Jaarboek Multatuli 2017
(2017)– [tijdschrift] Over Multatuli– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 13]
| |||||||||||||||||||||||||||
Een tegenwerkende uitgever
| |||||||||||||||||||||||||||
[pagina 14]
| |||||||||||||||||||||||||||
in de bibliotheek van de Vereeniging ter Bevordering van de Belangen des Boekhandels bevinden zich twee brieven van zijn hand. De eerste brief is gericht aan een boekhandelaar in Deventer. De Ruyter schrijft hem: ‘Bij het groot getal Boekverkoopers, dat nog dagelijks vermeerdert, is het voor mij, die weinig uitgeef, niet mogelijk met alle in correspondentie te blijven.’ Hij raadt hem aan de boeken die hij wil bestellen ‘door tusschenkomst van Uwen Correspondent te ontbieden.’Ga naar eind4 Omdat dit briefje gedateerd is 20 juni 1860 is het niet moeilijk te raden om welk boek het gaat: het moet de in mei van dat jaar verschenen Max Havelaar geweest zijn. Het laat zien dat De Ruyter een kleine uitgever is die weinig moeite doet om het boek te verspreiden. In plaats van het rechtstreeks te verzenden, verkoopt hij het via de omweg van een ‘correspondent’ - meestal een boekhandelaar - die in Amsterdam zaken doet voor de Deventerse boekhandel. Die kan het bij De Ruyter afhalen en voor het verdere vervoer zorgen. Het is vreemd dat een uitgever die een bestseller in handen heeft - en dat was Max Havelaar - zo terughoudend reageert. Het lijkt wel of hij het boek met tegenzin verkoopt; en misschien is dat ook wel zo. Wie De Ruyter wil begrijpen zal onderzoek moeten doen naar zijn herkomst als boekhandelaar en uitgever en naar de manier waarop hij zijn beroep uitoefende. Dat onderzoek onthult waarom Van Lennep hem als uitgever koos en wat de ware bedoeling daarvan was. Het was niet om Multatuli te helpen, maar om zijn roman onschadelijk te maken. Dat is het tegendeel van de vriendendienst die hij hem volgens Mathijsen bewezen zou hebben. | |||||||||||||||||||||||||||
De uitgever De RuyterEr is geen archief van De Ruyter overgeleverd. Zijn dossier in de bibliotheek van de Vereeniging ter Bevordering van de Belangen des Boekhandels bevat behalve zijn overlijdensbericht slechts één prospectus. Hierin beveelt hij een biografie van zijn naamgenoot Michiel de Ruyter aan, een werk dat hij van een andere uitgever had overgenomen.Ga naar eind5 Het overlijdensbericht vermeldt dat hij op 17 mei 1880 in zijn woonhuis en winkel aan de Paleisstraat 3 is overleden, 77 jaar oud. Na deze aankondiging volgt het verzoek om van ‘rouwbeklag verschoond te blijven’. Die wens werd gerespecteerd, want aan zijn dood werd in het openbaar geen enkele aandacht besteed. Over zijn persoonlijk leven is nagenoeg niets bekend. Hij trouwde op latere leeftijd een weduwe met twee kinderen, hij was lid van de Waalse kerk en sinds 1844 was hij boekhandelaar, en af en toe ook uitgever.Ga naar eind6 Dat laatste was geen ongewone combinatie in de negentiende eeuw: veel boekhandelaren hadden naast | |||||||||||||||||||||||||||
[pagina 15]
| |||||||||||||||||||||||||||
hun winkel ook een uitgeverij. Sommigen zijn zelfs bekender geworden als uitgever dan als boekhandelaar. Maar De Ruyter was in de eerste plaats boekhandelaar en hij was de laatste van wie je zou verwachten dat hij een boek als Max Havelaar zou uitgeven. Hij had daar zelf ook niet om gevraagd. Het werd hem opgedrongen door Jacob van Lennep, iemand aan wie hij moeilijk iets kon weigeren. Overlijdensbericht van Joost de Ruyter, 17 mei 1880 (Bijzondere Collecties UvA).
