Jaarboek Multatuli 2017
(2017)– [tijdschrift] Over Multatuli– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 57]
| |||||||
Een onbekend brieffragment
| |||||||
[pagina 58]
| |||||||
Andere correspondentie tussen Multatuli en de Amsterdamse theaterdecorateur en -directeur Jan Eduard de Vries (1808-1875) is niet overgeleverd. In de delen ‘Brieven en Dokumenten’ van de Volledige Werken van Multatuli is niets te vinden, evenmin in de collectie van het (voormalige) Nederlands Theater Instituut en in het Stadsarchief Amsterdam. In dit artikel wil ik aannemelijk maken dat het fragment authentiek is en de context toelichten. | |||||||
‘Men toonde ons een brief van Multatuli’De eigenaar of eigenares van de brief wilde kennelijk anoniem blijven. Met ‘ons’ kan alleen de redactie van het Algemeen Handelsblad zijn bedoeld. Hoe kwam ‘men’ erbij zich bij die krant te melden met een brief van Multatuli? Bericht Algemeen Handelsblad, 26 maart 1910. Met P.J.A. Meersma wordt P.J.A. Meersmans bedoeld.
In januari 1910 was een commissie opgericht om de eerste grote Multatuliherdenking ooit te organiseren. Aanleiding was dat Max Havelaar in mei van dat jaar vijftig jaar geleden verschenen was. Hóe Multatuli moest worden herdacht - en of hij wel vooral als schrijver moest worden herdacht - daarover waren de leden het niet eens. De pers volgde de discussies op de voet; alleen al in het Algemeen Handelsblad verschenen tussen 1 januari en 7 mei 1910 - de datum van de feestelijkheden - 46 artikelen over de Multatulihuldiging. De herdenking zou starten met de opening van een tentoonstelling in het Stedelijk Museum te Amsterdam met brieven, boeken, foto's, documenten en curiosa van en over Multatuli. De commissie organiseerde daarvoor een zoekactie onder het publiek waarbij ook | |||||||
[pagina 59]
| |||||||
de pers werd ingeschakeld. Het Algemeen Handelsblad riep zijn lezers op zich met eventuele multatuliana te melden bij de commissie. Deze aanpak had succes: op de drukbezochte expositie waren veel onbekende stukken te zien. Vanaf het begin hadden de organisatoren de bedoeling de collectie na de tentoonstelling bij elkaar te houden. Dat is ook gebeurd en dit werd de kiem van het latere Multatuli Museum. Ook de andere programmaonderdelen - toneeluitvoeringen en voordrachten - waren geslaagd en kregen veel publiciteit. Het is denkbaar dat ‘men’ door al deze ophef over de streep is getrokken om met de brief voor de dag te komen. Bij de krant, niet bij de commissie, en te laat: de tentoonstelling was al gesloten. | |||||||
‘Tooneeldirecteur Ed. de Vries, die zijn Bruid Daarboven opvoerde’Er is tweemaal contact geweest tussen Eduard Douwes Dekker en Eduard de Vries, beide keren over De bruid daarboven. Begin september 1859 had Dekker het meer dan vijftien jaar oude stuk herschreven. Hij wilde proberen van zijn pen te leven en een opvoering van De bruid zag hij als eerste stap. Om zijn plannen te kunnen uitvoeren was, besefte hij, een invloedrijk netwerk nodig. In een brief aan de Amsterdamse vrijmetselaarsloge Concordia Vincit Animos - hij was in zijn verloftijd lid geworden - vroeg hij om ‘broederlijke hulp’.Ga naar eind1 En het werkte. Jacob van Lennep, eveneens vrijmetselaar, die het stuk al eerder onder ogen had gehad, oordeelde er opnieuw gunstig over en kwam bovendien met een advies: ‘Ik geloof dat het juist de vereischten bevat, welke voor het tooneel van den Heer de Vries geschikt zijn’.Ga naar eind2 Eduard De Vries, ook vrijmetselaar, toonde zich geïnteresseerd. Hij zocht de schrijver zelfs op voor overleg over bekortingen in de tekst. Op 30 oktober 1859 ontmoetten ze elkaar in het Brusselse logement Au prince belge waar Dekker logeerde. Over De Vries noteerde hij: ‘Allerliefst. Hoog ingenomen met het stuk rekommandeert zich voor meer.’Ga naar eind3 Zoals afgesproken stuurde hij hem kort daarna het manuscript van De bruid. En toen - bleef het stil. Kwam het door de wankele positie van De Vries op dat moment? Eerder dat jaar was hij door het Amsterdamse gemeentebestuur ontslagen. De kwaliteit van zijn producties in de Stadsschouwburg zou onvoldoende zijn geweest. In het najaar van 1859 werkte hij bij theater Frascati in de Nes, een muziekpodium dat sinds kort ook openstond voor toneel, maar ongeschikt was voor De bruid. Intussen bleef De Vries omzien naar een directeurspost; enkele maanden later, in 1860, zou hij de leiding krijgen van het Hollandsch Tooneel te Rotterdam. Mogelijk had De bruid in deze onzekere tussenperiode niet zijn prioriteit. | |||||||
