Jaarboek Multatuli 2017
(2017)– [tijdschrift] Over Multatuli– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 71]
| |
Vertaling van de inleiding bij de Russische Max Havelaar (deel 2)
| |
Overzicht van de geschiedenis van Java (vervolg)5 Java onder het gezag van de Nederlandse regeringIntussen gingen de zaken van de Compagnie die aan het eind van de zeventiende eeuw volop bloeiden, in de tweede helft van de achttiende eeuw gestaag achteruit; het bestuurlijk apparaat was steeds minder opgewassen tegen de aanhoudende functie-uitbreidingen. Ten slotte vond de regering het tijd om zelf het bestuur van Java in handen te nemen; in 1798 nam zij het over van de Compagnie. Na een kort verblijf op Java van de Nederlandse maarschalk Daendels, die daar sombere herinneringen naliet maar ook een goede weg aanlegde (zie Max Havelaar, pagina 51, hierna), ging het gezag over het eiland tijdelijk (1811-1816) over op de Engelsen in de persoon van gouverneur T.St. Raffles, de latere auteur van een opmerkelijk werk over Java. Nauwelijks waren de Nederlanders terug op Java, of de zogenaamde Javaanse oorlog (1825-1830) brak uit, de grootste opstand tegen de Nederlanders in de negentiende eeuw. Initiatiefnemer en leider was de mohammedaan - en deze keer werkelijk een ‘fanaticus’ - Dipa Negara, een man met een enorme energie, inzicht | |
[pagina 72]
| |
in de krijgskunde en grote persoonlijke moed. Alleen al het feit dat deze oorlog vijf volle jaren kon duren wijst op het serieuze karakter ervan. De Nederlanders hebben over de geschiedenis van deze oorlog omvangrijke werken geschreven en gepocht op de bijzondere strategieën die zij toepasten. Het resultaat was dat ze de overwinning behaalden: Dipa Negara gaf zich over, zogenaamd op eervolle voorwaarden, maar in feite door bedrog; vervolgens is hij verbannen. Omslag van de Russische vertaling van Max Havelaar door M.I. Tubjanski (Moskou Leningrad 1927) (Collectie Multatuli Huis).
Pas na het beëindigen van deze oorlog kon de Nederlandse regering de maatregelen nemen die meer winst zouden moeten opleveren dan de Compagnie had kunnen behalen. In 1830 voerde gouverneur-generaal De Bosch het vermaarde cultuurstelsel in. Dit kwam erop neer dat de inlanders op één vijfde deel van hun land zonder betaling koffie, suiker, katoen en dergelijke gewassen moesten verbouwen en vervolgens in loodsen opslaan. Vandaaruit werden hun producten naar de Europese markten verzonden en met enorme winsten verkocht. Feitelijk was het ‘cultuurstelsel’ een systeem van ongebreideld misbruik en uitbuiting | |
[pagina 73]
| |
van de Javaanse boeren, dat ongekende honger en armoede veroorzaakte. De tot wanhoop gebrachte bevolking kwam op verschillende plaatsen in opstand, voor het grootste deel kleinschalig en anarchistisch van aard. Een van die opstanden wordt beschreven in ‘Maks Havelar’, hoofdstuk 17. De onderwerping van prins Diponegro aan luitenant-generaal Baron de Kock, 28 maart 1830. Olieverfschilderij door Nicolaas Pieneman, ca. 1830-1835 (Rijksmuseum Amsterdam).