De Ruyter is altijd een kleine uitgever geweest. Zijn eerste publicatie dateert van 1847 en was een politiek pamflet van Jacob van Lennep. Zijn tweede was een soortgelijk geschrift, dit keer naar aanleiding van de rellen in Amsterdam in het revolutiejaar 1848. Als derde gaf hij een preek uit van een Waals predikant in Amsterdam. Het is allemaal gelegenheidswerk, eerder uitgegeven vanwege een persoonlijke relatie met de opdrachtgever dan uit commerciële overwegingen. Dit is vanaf het begin kenmerkend voor zijn fonds. Hetzelfde geldt voor de vijf dissertaties die hij tussen 1850 en 1856 uitgeeft. De uitgave ervan werd immers door de auteurs zelf gefinancierd: tegen betaling van een afgesproken bedrag kregen zij het gewenste aantal exemplaren. Drie van die dissertaties werden geschreven door leden van de familie Van Lennep en één van de auteurs was familie van een Waals predikant die hij uit de kerk kende. In de eerste tien jaar van zijn loopbaan als uitgever zijn er maar een paar publicaties die wijzen op andere redenen dan een vriendschapsdienst. Samen met de | |||||||||||||||||||||||||||
[pagina 16]
| |||||||||||||||||||||||||||
Amsterdamse uitgever C.J. Borleff geeft hij een kookboek uit en een boekje van H.A. Kievits met schrijfoefeningen voor leerlingen van de lagere school. Van dit laatste boekje verschijnt later, nu zonder Borleff, nog een herdruk, terwijl hij van dezelfde auteur ook een ander schoolboek uitgaf. Slechts één keer in deze tien jaar publiceerde hij een literair werk: een vertaling door S.J.E. Rau van Sophocles' tragedie Philoktetes. Ook dit zal een vriendendienst geweest zijn. Rau was sinds zijn studententijd een goede vriend van de Waalse predikant te Amsterdam, P.J.J. Mounier. Die zal hem aan een uitgever hebben geholpen.Ga naar eind7 Het lijkt erop dat behalve aan Van Lennep De Ruyter ook aan de Waalse kerk moeilijk iets kon weigeren. Voorkaft van de eerste druk van Max Havelaar, Amsterdam, Joost de Ruyter, 1860 (Multatuli Huis).
Vanaf 1858 heeft De Ruyter op één uitzondering na nog maar twee opdracht- | |||||||||||||||||||||||||||
[pagina 17]
| |||||||||||||||||||||||||||
gevers: Van Lennep en de Waalse gemeente van Amsterdam. Bij Van Lennep gaat het om toneel en pamfletten. Voor de Waalse kerk geeft hij preken, rapporten en reglementen uit. De ene uitzondering is een verslag van de Maatschappij tot Redding van Drenkelingen, geschreven door de ‘Directeur-Consulent’ van deze maatschappij, J.A. Kool, een Amsterdamse arts van wie hij in 1852 ook een onderzoek over de ‘menschelijken schedel bij verschillende volken’ had uitgegeven. Datzelfde jaar publiceerde Kool een geschiedenis van de Maatschappij tot Redding van Drenkelingen, waarvan De Ruyter in 1855 nog een Franse vertaling uitgaf. Aan al deze uitgaven, inclusief die van Kool, ligt een persoonlijke relatie ten grondslag. In totaal gaf De Ruyter tussen 1847 en 1878 45 werken uit, waarvan de helft bestaat uit pamfletten, preken, rapporten en reglementen. Jacob van Lennep is betrokken bij meer dan de helft van alle uitgaven. Maar liefst zeven keer geeft hij een toneelstuk van hem uit, verder een reeks politieke pamfletten en daarnaast is hij de schakel tussen de dissertaties van de familie Van Lennep. Ook is Van Lennep verantwoordelijk voor de uitgave van Max Havelaar, de eerste en enige roman in zijn fonds.Ga naar eind8 | |||||||||||||||||||||||||||
Pieter Meijer, Gerrit Warnars en Pieter Meijer WarnarsDe Ruyter is de laatste in een reeks van bekende Amsterdamse boekverkopers en uitgevers die drie generaties omvat. In 1745 vestigde Pieter Meijer (1718-1781) zich als boekverkoper in Amsterdam, eerst op de hoek van de Voorburgwal en Molsteeg, en vanaf 1748 aan de Vijgendam. Hij was zeer geïnteresseerd in literatuur en hoorde tot de toonaangevende uitgevers van de achttiende eeuw. Bekend werd hij ook door de oprichting in 1767 van de Maatschappij tot Redding van Drenkelingen, waarmee Nederland het eerste land was met een reddingsmaatschappij. Meijer verzorgde de publicaties voor de Maatschappij en in zijn boekwinkel werd de administratie van de reddingsgevallen bijgehouden. Wie een drenkeling gered had, kon bij hem een gouden medaille of zes gouden dukaten ophalen.Ga naar eind9 Na zijn dood werd hij opgevolgd door zijn schoonzoon Gerrit Warnars (onbekend-1804) die een paar dagen eerder met zijn oudste dochter was getrouwd. Sinds 1767 was Warnars als boekhandelaar/uitgever gevestigd in de Kalverstraat. Die zaak hield hij aan, maar daarnaast zette hij samen met een zoon van Meijer diens zaak voort onder de naam De Erven P. Meijer en G. Warnars. Warnars was uit heel ander hout gesneden dan zijn schoonvader. Hij was voor alles koopman en minder geïnteresseerd in de kwaliteit van wat hij uitgaf. Wel had hij zich verplicht om reeksen of werken die door Meijer begonnen waren, voort te zetten, | |||||||||||||||||||||||||||
