Dit laatste had Fasseur al eerder uitgewerkt tijdens zijn inaugurele rede, uitgesproken toen hij in Leiden hoogleraar geschiedenis van Zuidoost-Azië werd. Hij hield zijn oratie (niet helemaal toevallig) op 19 februari 1987, de honderdste sterfdag van Douwes Dekker. Hoewel de toespraak in druk nog geen twintig pagina's telt, is het belang ervan voor de Multatuli-studie nauwelijks te overschatten. Scherper dan iemand voor hem maakte Fasseur duidelijk wat het belang was van Multatuli en vooral diens Max Havelaar voor de koloniale geschiedenis. In eerste instantie was de directe politieke invloed niet groot, zoals Multatuli trouwens zelf ook al had vastgesteld - en het verklaarde zijn bitterheid. Maar op langere termijn zou het boek allesbepalend blijken. Dat kwam, aldus Fasseur, omdat veel Indischambtenaren in opleiding wilden besturen als Max Havelaar. Hij citeerde de ‘Indischman’ R.A. van Sandick: ‘Geen Gouverneur-Generaal, al las hij nooit een boek over Indië, vóór hij die betrekking aanvaardde, die de Max Havelaar niet kent.’ En zo kwam het dat Multatuli, hoewel die het niet meer zou meemaken, aan de basis stond van de zogeheten Ethische Politiek, waarbij het welzijn van de Indonesische bevolking voorop stond.
Dat Douwes Dekker, ook vóór hij Max Havelaar schreef, niet de enige veranderingsgezinde bestuursambtenaar was geweest, liet Fasseur zien in Indischgasten uit 1997. Het boek is een galerij van excentrieke Indischmannen die in idealisme en bevlogenheid voor Dekker niet onderdeden, met één cruciaal verschil: zij schreven geen Max Havelaar.
Achteraf gezien is het misschien vreemd dat Fasseur aan Multatuli niet een compleet boek heeft gewijd - maar dat maakte hij meer dan goed door de wijze waarop hij zich verder met de Man van Lebak heeft beziggehouden. Hij schreef er artikelen over en werkte mee aan Multatuli's Zelfportret, een autobiografie waaraan Dekkers geschriften en brieven ten grondslag lagen. Daarnaast begeleidde hij als hoogleraar scripties en proefschriften waarin Multatuli een rol speelde. Ook Multatuli's (tot dusver) laatste biograaf promoveerde bij Fasseur.
Dat Cees Fasseur voorzitter zou worden van het Multatuli Genootschap, lag voor de hand. In 1999 trad hij aan; de bestuursleden uit de jaren die volgden, kunnen getuigen dat hij zich met grote gedrevenheid van zijn taak kweet. De bestuursvergaderingen en de algemene bijeenkomsten van het Genootschap waren onder zijn leiding altijd geanimeerd en vrolijk - zelfs als de gemeente Amsterdam weer eens dreigde de subsidie in te trekken - wat in niet geringe mate te danken was aan Fasseurs gevoel voor humor.
Na zijn terugtreden werd Fasseur erelid van het Multatuli Genootschap, iets waarmee hij in zijn schik was. Hoe na Multatuli hem altijd het hart is blijven liggen, blijkt wel uit het feit dat hij hem telkens weer zijn boeken binnensmokkelde, zelfs als het onderwerp er nauwelijks naar was. Wilhelmina, zo schreef hij in het