In 1877 werd het ‘cultuurstelsel’ afgeschaft, maar dat was meer een verandering van naam dan van systeem. Over de verdere geschiedenis van Java, hoe interessant ook, zullen we het hier niet hebben.Ga naar eind2 Het moment is aangebroken om aandacht te schenken aan de auteur van onze roman. | |
Het leven van Multatuli (Eduard Daues Dekker)Onder de Nederlandse ambtenaren op Java, in meerderheid plichtsgetrouwe uitvoerders van het regeringsbeleid, waren er enkelen die de systematische uitbuiting van de inlanders van nabij meemaakten en zich er niet bij konden neerleggen. Zij protesteerden ertegen, maar hun protesten kwamen, door gebrek aan burgerlijke moed of andere oorzaken, niet buiten de grenzen van de ambtenarij | |
[pagina 74]
| |
en belandden uiteindelijk in de archieven van het koloniaal bestuur. Maar onder de Nederlandse ambtenaren op Java was één opmerkelijke man die ‘niet kon zwijgen’. Dat was Eduard Daues Dekker, onsterfelijk geworden onder het pseudoniem Multatuli.Ga naar eind3 Dekker werd op 2 maart 1820 in Amsterdam geboren in het gezin van koopvaardijkapitein Engel Daues Dekker. Hij bezocht aanvankelijk het gymnasium en bereidde zich volgens de wens van zijn vader voor op het koopmanschap. Maar al in zijn jeugd bleek zijn onafhankelijke karakter en ging hij tegen de wil van zijn vader in. Op zijn achttiende vertrok Dekker naar Nederlands-Indië, op een schip waarvan zijn vader reder was en zijn oudste broer Jan eerste stuurman.Ga naar eind4 Op 6 januari 1839 kwam hij op Java aan en trad hij als klerk in dienst bij de ‘financiële kamer’ in Batavia.Ga naar eind5 Aanvankelijk onbezoldigd, later tegen een vergoeding van 80 gulden per maand, na een jaar zelfs 220 gulden. In die tijd had Dekker zijn eerste romance - een ongelukkige liefde voor Karolina Versteg - waarvan de weerslag te vinden is in de jeugdige verzen in hoofdstuk 3 van ‘Maks Havelar’. Maar veel belangrijker voor zijn verdere lot was zijn benoeming in 1842 tot ‘controleur der tweede klasse’ in Natal op de westkust van Sumatra. Hier kreeg Dekker voor het eerst van zeer nabij met de Indonesische bevolking te maken. Nadat hij zich de eisen die zijn ambtelijke positie aan hem stelde zeer snel had eigengemaakt, won hij het bijna onbegrensde vertrouwen van de plaatselijke bevolking. In de ogen van het Nederlands bestuur verhoogde dit zijn waarde enorm, hij werd speciaal naar plaatsen gestuurd waar de onvrede van de ‘inlanders’ heel groot was en opstand dreigde. Dekker ging alleen, zonder wapens, naar de meest gevaarlijke plekken en het lukte hem altijd de gewenste rust te brengen: een rol die, zou men zeggen, op het eerste gezicht tamelijk vreemd was voor een toekomstige ‘rebel’. Maar hoe ver Dekker toen al afstond van degenen die hem wilden gebruiken om de bevolking rustig te houden, bleek uit een van zijn latere brieven: ‘Vaak op Sumatra bekroop me de verleiding om alles op te geven en de kant van de inlanders te kiezen, tegen de regering.’ En als hij dat niet deed, was dat om een gegronde reden: hij wist dat een opstand niet tot succes kon leiden - de mislukte Javaanse oorlog lag de inlanders nog te vers in het geheugen. Dekker hoopte indertijd op iets anders: eerst een invloedrijke post verwerven en daarna het gehele bestuurlijke systeem hervormen. In 1843 werd Dekker verdacht van nalatigheid in financiële zaken te Natal en onder toezicht geplaatst van de resident van Padan - ook op Sumatra. Over deze onrechtvaardige beschuldiging en de moeilijke positie waarin Dekker daardoor belandde, verhaalt hij zelf in hoofdstuk 13 van ‘Maks Havelar’. Vanwege de rechtszaak die Dekker tegen de wil van zijn chef, generaal Michiels, aanspande om zijn onschuld aan te tonen, dwarsboomde de generaal hem | |
[pagina 75]
| |