[pagina 18]
| |||||||||||||||||||||||||||
waaronder de publicaties van de Maatschappij tot Redding van Drenkelingen. Ook verzorgde hij herdrukken van literaire werken uit het fonds van Meijer, maar nieuwe projecten op dit gebied ondernam hij niet. Hij paste op de winkel en trok er letterlijk in, toen in 1800 zijn zwager de firma verliet, en hij zijn eigen zaak en die van Pieter Meijer vestigde in het pand aan de Vijgendam.Ga naar eind10 Vier jaar na zijn verhuizing overleed Warnars. Zijn weduwe nam de zaak over, vanaf 1809 samen met haar enige zoon Pieter Meijer Warnars (1792-1869). Pieter hield als uitgever het midden tussen zijn vader en grootvader. Ook hij zette de publicaties van zijn vader en grootvader voort (waaronder de verslagen van de Maatschappij tot Redding van Drenkelingen), maar anders dan zijn vader had hij ook belangstelling voor jonge Nederlandse schrijvers, al was hij op dat gebied veel minder actief dan zijn grootvader. Hij had echter één auteur in zijn fonds die tot de allerbekendste in de negentiende eeuw hoort en van wie hij lange tijd bijna exclusief de uitgever was: Jacob van Lennep.Ga naar eind11 | |||||||||||||||||||||||||||
Uitgever van Van LennepVan Lennep bracht hem niet alleen roem als uitgever maar leverde hem ook geld op, al zag dat er in het begin niet naar uit. De Academische Idyllen (1826) en Gedichten (1827) waren geen verkoopsucces, zoals de volgende anekdote illustreert. Op de jaarlijkse vergadering van de Vereeniging ter Bevordering van de Belangen des Boekhandels was het de gewoonte dat de aanwezige boekverkopers bij wijze van contributie exemplaren van een werk uit hun fonds te koop aanboden aan hun collega's. Daar kon dan op geboden worden. In 1828 bracht Meijer Warnars de Gedichten van Van Lennep in - winkelprijs drie gulden - maar niemand wilde ze hebben. Daarom kocht hij ze voor twee gulden maar weer terug.Ga naar eind12 Het geringe succes verklaart ook waarom Meijer Warnars zo terughoudend was met de publicatie van Van Lenneps eerste historische roman: De pleegzoon (1833). Maar liefst vijf jaar hield hij de kopij in portefeuille, voordat hij het werk op de markt bracht.Ga naar eind13 Meijer Warnars durfde de uitgave ervan pas aan, nadat Van Lennep zijn naam gevestigd had met de Nederlandsche Legenden (1828) - romantische dichtverhalen over onderwerpen uit de Nederlandse geschiedenis - waarvan in de daarop volgende jaren steeds weer nieuwe delen zouden verschijnen. Nationale bekendheid verkreeg Van Lennep kort erna met zijn toneelstuk Het dorp aan de grenzen (1830), waarvan in een jaar vijf drukken verschenen. Het was een gelegenheidsstuk geschreven naar aanleiding van de Belgische Opstand (1830-1831). Die opstand en de daarop volgende Tiendaagse Veldtocht (1831) inspireerde Van Lennep tot een stortvloed aan ‘uitboezemingen’, ‘dichtregelen’, ‘huldedronken’, | |||||||||||||||||||||||||||
[pagina 19]
| |||||||||||||||||||||||||||
‘liederen’ en toneel; het werd door Meijer Warnars allemaal uitgegeven. Pas daarna, in 1833, verscheen De pleegzoon. ‘Om niet’, want honorarium kreeg Van Lennep er niet voor.Ga naar eind14 Meer nog dan met De pleegzoon verwierf van Lennep blijvende roem met zijn volgende historische roman: De Roos van Dekama (1836). Dit boek maakte grote opgang en bezorgde Van Lennep de naam van de Nederlandse Walter Scott.Ga naar eind15 Ook nu kreeg Van Lennep er geen honorarium voor. Waarschijnlijk heeft hij van Meijer Warnars nooit iets gekregen. Volgens zijn kleinzoon was Klaasje Zevenster (1865-1866) het eerste werk waarvoor hij betaald werd, en dat verscheen bij een andere uitgever. Meijer Warnars had intussen goed aan zijn romans verdiend, tot ergernis van Van Lenneps echtgenote. Als zij de uitgever in zijn koets zag rondrijden, siste ze verwijtend: ‘daar rijdt “de Roos”’.Ga naar eind16 Daar stond tegenover dat Meijer Warnars wel alles uitgaf waar Van Lennep mee kwam: niet alleen romans, maar ook vertalingen, toneel en zangspelen, gelegenheidspoëzie en politieke pamfletten. Er ging geen jaar voorbij of er verscheen nieuw werk van Van Lennep, meestal zelfs meerdere publicaties per jaar. | |||||||||||||||||||||||||||
