en animisten niets van het katholieke geloof moesten hebben.Ga naar eind8 Bovendien was er in Azië buiten de Filipijnen geen missiegebied meer over: Japan en China weerden het christendom en bij veel Nederlanders in Indië hoefde je ook niet aan te komen met de ‘vervloekte afgoderij’ uit Rome. In de negentiende eeuw gingen Indië en de Filipijnen producten als rietsuiker, koffie en indigo produceren voor de wereldmarkt. De katholieke ordes ontwikkelden zich in de loop van de jaren tot grootgrondbezitters met grote econo- | |||||||||||
[pagina 83]
| |||||||||||
mische belangen. De fraters waren in het hele land aanwezig en vormden het middelpunt van de lokale gemeenschappen. Ze gingen over het zielenheil van de bevolking en waren via de biechtstoel uitstekend op de hoogte van wat er speelde. Het Spaanse, wereldlijke gezag kon ze eigenlijk niet de baas - de ordes hadden een kort lijntje naar de orde in Spanje, en zo toegang tot het centrum van de macht. Taalbeheersing speelde een belangrijke rol: Spaans werd niet, zoals in Zuid-Amerika, de lingua franca van de kolonie. Aan het eind van de Spaanse tijd, rond 1900, beheerste maar drie procent van de bevolking die taal.Ga naar eind9 De fraters leerden de lokale talen waardoor ze de communicatie met de bevolking beheersten.Ga naar eind10 Er ontstond een unieke situatie waarin de ordes oppermachtig waren, ook wel ‘frailocratie’ genoemd: de staatsvorm waarbij de macht in handen van fraters is.Ga naar eind11 Zo ontwikkelden Indië en de Filipijnen zich elk op hun eigen manier. Nederland had in de koloniale tijd weinig belangstelling voor de buren. Tekenend is het verhaal over de eerste Nederlandse consul in Manila die in 1866 benoemd werd.Ga naar eind12 Negen jaar later deed een Nederlands marineschip de stad aan. Aan de kapitein was opgedragen na te gaan hoe het er eigenlijk voorstond met het consulaat. De consul bleek zijn functie overgedragen te hebben aan een ander, en die op zijn beurt ook weer - blijkbaar zonder dat het iemand in Den Haag of Batavia was opgevallen. | |||||||||||
José RizalJosé Mercado Rizal werd in het plaatsje Calamba geboren, vijftig kilometer onder de hoofdstad Manila, in de regio waar Tagalog - één van de Filipijnse talen - gesproken wordt. Zijn vader verbouwde er suikerriet, de familie boerde goed, maar bezat geen eigen grond: ze pachtte van de orde van de Dominicanen, de grootgrondbezitter ter plaatse. De Mercado's waren mesties: ze hebben Chinese, Spaanse, Japanse en Filipijnse voorvaderen. José bleek een buitengewoon intelligente en leergierige jongen te zijn. Hij kreeg les van zijn moeder, een ontwikkelde vrouw; hij verslond de boeken uit haar bibliotheek. Het onderwijs ter plaatse was ver onder zijn niveau; ook ingehuurde privéleraren konden hem al snel niets meer leren. Daarom ging hij naar de eliteschool van de Jezuïeten in Manila, het Ateneo, waar hij met vlag en wimpel afstudeerde. Hij studeerde verder aan de universiteit in Manila; het aanbod aan studierichtingen was beperkt - medicijnen leek hem de beste keuze om wat voor zijn land te kunnen doen. Ook aan de universiteit was hij een uitblinker. Door de opening van het Suezkanaal in 1869 was de reis naar Spanje veel korter geworden, wat voor Filipino's de mogelijkheid schiep in Spanje te gaan studeren.Ga naar eind13 Ook Rizal besloot zich in te schrijven aan de universiteit van Madrid om zijn studie te voltoo- | |||||||||||
[pagina 84]
| |||||||||||
ien, met zijn broer als sponsor. Eenmaal in Madrid ontwikkelde hij zich tot een homo universalis: dichter, historicus, filosoof, taalkundige, essayist, volkenkundige, arts. Hij beheerste een stuk of tien talen, deed aan schermen, was theaterliefhebber en onverzadigbare lezer van de negentiende-eeuwse Europese literatuur. Al snel werd hij de informele leider van de Filipijnse gemeenschap in Spanje. Steeds was er weer een nieuw project waar hij zich op stortte. Hij studeerde af als dokter, daarna specialiseerde hij zich tot oogarts in Parijs en Heidelberg. Portret van José Rizal in 1896 (foto van public domain: https://commons.wikimedia.org).
