Jaarboek Multatuli 2016
(2016)– [tijdschrift] Over Multatuli– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 35]
| |
‘Om eene hervorming tot stand te brengen, behoort men te weten, wat men wil’
| |
[pagina 36]
| |
een invulling van zijn programma had kunnen geven.Ga naar eind3 Daar is wel iets op af te dingen. Multatuli cultiveerde het beeld van zichzelf als een eenzame strijder voor waarheid en recht in koloniale aangelegenheden, maar tijdgenoten zagen hem als een van een grotere groep critici van de koloniale politiek. Mannen als Van Hoëvell, Roorda van Eysinga, Marten Douwes Teenstra, Julien Wolbers, en Willem Bosch hadden vanaf de jaren 1840 felle kritiek geuit op koloniale misstanden. En verschillende van hen hadden wel degelijk concrete invullingen van een morele koloniale politiek ontwikkeld en daar zelfs mee geëxperimenteerd.
Wat was er precies gebeurd op 5 oktober 1869? Multatuli woonde sinds kort in Den Haag, na zijn tijd in Duitsland. De plaatselijke afdeling van de Maatschappij tot Nut van den Javaan - straks meer over die vereniging - had net een Schoolfonds opgericht, om geld in te zamelen om een school op Java op te zetten. Een van hen had de circulaire met een verzoek om bijdragen bij de beroemde schrijver van de Max Havelaar door de bus gedaan in de hoop op steun van de invloedrijke schrijver. Tevergeefs. Twee dagen later, nog steeds boos, schreef Multatuli een causerie over de kwestie voor De Locomotief:Ga naar eind4 Er bestaat sedert enige jaren een Maatschappy tot Nut van den Javaan, die - my tot gisteren toe ignorerende!- heel zoetjes het door Havelaar geopend jachtterein ausbeut. In de inderdaad erg korte brochure De Maatschappy tot nut van den JavaanGa naar eind5 schrijft hij. Het kon u toch, naar ik meen te mogen veronderstellen, bekend zyn, dat ik aan 't welzyn der inlandsche bevolking van Nederlandsch-Indië heb ten-offer gebracht wat 'n mensch offeren kan. | |
[pagina 37]
| |
Wie inderdaad prys stelt op beschaving, tracht haar niet bespottelyk te maken door het uitreiken van geillustreerde schoolboeken, printjes en hand-atlassen aan de slachtoffers van stelsel-matige knevelary, mishandeling en moord. Doneren aan het Schoolfonds vanuit een slecht geweten, als een aflaat - Multatuli is natuurlijk cynisch, maar heeft ergens wel de kern van de zaak te pakken. De Maatschappij tot Nut van den Javaan was onderdeel en katalysator van de beweging die een ‘morele politiek’, later ethische politiek genoemd, propageerde, decennia voordat die in 1901 regeringsbeleid werd. Investeringen in onderwijs, gezondheidszorg, infrastructuur waren tegelijkertijd schuldbewuste pogingen de koloniën vooruit te helpen en legitimaties van het voortbestaan van uitbuiting en koloniale onderdrukking.Ga naar eind6 In zijn opgewonden brieven over het drukken en verspreiden van dit pamflet blijkt dat Multatuli er veel van verwachtte: Waarde Huisman! Bygaand blaadje moet absoluut bij duizende exemplaren 't land door en met spoed. (...) De titel is eenvoudig (...) Juist de geringe prys (2 cents?) naast zulk een titel zal effect maken, en men zal zien dat ik in dat kleine stukje meer bereik dan in een dikke brochure.Ga naar eind7 Zijn causerie werd overigens slechts deels in De Locomotief geplaatst, waarschijnlijk omdat die te grof en beledigend gevonden werd.Ga naar eind8 Vooral waarschijnlijk het punt waarop Multatuli stelt dat de Maatschappij wreder is dan de in die dagen beruchte massamoordenaar Trauppmann. ‘Hy viel z'n slachtoffers niet lastig met beschaving! Hy sarde ze niet met atlassen, printjes, schoolboeken en europese onderwijzers!’Ga naar eind9 Op deze brochure volgde natuurlijk een reactie van de Maatschappij tot Nut van den Javaan. Maar eerst zal ik de opper-Tetzel aan u voor stellen.Ga naar eind10
Willem Bosch (1798-1874) is na zijn dood in de schaduw van Multatuli verdwenen. En dat terwijl de kranten bij zijn dood in 1874 schreven: hij zal de geschiedenis ingaan als ‘der Javanen kampioen’ [voorvechter] en ‘den grooten Javanenvriend’. | |
[pagina 38]
| |
De naam van Willem Bosch zal door het nageslacht genoemd worden als de man, die met Multatuli en Van Hoëvell de Nederlandsche natie het eerst tot het besef heeft gebracht dat ook de Javaan aanspraak heeft op rechtvaardige behandeling, op ontwikkeling en beschaving.Ga naar eind11 Maar Willem Bosch was volgens zijn bewonderaars nog belangrijker dan die andere twee. Ze hadden alledrie door hun verhalen en oproepen verontwaardiging gewekt bij delen van de Nederlandse bevolking, maar Bosch had als enige een manier gevonden om die verontwaardiging te kanaliseren en in te zetten voor politieke verandering. Hij had namelijk ‘een vereenigingspunt’ gecreëerd, een pressiegroep opgericht, waarmee de strijd tegen onrecht met vereende kracht gevoerd kon worden.Ga naar eind12 Willem Bosch (1798-1874) (Collectie Familie Bosch).