De boekwinkel van Meijer WarnarsOok zonder Van Lennep was Meijer Warnars in Amsterdam een bekende boekhandelaar. Hij was de derde generatie in de zaak op de Vijgendam en zou de winkel onsterfelijk maken door in 1820 een schilderij te laten maken van het interieur. De schilder was J.A. Jelgerhuis, en het werk is sinds 1878 in het bezit van het Rijksmuseum, nadat de dochter van Meijer Warnars het bij testament aan het museum had geschonken. De officiële titel luidt sindsdien: ‘De winkel van boekhandelaar Pieter Meijer Warnars (1792-1869) op de Vijgendam in Amsterdam’.Ga naar eind17 De Vijgendam bestaat niet meer. De huizen zijn in 1874 gesloopt voor een verbreding van het Rokin en voor de bouw - een paar jaar later - van het pand waar tegenwoordig De Koninklijke Industrieele Groote Club is gevestigd, op de hoek van de Dam en het Rokin.Ga naar eind18 Op het schilderij staan vier personen, waarvan de identiteit tot nu toe niet is onthuld, maar de goedgeklede man voor de toonbank is ongetwijfeld de trotse eigenaar van de zaak, en een van de drie personeelsleden moet Joost de Ruyter zijn. Een jaar later zou hij met zijn collega's een gedicht voor hun ‘hooggeachten patroon’ laten drukken ter gelegenheid van het huwelijk van Meijer Warnars met Jacoba Vetter (1796-1830).Ga naar eind19 Gelet op zijn leeftijd - hij was in 1820 achttien jaar - zal De Ruyter een van de twee krullenbollen achter de toonbank zijn.Ga naar eind20 | |||||||||||||||||||||||||||
[pagina 20]
| |||||||||||||||||||||||||||
‘De winkel van boekhandelaar Pieter Meijer Warnars (1792-1869) op de Vijgendam in Amsterdam’. Een van de twee krullenbollen achter de toonbank moet Joost de Ruyter zijn, 1820. Schilderij door Johannes Jelgerhuis (Rijksmuseum, Amsterdam).
| |||||||||||||||||||||||||||
Opvolger van Meijer WarnarsIn 1844 trok Meijer Warnars zich uit zijn zaken terug en verhuisde naar het oosten van het land. De winkel en de commissiehandel werden voortgezet door De Ruyter, die overigens een ander pand betrok, vijftig meter verderop, op de hoek van de Dam en de Kalverstraat, dat vanaf 1878 als adres Paleisstraat 3 kreeg.Ga naar eind21 Het is later afgebroken om plaats te maken voor het gebouw dat nu op Paleisstraat 1 staat.Ga naar eind22 De commissiehandel hield in dat de boekhandelaar, tegen een percentage van de verkooprijs, boeken verkocht die hij van de uitgever in commissie had ontvangen; de onverkochte exemplaren mocht hij terugsturen.Ga naar eind23 In de commissiehandel van De Ruyter speelde Van Lennep een belangrijke rol, want Meijer Warnars had zich niet volledig uit het vak teruggetrokken. Hij bleef zijn lucratieve werk als uitgever van Jacob van Lennep voortzetten. Hij verzorgde de uitgave van nieu- | |||||||||||||||||||||||||||
[pagina 21]
| |||||||||||||||||||||||||||
we delen van de in 1828 begonnen reeks Nederlandsche Legenden, die veel aftrek vonden. Ook De voornaamste geschiedenissen van Noord-Nederland aan zijne kinderen verhaald (1845) verkochten goed, terwijl de belangstelling voor Van Lenneps historische romans onverminderd groot bleef. In 1840 had Ferdinand Huyk het licht gezien en in 1850 Elizabeth Musch. En evenals daarvoor bleef Meijer Warnars de uitgever van een grote hoeveelheid politieke pamfletten, toneel, vertalingen en gelegenheidswerk. Zijn laatste uitgave betrof de bundeling van Van Lenneps oorspronkelijke en vertaalde toneelstukken, de Dramatische Werken (drie delen, 1852-1854). De zuidzijde van de Dam rond 1860, met de ingang van de Kalverstraat. Rechts vooraan het Koninklijk Paleis en daarachter de Gasthuissteeg, na 1875 de Paleisstraat geheten. De Ruyters winkel was het derde pand vanaf de hoek met de Kalverstraat. Handgekleurde litho van Cornelis Springer, uitgegeven door Buffa en Zonen in Amsterdam (Stadsarchief Amsterdam).