De familie Mercado Rizal had de frailocratie aan den lijve ondervonden. Rizals moeder was al eens op vage beschuldigingen opgepakt en voor 2,5 jaar achter de tralies gezet. Mogelijk had zij de Dominicanen geïrriteerd: een vrouw die slimmer is dan de lokale frater, dat wordt niet op prijs gesteld. Zijn vader stond stevig in zijn schoenen en durfde onrechtvaardigheden aan de orde te stellen; welvaart en een mooi huis geven al gauw scheve ogen. In 1872 was het onrustig in de kolonie. De autoriteiten sloegen keihard terug: drie Filipijnse priesters die als aanstichters werden aangewezen, eindigden aan de wurgpaal. José's oudere broer Paciano verkeerde in de kringen van één van die priesters. Vanaf dat moment was de naam Mercado verdacht. Om niet op te vallen liet José de eerste familienaam vallen en noemde hij zich voortaan José Rizal. | |||||||||||
Noli me tangere - ‘de Noli’Een ‘toespraak tot de hoofden van Calamba’ zoals die tot de hoofden van Lebak was in de Filipijnen niet denkbaar. Niet omdat het er beter aan toeging in de Spaanse kolonie: net als in Indië was er sprake van afpersing en machtsmisbruik. Maar hier had de toespraak gericht moeten zijn tot de ‘Fraters: de Dominicanen van Calamba’. De katholieke kerk en geestelijken waren onaantastbaar, voor gewone Filipino's net zo goed als voor de gouverneur. Maar hervormingen waren wel broodnodig, om te beginnen het inperken van de macht van de fraters. Rizal kende de situatie in de Filipijnen en in Spanje, sprak de taal van de kolonisator en de gekoloniseerde, zijn familie had pijnlijke botsingen met de orde en de | |||||||||||
[pagina 85]
| |||||||||||
koloniale overheid achter de rug. Zijn reizen door Europa gaven hem een uniek perspectief op de kolonisator: Spanje leek vanuit Manila gezien heel wat voor te stellen, maar was vergeleken met Frankrijk en Duitsland achtergebleven: een zwakke broeder in Europa. Hij koos een literair wapen: de roman. De Noli is typisch negentiende-eeuws, melodramatisch, gemodelleerd naar de roman-feuilletons die toen in de mode waren, en satirisch. In de woorden van Anderson: een mix van schelmenroman en opera.Ga naar eind14 Rizal schreef zijn eerste roman in het Spaans tijdens zijn eerste periode in Europa (1882-1887): ‘Noli me tangere’, wat ‘Raak me niet aan’ betekent, of ‘Blijf van me af’: de tekst die Jezus na zijn wederopstanding gesproken zou hebben tegen Maria Magdalena. Benedict Anderson noemt het boek in de Spaanse wereld van eind negentiende eeuw een politieke handgranaat. Rizal fileerde daarin immers de Filipijnse maatschappij: omhooggevallen Filipino's die doen alsof ze Spanjaard zijn, Spanjaarden te dom om voor de duvel te dansen, geestelijken die alles doen wat God verboden heeft en met hun potjeslatijn indruk maken op de beminde gelovigen, kwakzalvers, het leven van de gewone man. Niet elke lezer zal de Noli kennen - om in de sfeer te komen het begin van het eerste hoofdstuk, ‘Een avondpartijtje’: In de laatste dagen van oktober gaf Don Santiago de los Santos, beter bekend onder de naam Capitan Tiago, een avondpartijtje, dat hoewel tegen zijn gewoonte eerst in de namiddag aangekondigd, reeds het onderwerp van alle gesprekken in Binondo [Chinatown en zakendistrict van Manila] uitmaakte, evenals in andere wijken en zelfs te Intramuros [het oude Spaanse centrum van Manila]. Capitan Tiago ging toen door voor de gulste man die er rondliep, en men