op allerlei manieren. Hij hield zelfs enige tijd zijn salaris in. De zwaarste periode van zijn verblijf op Java waren de jaren 1843-1845.Ga naar eind6 Daar staat tegenover dat hij aan het eind van die periode Everdina Huberta barones van Wijnbergen leerde kennen, die in 1846 zijn echtgenote werd en een trouwe vriendin gedurende vele jaren van beproeving. In 1848 werd Dekker, na een paar korte overplaatsingen, benoemd tot secretaris in Menado op het eiland Celebes. De tijd die hij daar doorbracht, tot 1851, was de rustigste en gelukkigste van zijn verblijf in Indonesië. In 1851 werd Dekker benoemd tot assistent-resident op het eiland Ambon - wederom als ‘rustbrenger’ want er was allerlei onrust op het eiland. Maar deze keer was zijn rol aanzienlijk moeilijker. Bovendien heeft het eiland een zeer slecht klimaat. In 1852 vroeg en kreeg Dekker om gezondheidsredenen twee jaar verlof in het vaderland. Toen hij in 1856 naar Java terugkeerde en werd benoemd op de hoge post van assistent-resident van het district Lebak ofwel Bantan-Kidul (Zuid-Bantam), had zijn vijftienjarige ambtelijke loopbaan het verzadigingspunt bereikt: hij zag zijn werk niet langer als zijn beroep, hij ‘kon niet meer’. Dekker was in totaal bijna drie maanden assistent-resident van Lebak: op 23 maart werd hij wegens ‘onzorgvuldigheid’ van zijn functie ontheven en op 4 april geheel uit de staatsdienst ontslagen.Ga naar eind7 Aan de gebeurtenissen die zich in deze korte periode van drie maanden hebben afgespeeld, heeft Dekker zijn autobiografische roman ‘Maks Havelar’ gewijd, waarin hij zichzelf opvoert onder de naam van de hoofdpersoon in de roman, zijn vrouw onder de naam Tina, en zijn zoon Eduard onder de naam ‘kleine Maks’.Ga naar eind8 | |
‘Maks Havelar’In 1857 keerde Dekker naar Nederland terug en raakte onmiddellijk in de greep van de armoede. Hij reisde van de ene stad naar de andere op zoek naar inkomen, genoodzaakt te leven zonder zijn vrouw, die onderdak had gevonden bij familieleden die haar man een ‘mislukkeling’ noemden en haar aanspoorden zich van hem te laten scheiden.Ga naar eind9 Door de nood gedwongen probeerde Dekker opnieuw een functie te krijgen in Nederlands-Indië, maar tijdens de besprekingen hierover waarschuwde hij: ‘Anders dienen dan ik te Lebak diende kan ik niet.’ Toen zijn pogingen op niets uitliepen, vielen zijn laatste twijfels weg. In Brussel schreef hij - soms op een koude zolder, soms in een klein restaurantje, hongerlijdend en genoodzaakt geld te lenen voor papier en inkt - zijn roman ‘Maks Havelar’, die in mei 1860 verscheen. Dekker was toen nog geen veertig jaar, ‘Maks Havelar’ was zijn eerste gedrukte werk. | |
[pagina 76]
| |
Hij schreef zijn roman om te laten zien dat ook de Javaan een mens is, dat over zijn bittere lot niet mag worden gezwegen en dat dit lot verbeterd moet worden. Zijn boek is een ‘tendensroman’ in de meest positieve zin van het woord. Het is zo men wil een ‘pamflet’, maar zó origineel van vorm, zó rijk aan poëtische en psychologische inhoud, zó overtuigend en levensecht, vrijwel authentiek, en tegelijkertijd van begin tot eind zó vol diepmenselijke emoties, liefde en haat, vervoering en verachting - het is, kortom, zó rijk aan normen en waarden dat het, zelfs in het zelfgenoegzame ‘koffie’-Nederland van die tijd, in het Nederland van de Droogstoppels, wel een enorme indruk moest maken.Ga naar eind10 De artisticiteit van ‘Maks Havelar’ met zijn ongewone structuur, waaraan overigens niets toevalligs is, is zo groot dat Dekker in Nederland onmiddellijk werd erkend als eersterangs schrijver en deze ereplaats onder de klassieke schrijvers tot op de dag van vandaag heeft behouden. Maar veel groter dan het literaire of ideële effect was de morele en politieke uitwerking van de roman: ‘Het hele land rüde als het ware’, sprak een parlementslid indertijd. Binnen enkele maanden was het boek met een oplage van 1300 exemplaren uitverkocht - een ongekend verschijnsel op de toenmalige Nederlandse boekenmarkt. Het boek was het gesprek van de dag. Maar dit succes had ook een keerzijde: een tweede druk van ‘Maks Havelar’ was pas elf jaar na de eerste mogelijk.Ga naar eind11 In feite