Voor al deze uitgaven onderhield De Ruyter het contact met Van Lennep, terwijl hij ook degene was die van 1844 tot 1855 verantwoordelijk was voor de aflevering ervan aan de boekhandel.Ga naar eind24 Eind 1855 liquideerde Meijer Warnars zijn uitgeverij en verkocht wat hij nog aan Van Lennep in zijn fonds had, inclusief het kopijrecht. Vanaf dat moment zou Van Lennep voor zijn literaire werk onderdak vinden bij verschillende uitgevers.Ga naar eind25 De Rotterdamse uitgever M. Wijt en Zonen | |||||||||||||||||||||||||||
[pagina 22]
| |||||||||||||||||||||||||||
bracht tussen 1856 en 1859 in veertien delen zijn verhalend proza op de markt onder de titel Romantische werken; een uitgave die een vervolg kreeg in de bundeling van zijn poëzie: de Poëtische werken (1859-1867). Het is het begin van steeds weer nieuwe verzamelde werken van Van Lennep, van proza, poëzie of toneel, uitgegeven door steeds wisselende uitgevers. Goede contacten onderhield Van Lennep eind jaren vijftig ook met de Gebroeders Kraay te Amsterdam, bij wie hij naast eigen werk de Gedichten van den Schoolmeester (1859) onderbracht, in een door hem verzorgde editie van de gedichten van zijn overleden vriend Gerrit van de Linde.Ga naar eind26 Jacob van Lennep. Staalgravure (1880) van Dirk Jurriaan Sluyter naar een schilderij van Johann Georg Schwarze uit de jaren 1860 (Multatuli Huis).
Maar van Lennep verloor bij al deze activiteiten De Ruyter niet uit het oog. Hij bleef hem gebruiken voor het kruimelwerk, voor uitgaven die commercieel niet interessant waren. Hij kende hem na al die jaren goed, eerst als bediende in de winkel van Meijer Warnars en later als diens tussenpersoon; misschien waren ze zelfs bevriend geraakt. In elk geval hoorde De Ruyter tot de vrienden die meebetaalden aan de oprichting van het gedenkteken op het graf van Van Lennep te Oosterbeek.Ga naar eind27 Maar al was De Ruijter de vaste uitgever van Van Lenneps gelegenheidswerk, en kende hij hem goed, dan nog is het de vraag waarom die juist hem uitzocht om Multatuli's roman uit te geven. | |||||||||||||||||||||||||||
[pagina 23]
| |||||||||||||||||||||||||||
Van Lennep en Max HavelaarToen Multatuli in oktober 1859 Max Havelaar voltooid had, zocht hij een uitgever. Tegelijkertijd hield hij de mogelijkheid open om de roman niet te publiceren. Het doel immers van Max Havelaar was eerherstel en verbetering van het lot van de Javaan. Dat kon ook bereikt worden door hem in een hoge positie in dienst van de Nederlands-Indische regering te plaatsen, en dan was publicatie niet langer nodig. Zo maakte Multatuli het boek inzet van onderhandelingen met de regering. Daarvoor nam hij contact op met W.J.C. van Hasselt en Jacob van Lennep, die hij kende via de vrijmetselarij. Beiden waren politiek actief: Van Hasselt had van 1848 tot 1852 in de Tweede Kamer gezeten en Van Lennep van 1853 tot 1856. Multatuli, die toen in Brussel woonde, liet het manuscript via zijn broer Jan bij hen bezorgen.Ga naar eind28 Beide heren waren diep onder de indruk van wat ze gelezen hadden, en waren ervan geschrokken. Van Hasselt noemde het ‘allerwenschelijkst’ dat de uitgave zou worden verhinderd. De minister van koloniën moest Multatuli een post aanbieden in het bestuur van Indië, op voorwaarde dat de roman niet zou worden gepubliceerd. Van Lennep dacht er net zo over, maar hij twijfelde aan de uitkomst van de onderhandelingen. Wat als die zouden mislukken? Dan was het beter om controle over de uitgave te houden. Om dat te bereiken schreef Van Lennep twee brieven aan Van Hasselt. In de eerste brief onderschreef hij het gevaarlijke karakter van het boek en betuigde hij zijn instemming met het plan om met de minister te gaan onderhandelen. In de tweede brief besloot hij Multatuli voor zich te winnen. Hierin gaf hij uiting aan zijn enthousiasme over wat hij gelezen had - hij vond het ‘bl[iksems] mooi’, hij had