wist dat zijn huis, evenals zijn land, de deuren niet gesloten hield, tenzij voor de handel of ieder nieuw of gewaagd denkbeeld. Als een elektrische schok ging het nieuws door de wereld der klaplopers, tafelschuimers en doodvreters, die God in zijn oneindige goedheid zo liefdevol In Manila teelt. Sommigen pakten de schoensmeer, anderen brachten knopen en dassen in orde, maar allen waren vervuld van de gedachte hoe ze wel de heer des huizes op de gemeenzaamste wijze begroeten zouden, om te doen geloven aan oude vriendschapsbanden, of zich te verontschuldigen voor het geval dit beter te pas kwam, dat ze niet vroeger hadden kunnen verschijnen. Het verhaal is deels autobiografisch: de hoofdpersoon, Ibarra, keert na jaren studie in Europa terug in de Filipijnen. Op het avondpartijtje van Capitan Tiago verneemt hij dat zijn vader na het beledigen van een frater overleden is in de gevangenis. Ibarra wil een school oprichten in zijn geboorteplaats, maar dat wordt tegengewerkt door ‘bad guy’ frater Dámaso. Het conflict loopt uit de hand. Ibarra wordt geëxcommuniceerd en zijn verloving met Maria Clara, de dochter van het rijke leeghoofd Tiago, wordt verbroken. Frater Salvi heeft een oogje op Maria | |||||||||||
[pagina 86]
| |||||||||||
Clara. Hij zet een opstand tegen het koloniale gezag in scène om Ibarra in diskrediet te brengen. Ibarra wordt gevangen gezet maar weet te ontsnappen met de hulp van de bandiet Elias. Maria Clara blijkt de dochter te zijn van Dámaso. Zij gaat in het klooster, liever dan met een ander te trouwen dan Ibarra. Filipino's waren er rond 1890 niet uit wat de toekomst voor hun land moest zijn. Een deel van de intelligentsia mikte op assimilatie: onderwijs in de Spaanse taal voor een veel groter deel van de bevolking, vertegenwoordiging van de Filipijnen in het Spaanse parlement, aanpak van de macht van de ordes. Rizal legde de nadruk op het opbouwen van een nationaal bewustzijn en aanpak van de misstanden. Voor hem was onafhankelijkheid op dat moment geen optie. Hij vond dat zijn vaderland daar niet aan toe was. Volgens Rizal zou er meteen een andere imperialist op het toneel verschijnen als Spanje het veld ruimde. Achteraf gezien blijkt hij scherp inzicht gehad te hebben in de situatie en het scenario dat zich zou ontrollen: tien jaar later werd het land een Amerikaanse kolonie. | |||||||||||
Terug naar ManilaTegen het eind van zijn verblijf in Europa liet hij het boek drukken in Duitsland. In de zomer van 1887 reisde hij terug naar de Filipijnen. Daar vestigde hij zich als arts, maar een rustig bestaan was er niet bij. Zijn boek was een sensatie in Manila en op de zwarte markt werd er grof geld voor geboden. Op dat moment zat er een liberale gouverneur in het paleis; die nodigde Rizal op de thee en vroeg hem om een exemplaar van het boek. De kerk was ziedend: van aartsbisschop tot dorpspastoor ontstaken ze in woede. Rizal werd allerlei lelijks uitgemaakt: protestant, anarchist, agent van Bismarck, dienaar van de duivel. Net in deze periode vroeg de Spaanse overheid aan Calamba hoe het toch kon dat de haciënda van de Dominicanen steeds groter was geworden maar de belastinginkomsten niet hoger. Rizal nam het initiatief om dit goed uit te zoeken. Wat bleek: de Dominicaanse orde had in de loop der jaren illegaal hun haciënda uitgebreid. Ze hieven pacht over land dat helemaal niet van hen was. De gemeenschap betaalde dus al