[pagina 60]
| |||||||
Maar ook het Brusselse bezoek kan zijn mening hebben doen omslaan. Dekker had juist zijn nieuwe boek, Max Havelaar, voltooid. Hij was er nog vol van en las zijn gast de slotregels voor, waarin de schrijver zich tot de koning wendt. De Vries was onder de indruk. Hij zei, schreef Dekker, ‘dat ik dat in mijn belang en in het belang der zaak niet mogt laten drukken voor de Koning het gelezen had. Dit kwam uit hemzelf Hij zeide dat de koning een flinke man was.’Ga naar eind4 Vond De Vries dat Max Havelaar in deze vorm niet mocht verschijnen? Hij zou niet de enige zijn. Wilde hij eerst de ontvangst van de Havelaar afwachten vóór hij zijn naam aan De bruid verbond? Nadat Max Havelaar een succes was geworden, lagen de kaarten in elk geval anders. Eind 1864 verscheen De bruid in druk en twee toneelgezelschappen, in Amsterdam en Rotterdam, toonden interesse. Op 17 januari 1865 vond de première plaats - in Rotterdam en onder leiding van De Vries. Multatuli was aanwezig en vond de voorstelling ‘uitmuntend’.Ga naar eind5 Het brieffragment in het Algemeen Handelsblad dateert van 16 januari, één dag voor de première. Het is goed mogelijk dat Multatuli De Vries per brief heeft geïnformeerd over zijn komst. In het ontbrekende deel, dat de redactie van het Algemeen Handelsblad niet belangwekkend genoeg vond om over te nemen, kan zijn logeeradres of aankomsttijd hebben gestaan. | |||||||
‘Het heele stuk is “jeune”’Multatuli is lang onzeker geweest over De bruid daarboven. Toen hij het stuk in het najaar van 1859 opnieuw onder handen nam, was hij aanvankelijk positief gestemd: ‘Ik heb idee dat ik daarvan iets maak.’Ga naar eind6 Kort daarna begon hij aan Max Havelaar en ontwikkelde in razend tempo een volkomen nieuwe manier van schrijven. Zijn mening over De bruid veranderde toen definitief. Nog geen drie weken later meldde hij een vooraanstaand vrijmetselaar: ‘Ik verzoek U vriendelijk te bedenken dat ik Zestien jaren ouder ben dan toen ik ≪de bruid daarboven≫ schreef.’ Na voltooiing van Max Havelaar noemde hij het stuk zelfs ‘heel kinderachtig’.Ga naar eind7 Ook later zou hij steeds wijzen op het jeugdige karakter van het stuk en vooral op de sentimentaliteit van het voornaamste personage, de idealistische Holm, overigens zonder zijn jeugdwerk ooit geheel te verloochenen.Ga naar eind8 De kritische opmerkingen in het postscriptum van deze brief liggen in dezelfde lijn. Dekkers hoop werd vervuld: het publiek oordeelde in 1865 niet anders dan hijzelf in 1843. De schrijver werd op het podium geroepen en toegejuicht. | |||||||
[pagina 61]
| |||||||
‘Minister of directeur van een Maatschappij tot doorgraving van 't heelal’De tegenhanger van Holm is de opportunistische kamerdienaar Frans. ‘Een kanalje’, noemde Multatuli hem, een personage dat evenals Droogstoppel ‘niet doet in sentiment’.Ga naar eind9 In het brieffragment keert Multatuli de rollen om. Niet Holm moet beloond worden - zoals in het stuk - maar Frans, die een post als minister of directeur verdient. (Wat en passant weinig goeds zegt over ministers en directeuren.) De ‘Maatschappij tot doorgraving’ was een actueel onderwerp. De Nederlandse regering had in 1863, na jarenlang politiek getouwtrek, een concessie verleend aan de Amsterdamsche Kanaal Maatschappij voor wat toen de ‘doorgraving van Holland op zijn Smalst’ heette: de aanleg van het Noordzeekanaal. Het werd het grootste Nederlandse concessiewerk van de negentiende eeuw. Op 8 maart 1865 startte de doorgraving van de duinrand bij Velsen, wat toen werd beschouwd als een historisch moment. In het Pak van Sjaalman in Max Havelaar bevindt zich een verhandeling ‘Over het doorgraven der landengte van Suez, en de gevolgen daarvan.’Ga naar eind10 Een groter project dan het Noordzeekanaal, dat in dezelfde periode werd uitgevoerd (1858-1867). De ‘doorgraving van het heelal’ is natuurlijk het summum van alle doorgravingen. Een ironische overdrijving die alleen uit de pen van Multatuli kon komen. | |||||||
Literatuur
|