het verslonden - en stelde voor Multatuli te helpen bij het zoeken naar een uitgever. Die tweede brief mocht van Hasselt van hem doorsturen naar Multatuli, de eerste uiteraard niet.Ga naar eind29 Toen Multatuli de brief las, was hij ontroerd door de prijzende woorden van Van Lennep. Aan Tine schrijft hij dat hij op ‘geen flinker [...] lof had durven hopen’.Ga naar eind30 Intussen zette Van Lennep zijn charmeoffensief voort door Multatuli bij hem thuis uit te nodigen.Ga naar eind31 Op de vooravond van het bezoek stuurde Multatuli hem een brief om uiting te geven aan zijn ‘innige’ dankbaarheid.Ga naar eind32 Tijdens het bezoek zelf wist Van Lennep Multatuli volkomen in te palmen. Multatuli aan Tine: ‘ik kan je niet uitleggen hoe die man mij ontvangen heeft. 't Is kompleet eene schadeloosstelling voor al de miskenningen.’Ga naar eind33 Nadat Van Lennep erin was geslaagd om bij Multatuli de indruk te wekken dat hij zijn beste vriend en bondgenoot was, kostte het weinig moeite om hem Max Havelaar te ontfutselen. Toen de onderhandelingen met de minister op niets waren uitgelopen, bood Van Lennep aan om als voorschot op de publicatie van | |||||||||||||||||||||||||||
[pagina 24]
| |||||||||||||||||||||||||||
het boek Multatuli 200 gulden per maand uit te keren, zodat hij zich in Brussel als schrijver kon ontwikkelen. Hier maakte Van Lennep handig gebruik van het chronische geldgebrek dat Multatuli verhinderde om zich als schrijver te ontplooien. Met tegenzin nam Multatuli het aanbod aan; met tegenzin omdat Van Lennep hem duidelijk maakte dat hij ‘zoo moet werken, dat ik den Heer vL. niet kompromitteer. Ik moet “homme de lettres” wezen, en geen “agitator”! Dat valt mij nu wel hard, maar ik heb geen keus.’ Hij legde zich erbij neer dat Max Havelaar ‘nu het licht zal zien als koopwaar, in voorloopige afbetaling van de toegezegde hulp’ en dat die daarom ‘gekortstaart’ moest worden. Daarmee werd bedoeld dat het revolutionaire karakter van het boek naar de achtergrond moest worden gedrongen.Ga naar eind34 Vanaf het begin was Van Lennep bang voor het actuele en politieke gehalte van het boek. Hij wilde dat teniet doen door namen en jaartallen te vervangen en door het slot, waarin opgeroepen wordt tot revolutie, te verwijderen.Ga naar eind35 Multatuli verzette zich daartegen: ‘Moet Max H. zijn staart missen? 't Is er meê als de paradijsvogel. Het heele dier is om dien staart geschapen. [...] Juist, het weglaten der data maakt M.H. tot een roman. - maar het is geen roman. 't Is eene geschiedenis. 't Is eene memorie van grieven, 't Is eene aanklagt. 't Is eene sommatie!’Ga naar eind36 In een persoonlijk gesprek wist Van Lennep hem echter zover te krijgen dat hij zijn verzet grotendeels opgaf; de namen en jaartallen werden onherkenbaar gemaakt, maar het slot bleef. Hierna begon Van Lennep aan de ‘correctie’ van het handschrift.Ga naar eind37 Toen zette Van Lennep de laatste stap; hij bewoog Multatuli om het kopijrecht van Max Havelaar af te staan. Hij had, schreef hij aan Multatuli, in De Ruyter een uitgever gevonden, maar om met hem een contract af te sluiten, moest hij kunnen aantonen dat hij in het bezit was van het kopijrecht.Ga naar eind38 Hier had Multatuli nooit mee akkoord moeten gaan, maar hij vertrouwde Van Lennep en deed afstand van het kopijrecht. Het zou hem al snel bitter spijten dat hij zo goedgelovig was geweest. Van Lennep zou later beweren dat het niet anders kon. Niemand zou de roman hebben willen uitgeven, als die er niet zeker van was geweest dat hij ‘daardoor den vollen en vrijen eigendom van dat boek verkreeg’. Om die zekerheid te verschaffen, moest Van Lennep kunnen aantonen dat hij over het kopijrecht beschikte.Ga naar eind39 Het is een drogreden: verschillende juristen hebben erop gewezen dat een ‘overeenkomst van lastgeving’ voor dat doel had volstaan.Ga naar eind40 | |||||||||||||||||||||||||||