tientallen jaren lang veel te veel pacht. Rizal schreef het allemaal netjes op. De hele gemeenschap was het er mee eens en het rapport ging naar Manila. Dat de fraters op de hak werden genomen in de Noli was erg, maar nu dreigde hij ook nog aan de portemonnee van de ordes te komen. De Dominicanen sloegen hard terug: alle boeren die het rapport ondertekend hadden werd de pacht opgezegd. De Spaanse overheid zat met Rizal in haar maag. De gouverneur zal veel van de misstanden uit de Noli herkend hebben maar tegen de ordes ingaan was ook voor hem ondenkbaar. Hij had Rizal al een bewaker en tevens lijfwacht toegewezen | |||||||||||
[pagina 87]
| |||||||||||
om hem in de gaten te houden en te beschermen. Daarna besloot hij dat Rizal het land uit moest. Halsoverkop werd hij op de boot naar Hong Kong gezet. Via Japan en Amerika reisde hij naar Londen. | |||||||||||
El Filibusterismo - ‘de Fili’In Londen ging Rizal onderzoek doen naar de situatie in de Filipijnen vóór de komst van de Spanjaarden. Waren de Filipino's door de kolonisatie geïsoleerd geraakt van hun broedervolken in Indonesië en Maleisië? In de bibliotheek van het British Museum bestudeerde en bewerkte hij het boek Sucesos de las Islas Filipinas (1609) van Antonio de Morga over de Filipijnen, zo goed als de enige bron over de pre-koloniale tijd.Ga naar eind15 Op 6 december 1888 schreef hij aan zijn Oostenrijkse vriend Blumentritt over een boek dat diepe indruk op hem had gemaakt: Het boek van Multatuli, dat ik je zal sturen, zo gauw als ik er aan kan komen, is heel bijzonder. Zonder enige twijfel is het veel beter dan mijn boek. Maar omdat de schrijver zelf een Nederlander is, zijn de aanvallen niet zo scherp als die van mij; maar het is veel kunstzinniger en beter geschreven, al laat het maar één kant zien van het Nederlandse leven op Java.Ga naar eind16 Hij prijst hier de Havelaar als een veel beter boek dan de Noli. Bijna achteloos noemt Rizal het grote verschil tussen beide schrijvers: Multatuli hoorde bij de kolonisatoren, Rizal bij de gekoloniseerden. Zijn hele leven al werd hij geconfronteerd met de rechteloze positie van hemzelf, zijn familie, Calamba en de Filipino's. Waarschijnlijk was dit zijn eerste kennismaking met Max Havelaar.Ga naar eind17 Wel had er al in 1881 in de Spaanse krant El Globo een stuk gestaan van señor Alfonso Nahuys over Multatuli en zijn boek - ‘un apostol holandes’ - maar toen was Rizal nog niet in Madrid gearriveerd.Ga naar eind18 In de goed voorziene bibliotheek in Londen waar hij aan het werk was, zal de Engelse versie van de Havelaar aanwezig zijn geweest. In Manila was ondertussen de volgende gouverneur gearriveerd: de starre Weyler, wederom iemand die aan de leiband van de geestelijkheid liep.Ga naar eind19 Toen de rechter de pachters in Calamba ongelijk gaf, liet hij de ontruiming doorgaan: de boeren werden van het land gezet, hun huizen en installaties verwoest. Rizal moet wanhopig geweest zijn: hij was in zekere zin de aanstichter van de ellende. Aan de andere kant van de wereld was hij machteloos om familie en vrienden bij te staan. In de loop van 1889 begon hij aan zijn tweede roman, het grimmige El Filibusterismo (‘de Fili’), de vrijbuiter. Het boek verscheen in 1891 in Gent en is het vervolg op de Noli. De idealist Ibarra die een school in zijn dorp wil stichten is veranderd in de cynicus Simoun. Hij gelooft niet meer in hervorming, wil | |||||||||||