kon het boek voor de Nederlandse regering en het hele systeem van de Nederlandse welvaart dat gebouwd was op de koloniale politiek, niet anders dan een schandaal worden. Door kringen die er belang bij hadden werden dan ook allerlei maatregelen genomen om het onschadelijk te maken. De bekende Nederlandse schrijver Van Lennep, die zogenaamd enthousiast was over het boek nog vóór het in druk was verschenen, overreedde Dekker - gebruikmakend van diens behoeftige omstandigheden - het auteursrecht aan hem over te dragen om de onderhandelingen met uitgevers te vergemakkelijken; maar toen Dekker hem vroeg zich in te zetten voor de tweede druk, antwoordde Van Lennep hem dat ‘wie een huis koopt, het recht heeft om daar andere gebouwen omheen te bouwen (zodat het niet meer te zien is), zonder dat aan de vorige eigenaar te hoeven vragen.’Ga naar eind12 Dat was het begin van nieuwe tegenslag voor Dekker, die wederom leidde tot armoede. Deze getalenteerde rebel werd, met onuitgesproken instemming van de Nederlandse samenleving, veroordeeld tot kwellende armoede, machteloosheid en eenzaamheid gedurende tien volle jaren (1860-1870) en tot de staat van ‘verstoten zoon des vaderlands’ voor de rest van zijn leven. Als Dekker erin is geslaagd om zich in die tijd staande te houden en zich vanaf 1870 zelfs van een min of meer dragelijk bestaan te verzekeren, dan had hij dat uitsluitend te dan- | |
[pagina 77]
| |
ken aan het ijzeren doorzettingsvermogen waarmee hij na het verschijnen van ‘Havelar’ zijn literaire werk ter hand nam. Aan de buitenkant leek hij slechts te schrijven om den brode, maar in feite leverde hij een enorme geestelijke inspanning door vorm te geven aan de ingrijpende ervaringen die zijn tegenspoed en zijn opvattingen met zich meebrachten - en waarvan de eerste neerslag te vinden is in ‘Maks Havelar’. Na deze roman publiceerde Dekker nog een hele reeks werken, die tijdens zijn leven matig werden gewaardeerd maar momenteel een vooraanstaande plaats innemen in het poëtisch-filosofisch onderzoek van de negentiende eeuw en Dekker op één lijn stellen met de grote denkers en dichter-humanisten van de nieuwe tijd zoals Victor Hugo, Whitman en Swinburne.Ga naar eind13 Dekker stierf op 23 februari 1887.Ga naar eind14 Wat het lot van ‘Maks Havelar’ ook geweest mag zijn tijdens het leven van de auteur, het lijkt ons dat de gebeurtenissen in de veertig jaar die zijn verstreken sinds zijn dood - gebeurtenissen die het koloniale vraagstuk waarschijnlijk tot het belangrijkste probleem van de wereldpolitiek hebben gemaakt - de betekenis van het boek alleen maar hebben vergroot. Natuurlijk zijn de specifieke details van ‘Maks Havelar’ momenteel verouderd. Het boek stelt het koloniale vraagstuk niet politiek aan de orde. Het gaat over de tijd dat er op Java nog geen sprake was van een moderne ontwikkeling van zware industrie en evenmin een industrieel proletariaat. Dekker zag maar twee manieren om uit de koloniale impasse te komen: ofwel zich wenden tot het welwillende deel van de samenleving en uiteindelijk tot de koning, ofwel een uitzichtloze opstand - hoewel gezegd moet worden dat hij ook rekende op de opvoedende invloed van zijn boek op de jonge generatie. Maar al met al was er geen sprake van een politiek vooruitziende blik: het is niet duidelijk of Dekker de betekenis van het koloniale vraagstuk volledig begreep. Maar als men bij dit alles al kan spreken van een beperkt gezichtsveld, zijn boek heeft toch wel degelijk een grote waarde die niet moet worden onderschat; de pathos van zijn waarachtige menslievendheid blijft overeind, en het zal voor altijd Dekkers grote verdienste zijn dat hij als eerste het koloniale vraagstuk op artistieke en ‘ethische’ wijze heeft behandeld. Een meer bescheiden maar doeltreffender verdienste is dat hij het lijden van de Javanen waarachtig heeft uitgebeeld en een sfeer heeft geschapen waarin medegevoel met hun positie algemeen aanvaard werd.
M. Tubjanski. |
|