‘Een fatsoenlyk uitgever’Misschien nog wel het schrijnendste in deze zaak, is dat Multatuli Van Lennep helemaal niet nodig had om een uitgever te vinden: ‘Niet ik heb uw hulp gevraagd, | |||||||||||||||||||||||||||
[pagina 25]
| |||||||||||||||||||||||||||
ik had die tot den uitgave van den Max Havelaar niet nodig. Ik hád een uitgever. Gy hebt my laten verzoeken by u te komen’ - schreef Multatuli twee jaar later, als tot hem doorgedrongen is welke streek Van Lennep hem geleverd heeft.Ga naar eind41 Weer vier jaar later onthult hij hoe Van Lennep hem tijdens een bezoek had overgehaald van die uitgever af te zien: Ik ril als is denk aan 't oogenblik toen ik hem dat woord fatsoenlyk hoorde uitspreken. Ik had een uitgever voor havelaar. (Gunst die 't boek drukken zou voor rekening van myn broeder) v Lennep die 't manuscript had, zei - Neen, neen, laat my daarvoor zorgen... 't moet verschynen by een fatsoenlyk uitgever...Ga naar eind42 Met Gunst wordt de uitgever F.C. Günst bedoeld. Hij was een sociaal-liberaal en overtuigd democraat die zich inzette voor politieke verandering. Hij maakte zich sterk voor (volks)onderwijs, voor betere arbeidsomstandigheden en economische zelfstandigheid voor vrouwen. Veel van zijn ideeën verkondigde hij in het door hem uitgegeven vrijdenkersblad De Dageraad.Ga naar eind43 Hij was een veel betere uitgever van Max Havelaar geweest dan De Ruyter. Hij zou de roman niet gecensureerd hebben en actief meegewerkt hebben aan de verspreiding ervan. Maar juist daarom wees Van Lennep hem af. Dan zou hij de controle over het boek verloren hebben; en dat was vanaf het begin waar het hem om ging. ‘Onfatsoenlyk’ was Günst beslist niet; een jaar later zou Multatuli zijn Minnebrieven (1861) aan hem toevertrouwen. Wel moest Van Lennep eerst nog De Ruyter overhalen om de roman uit te geven. Zo'n groot project had die nog nooit omhanden gehad; er was veel geld mee gemoeid. Maar Van Lennep stelde hem gerust door zich persoonlijk garant te stellen voor een eventueel verlies.Ga naar eind44 | |||||||||||||||||||||||||||
Max Havelaar ‘gesmoord’In De Ruyter had Van Lennep een uitgever gevonden die alles aan hem overliet en hem daardoor een maximum aan controle gaf over de uitgave en de verspreiding van de roman. Hij was degene die het manuscript persklaar maakte. Met rode inkt verbeterde hij schrijf- en spelfouten, zorgde voor een indeling in hoofdstukken, en belangrijker, ontdeed het boek zoveel mogelijk van zijn politieke lading en actualiteit door plaatsnamen en jaartallen onherkenbaar te maken en de tekst te veranderen als er publieke figuren in het spel waren.Ga naar eind45 Ook al te vrijpostige vragen van Frits over bijbel en christendom - ‘Hoe kwam Noach aan een paar ijsbeeren voor de ark? [...] Wat gebeurt er als twee geloovigen tegen elkaar in bidden?’Ga naar eind46 - werden door Van Lennep geschrapt. Hoewel Multatuli met tegenzin | |||||||||||||||||||||||||||
[pagina 26]
| |||||||||||||||||||||||||||
akkoord was gegaan met het onherkenbaar maken van namen en jaartallen, kwamen andere ingrepen voor hem als een verrassing. Die zag hij pas toen hij het boek in handen had. Hij schreef ze toe aan de uitgever - ‘Durfde de R. die niet drukken?’ - iets wat Van Lennep niet tegensprak. Het kwam hem goed uit om de uitgever voor deze ingrepen verantwoordelijk te houden, zodat de relatie tussen hem en Multatuli aanvankelijk nog goed bleef.Ga naar eind47 Multatuli had nauwelijks contact met De Ruyter; zelfs het versturen van present- en recensie-exemplaren verliep via Van Lennep.Ga naar eind48 Manuscript van Max Havelaar, p. 100. Droogstoppel maant zijn zoon Frits de meid niet aan haar rokken te trekken als zij thee komt brengen. De daaropvolgende passage ‘en denk toch dat de Heer voor u gestorven is aan het Kruis’ is door Van Lennep geschrapt (Collectie Multatuli Genootschap, Bijzondere Collecties UvA).