[pagina 88]
| |||||||||||
een eind maken aan het koloniale bewind door ‘Verelendung’: hoe meer ellende hoe beter, want dat brengt de omwenteling dichterbij. Dus adviseert hij de gouverneur om juist dat te doen wat onvermijdelijk tot revolutie moet leiden. Als er een groot bal wordt gehouden voor de koloniale elite, beraamt Simoun een aanslag. Hij stouwt een prachtige lamp vol met dynamiet en brengt die mee als geschenk. Als de lamp gaat flikkeren staat de bom op scherp; iemand hoeft de schakelaar maar aan te raken en de boel vliegt in de lucht. Maar de aanslag mislukt doordat zijn kompaan, een jonge student, op het laatste moment met bom en al van het balkon in de langsstromende rivier duikt. Subplots zijn de pogingen van studenten een fatsoenlijke school voor Filipino's op te richten, en een hoge ambtenaar die het opneemt voor een onschuldig veroordeelde student - deze goede Spanjaard maakt zich onmogelijk en neemt ontslag. Geile en geldbeluste fraters, gouverneur Weyler en de gebeurtenissen in Calamba hebben hun sporen in de Fili nagelaten: zoals het verhaal over de boer Tales die een stukje land heeft ontgonnen en tot bloei gebracht. Dan claimen de Dominicanen dat zij de eigenaar zijn van de nu waardevolle grond. Jaar na jaar wordt de pacht verhoogd, uiteindelijk barst de bom. Tales vermoordt zijn kwelgeesten en sluit zich aan bij rondzwervende bandieten. Net zoals Multatuli aan het eind van de Havelaar het verhaal overneemt, Stern bedankt en Droogstoppel toevoegt: ‘Stik in koffie en verdwijn!’ stapt Rizal opeens in het verhaal. Hij wendt zich rechtstreeks tot de ongelukkige inwoners van Calamba, zijn familie en vrienden: Kom tot bedaren, vredelievende bewoners van Calamba! U heet geen van allen Tales, u hebt geen van allen iets misdaan! U heet Silvestre Ubaldo, Manuel Hidalgo, Paciano Mercado, uw naam is het hele dorp Calamba. U hebt uw akkers ontgonnen en daar hebt u uw levenslange arbeid, uw spaargeld, uw slapeloze nachten en ontberingen aan ten koste gelegd. Nu zijn ze u ontstolen, u bent uit uw huizen verdreven, en de anderen mogen u zelfs geen gastvrijheid verlenen! Zij zijn er niet tevreden mee het recht te schenden: ze hebben de geheiligde tradities van uw land met voeten getreden. U hebt Spanje en de Koning altijd trouw gediend, en toen u in hun naam om rechtvaardigheid vroeg, werd u zonder vorm van proces verbannen, aan de omarmingen van uw vrouwen en de liefkozingen van uw kinderen ontrukt! U hebt meer geleden dan Tales, en toch is u geen recht geschied! Men heeft u medelijden noch menselijkheid getoond - zelfs in het graf liet men u niet met rust. Ween of lach, daar op die eilanden waar u ronddwaalt, onzeker over de toekomst. Spanje, het grootmoedige Spanje, waakt over u, vroeg of laat zal u recht geschieden.Ga naar eind20 Ubaldo en Hidalgo zijn zwagers van Rizal, Paciano is zijn oudere broer. De schrijver laat hier alle schijn varen: zijn boeken spelen opeens niet meer in het fictieve plaatsje San Diego maar in Calamba. | |||||||||||
[pagina 89]
| |||||||||||
Zo heeft de Fili een aantal kenmerken die aan de Havelaar doen denken: de ambtenaar die het opneemt voor een Filipino, ontslag neemt en vertrekt; het beroep op het grootmoedige Spanje; het verhaal van Tales doet denken aan dat van Saïdjah; de schrijver die zichzelf opeens in het verhaal mengt.Ga naar eind21 | |||||||||||
Weer terug naar ManilaRizal wilde terug naar de Filipijnen, al raadde iedereen het hem af. Eind 1889 vertrok hij uit Europa en na een korte periode in Hong Kong besloot hij het erop te wagen. Al had hij er zo weinig vertrouwen in dat hij bij een vriend brieven achterliet die na zijn dood geopend moesten worden. Terug in Manila klapte de val dicht: de Spaanse overheid vervolgde hem niet maar hij werd wel verbannen naar Dapitan, een missiepost van de Jezuïeten op Mindanao.Ga naar eind22 Daar zat hij geïsoleerd, kon hij geen kwaad doen en mogelijk zouden de Jezuïeten hem terug op het rechte pad brengen. De enige verbinding met de buitenwereld was de boot naar Manila die één keer per maand langskwam. Hij zat niet stil in zijn verbanningsoord: hij praktiseerde als dokter, richtte een school op, stortte zich op de landbouw, de visserij, de biologie (hij heeft als eerste een aantal beestjes beschreven die nu rizali heten). Eén van de ordes stuurde een huurmoordenaar op hem af, maar die slaagde niet in zijn missie. Verzoeken aan de gouverneur om de verbanning op te heffen werden afgewezen of niet beantwoord. In de loop van 1896 zag hij een kans om weg te komen. Aan de andere kant van de wereld woedde de Cubaanse opstand. Spanje had een groot leger naar Cuba gestuurd en er was gebrek aan militaire artsen. Rizal bood aan om op Cuba te gaan werken. Op dat moment zat er weer een welwillende gouverneur in het paleis en het aanbod werd geaccepteerd. Hij stapte de volgende dag al op de boot, weg uit Dapitan. Ondertussen was de toestand in Manila geëscaleerd: er was een ondergrondse organisatie waarvan Rizal tot erevoorzitter was benoemd (zonder dat hij er iets van wist), die ook een opstand voorbereidde; er waren zelfs contacten met Japan om aan wapens te komen. In Manila miste hij net de boot naar Spanje. In de maand die hij moest wachten op de volgende boot brak de opstand uit. Hij hield zich afzijdig en kon vertrekken naar Barcelona. In Manila waren de Spanjaarden echter in alle staten toen ze ontdekten dat Rizal zo maar het land had kunnen verlaten. Tegen de tijd dat hij in Barcelona aankwam, was hij van passagier in gevangene getransformeerd. Zijn reis naar Cuba stopte hier en na een nacht in de beruchte Montjuich gevangenis moest hij linea recta terug naar Manila. Daar werd hij aangeklaagd; één van de beschuldigingen luidde dat hij met zijn boeken en andere geschriften de Filipi- | |||||||||||
[pagina 90]
| |||||||||||
no's had opgezet tegen de kerk, de fraters en de Spaanse overheid. Hij werd veroordeeld door de krijgsraad en op 30 december 1896 geëxecuteerd. Repressie in plaats van hervormingen - Rizal keek er filosofisch tegenaan: ‘quos vult perdere Jupiter, prius dementat!’: degenen die Jupiter in het verderf wil storten, maakt hij eerst krankzinnig. Rizal zag zijn boeken als middel in de strijd om de situatie te verbeteren. Met de Noli en de Fili had hij geschreven wat er geschreven moest worden. In de gevangenis schreef hij een emotioneel afscheid: het gedicht ‘Mi último adiós’ dat in een lamp uit de gevangenis gesmokkeld werd. Zoals Multatuli liefdevol over de gordel van smaragd schreef, noemde Rizal zijn land parel van de Oriënt. Het begin van het gedicht luidt: Vaarwel, mijn geliefde vaderland, lieveling van de zon, Parel van de Oriënt, onze verloren hof van Eden. | |||||||||||
Zijn nalatenschapMunten en postzegels met de afbeelding van Rizal (Particuliere collectie).