Het vervolg van de geschiedenis is bekend. Ondanks de tegenwerking door Van Lennep was Max Havelaar een sensatie. Het werd druk besproken en leidde zelfs tot vragen in de Tweede Kamer. Dit alles uiteraard tot vreugde van Multatuli. Hij reisde naar Nederland waar hij ontvangen werd als een beroemdheid, en was, schreef hij aan zijn vrouw, de ‘populairste man van Holland’. Hij was de uitgever en Van Lennep er dankbaar voor. Maar al snel sloeg die dankbaarheid om in het tegendeel. In Nederland merkte hij dat De Ruyter wel heel weinig deed om het boek onder de aandacht te brengen. Er werd geen reclame voor gemaakt, het lag niet eens in de etalage van De Ruyters eigen winkel, het was te duur en er werden veel te weinig exemplaren naar Nederlands-Indië gestuurd. Er moest een goedkope volksuitgave komen in een veel hogere oplage. Maar daar wilde Van Lennep niet aan meewerken: dat kon alleen maar leiden tot ‘het opwekken van ontevredenheid en blinde hartststochten’. Pogingen van Multatuli om het kopijrecht terug te krijgen liepen op niets uit. Het proces dat hij daarover voerde met Van Lennep verloor hij.Ga naar eind49 Wel verscheen er in het najaar van 1860 nog een tweede druk en, zonder dat Multatuli het wist, in 1861 nog een zogenaamde dubbeldruk, | |||||||||||||||||||||||||||
[pagina 27]
| |||||||||||||||||||||||||||
een kopie van de tweede druk en slechts met moeite van de ‘eerste’ tweede druk te onderscheiden. De reden ervoor is dat De Ruyter en Van Lennep zo min mogelijk ruchtbaarheid aan deze herdruk wilden geven, maar er wel toe gedwongen waren vanwege de grote vraag naar het boek.Ga naar eind50 Daarna leek Max Havelaar een langzame dood te sterven, het werd door De Ruyter niet meer herdrukt. | |||||||||||||||||||||||||||
SlotHeeft Van Lennep Max Havelaar ‘gesmoord’ zoals Multatuli aan zijn advocaat schreef?Ga naar eind51 Zo erg was het niet. Daar was het boek te goed en te revolutionair voor. Wel is Van Lennep erin geslaagd om het boek van zijn scherpste kanten te ontdoen en de verspreiding ervan tegen te gaan. Daarmee ging hij tegen Multatuli's eigen wensen in. Die streefde zijn hele leven twee dingen na: hij wilde gehoord worden, en hij wilde met schrijven geld verdienen. Natuurlijk, hij werd wel gehoord en hij ontving van Van Lennep zijn aandeel in de winst, maar het publiek en de verdiensten hadden zoveel groter kunnen zijn. De Ruyter werkte, als zetbaas van Van Lennep, alleen maar tegen. Een bewijs hoe groot de belangstelling voor Max Havelaar ondanks de tegenwerking al die jaren was, blijkt uit de eerste editie die bij een nieuwe uitgever verschijnt. Nadat Van Lennep in 1868 was overleden, bracht De Ruyter, met instemming van de erven Van Lennep, de laatste exemplaren van de roman met het kopijrecht op de veiling, waar het gekocht werd door een andere Amsterdamse uitgever, K.H. Schadd. Die bracht in januari 1871 de derde druk uit, in een veel goedkopere uitvoering en in een oplage van 5000 exemplaren.Ga naar eind52 Dat was meer dan alle drukken samen die bij De Ruyter verschenen waren. De eerste druk had een oplage gehad van 1300, en de twee volgende waarschijnlijk van elk 1100.Ga naar eind53 Vier jaar later, in 1875, was er alweer een nieuwe druk nodig en weer in de hoge oplage van 5000 exemplaren.Ga naar eind54 Het laat zien hoezeer Van Lennep en De Ruyter de verspreiding van het boek hadden tegengewerkt. Nog afgezien van de ingrepen in de tekst, die Multatuli pas bij de vierde druk mocht herstellen, hebben zij hem enorm benadeeld. Hoezeer Mathijsen ook haar best doet om Van Lennep te verdedigen, dit valt niet goed te praten. Multatuli heeft in de tijd dat hij vriendschappelijk met hem omging - de ‘wittebroodsweken’ worden ze door haar genoemd - een adder aan zijn borst gekoesterd.Ga naar eind55 De Ruyter verdween na 1860 weer in de anonimiteit. Hij gaf nog een verslag van de Maatschappij tot Redding van Drenkelingen uit en beperkte zich verder tot gelegenheidsdrukwerk voor Van Lennep en de Waalse kerk. Het beste boek van de negentiende eeuw had geen slechtere uitgever kunnen treffen. | |||||||||||||||||||||||||||
[pagina 28]
| |||||||||||||||||||||||||||
BijlageLijst van uitgaven door Joost de Ruyter te Amsterdam Gebaseerd op onderzoek in de ub Amsterdam, de kb Den Haag, Picarta, het Stadsarchief Amsterdam en de bibliografie van Jacob van Lennep in: M.F. van Lennep, Het leven van Mr. Jacob van Lennep, 2e dr. Amsterdam: P.N. van Kampen & Zoon, 1910.
| |||||||||||||||||||||||||||
[pagina 29]
| |||||||||||||||||||||||||||
| |||||||||||||||||||||||||||
[pagina 30]
| |||||||||||||||||||||||||||
| |||||||||||||||||||||||||||
[pagina 31]
| |||||||||||||||||||||||||||
|
|