In 1898 brak oorlog uit tussen Amerika en Spanje. De oude koloniale macht was geen partij voor de opkomende wereldmacht. Na de oorlog pikte Amerika het grootste deel van het Spaanse koloniale rijk in: Cuba, Puerto Rico en de Filipijnen. In de Filipijnen ging dat niet zonder slag of stoot: de opstandelingen riepen een onafhankelijke Filipijnse republiek uit maar ze verloren het van Amerika. De nieuwe kolonisator onteigende de ordes, betaalde ze een schadevergoeding en verkocht het land aan gegoede Filipino's: een nieuwe klasse van grootgrondbezit- | |||||||||||
[pagina 91]
| |||||||||||
ters is geboren. Er kwam onderwijs op Amerikaanse leest, seculiere geestelijken kregen hun kans en in een paar decennia werd het Engels de lingua franca van het land. Ook nu nog zijn de Filipijnen in meerderheid katholiek (85% van de bevolking). Rizal werd in de eerste helft van de twintigste eeuw verheven tot nationale held, ‘the first Filipino’. 30 december is het ‘Rizaldag’, een nationale feestdag, elke plaats heeft een standbeeld en een Rizal Avenue en zijn portret staat op postzegels en munten. Voor de Amerikanen was hij aantrekkelijk als nationaal symbool: hij was dood dus hij kon geen meer kritiek leveren op de nieuwe kolonisator. In tegenstelling tot revolutionairen die eerst tegen Spanje en later tegen Amerika vochten was hij van onbesproken gedrag want hij had alleen de pen opgenomen als wapen. De kerk bleef moeite houden met zijn bijtende kritiek op de fraters. Op de getoonde postzegel rechts staat Rizal dan weer wel als alumnus van het Ateneo, dé Jezuïetenschool in Manila. Filipino's kunnen nog steeds de zegening van de Spaanse tijd opsommen: ‘gelukkig dat we nu allemaal katholiek zijn’. Voor een nationaal schrijver is het tragisch dat hij in een taal schreef die nu door zo goed als geen enkele Filipino meer beheerst wordt. Om de boeken in de oorspronkelijke taal te kunnen lezen moet je het Spaans machtig zijn, klassiek geschoold zijn (de fraters zijn dol op potjeslatijn) en woorden en uitdrukkingen uit het Tagalog kunnen begrijpen. In vertalingen is het moeilijk het onbeholpen taalgebruik, de woordgrapjes en zijn venijnige humor tot hun recht te laten komen. De boeken van Rizal zijn ook nu nog een bron van plezier: ze bevatten rake analyses, satire en beschrijvingen van de zwakte van de mens. Multatuli en Rizal: twee antikoloniale schrijvers, geestverwanten. Beiden schreven uit eigen ervaring, al hoorde de één bij de kolonisatoren, de ander bij de gekoloniseerden. Multatuli wijdde misschien wat meer woorden aan het onrecht dat hem zelf was aangedaan, maar hij had oog voor de misstanden: het Cultuurstelsel, de corrupte en misdadige regenten, de hypocrisie en het wegkijken van de burgerij en de Nederlandse overheid, het ellendige lot van de inheemse bevolking. Rizal werd door de ervaring van hemzelf, familie en vrienden met de neus op de feiten gedrukt. Ook hij attaqueerde het stelsel (frailocratie), de corrupte en misdadige fraters; hij beschreef de domheid, het bijgeloof en de ellende van zijn landgenoten. | |||||||||||
[pagina 92]
| |||||||||||
Geraadpleegde literatuur
|
|