| |
[pagina 39]
| |
Het levensverhaal van Willem Bosch leest als een Victoriaanse roman.Ga naar eind13 Hij werd in 1798 in Amsterdam geboren, als de zoon van een welvarende meestertimmerman, die hem streng godsdienstig en ‘harteloos’ opvoedde nadat Willems moeder al vroeg overleed. Er bestaat een mooie ongepubliceerde autobiografische schets van de eerste dertig jaar van zijn leven - Bosch overleed helaas voordat hij die kon voltooien. Vader raakte financieel aan de grond, Willem werd wees en moest op dertienjarige leeftijd gaan werken voor de kost. Om verder te komen in het leven studeerde hij in de avonduren tot hij in 1817 het diploma van scheepsheelmeester ontving. Met verouderde, gebrekkige kennis en nauwelijks praktijkervaring vertrok hij als scheepsarts naar Nederlands Oost-Indië. Dood, ziekte en behoud van gezondheid waren centrale thema's in het leven van de negentiende-eeuwer. Voor wie naar de koloniën vertrok, gold dat nog veel sterker. De ‘koloniale ervaring’ werd grotendeels bepaald, gekleurd of beperkt door (de angst voor) tropische ziekten en dood. Dit ondervond ook Willem Bosch, die binnen de Militair Geneeskundige Dienst opmerkelijk snel carrière maakte en het in 1845 zelfs tot Chef van die dienst bracht.Ga naar eind14 Dat hij zonder een goede opleiding en contacten de hoogst mogelijke positie binnen de dienst wist te bereiken, had alles te maken met zijn grote inzet en ambitie. Anders dan zijn collega's, die hun vrije tijd ‘op loszinnige wijze doorbrachten’, leefde hij volgens een strak regime. Zijn plichtsbesef kwam deels voort uit lijfsbehoud. Zelfbeheersing, discipline en regelmaat waren volgens velen de enige manier om de vatbaarheid voor tropische ziekten te verkleinen. Bosch was een arts die een groot medelijden voelde met zijn patiënten en er alles aan deed hun lijden te verzachten. Hij koos ooit als motto. ‘Travailler sans cesse au soulagement de l'humanité souffrante’ - onophoudelijk werken om het lijden van de mensheid te verzachten. Was hij niet in staat de zieken te helpen, dan trok hij zich dat persoonlijk aan, bijvoorbeeld toen hij in 1821 een expeditie naar Palembang begeleidde en er aan boord al snel cholera uitbrak, terwijl er nauwelijks medicijnen waren. De arts alleen zal zich een denkbeeld van mijnen toestand onder zoo vele, van alles verstokene, lijders kunnen maken. Zonder hulp, verschooning of lafenis, smeekten zij aan mijne knieën om redding en verzachting van hun lijden en ik was geheel magteloos, zonder eenig hulpmiddel; het was een verschrikkelijken toestand.Ga naar eind15 Toen hij de leiding had over de medische dienst, voelde hij zich evenzeer verantwoordelijk voor het welzijn van de inheemse bevolking. Begin 1846 brak er op Midden-Java een epidemie uit. Toen die verergerde, zocht Bosch naar maatregelen om de | |
[pagina 40]
| |
noodlijdenden te redden en Nederland te vrijwaren van den smet en het pijnlijk verwijt, dat het zelfs geen 1/4000 wilde afstaan van de 30 millioen [gulden] jaarlijks door den arbeid der Javanen verkregen, om hun wat voedsel en ruim [kinine] te verstrekken, waarnaar ze in waarheid de handen smeekend uitstrekten.Ga naar eind16 Hij raadde in een rapport de regering aan ziekenbarakken in te richten en dekens, kinine en ook rijst uit te delen, aangezien voedselgebrek volgens hem een van de condities was waaronder de ziekte verergerde. Het rapport werd hem zeer kwalijk genomen. De regering vatte het op als een directe aanval: het uitdelen van rijst op kosten van de overheid zou een schuldbekentenis inhouden dat de Javanen hongerden en ziek werden door het cultuurstelsel. Hij werd zelfs in een rapport over deze zaak als ‘vijand van het gouvernement’ aangeduid.Ga naar eind17 Zijn verweer luidde dat maatregelen nemen om een epidemie te voorkomen nu eenmaal zijn taak waren: ‘dat is heilige, dure verpligting jegens de regering en de Indische bevolking, wier geneeskundige belangen mij zijn toevertrouwd, waarvoor ik verantwoordelijk ben en niet zal ophouden mijne krachten en het mij geschonken vermogen aan te wenden’.Ga naar eind18 Deze controverse opende Bosch de ogen voor de politieke kant van het bestuur van de koloniën. Hij zou tot zijn dood een fervent bestrijder van uitbuiting van de koloniën in het algemeen en van het cultuurstelsel in het bijzonder blijven.
Het is duidelijk dat de levensloop van Willem Bosch en die van Eduard Douwes Dekker opmerkelijke parallellen vertonen. Beiden waren kritische ambtenaren die in conflict kwamen met het gouvernement omdat ze zich niet voegden naar de mores van de koloniale ambtenarij maar ruchtbaarheid gaven aan hun kritische houding, met een beroep op hun geweten: de Javaan mocht niet langer uitgebuit worden. Als reactie op de affaire schreef Bosch, net als Douwes Dekker, een boek, getiteld: De vermeerdering van Java's bevolking, beschouwd als de grootste bron van rijkdom voor Nederland (1851). Hierin bestreed hij het bestaande koloniale stelsel. Al waren de voordelen van het cultuurstelsel - de miljoenen van het batig slot - voor Nederland evident en was het begrijpelijk dat er veel voorstanders van het stelsel waren, de gevolgen voor Java waren desastreus, het vruchtbare land verarmde volgens hem in rap tempo. Bosch profeteerde een catastrofe die zou volgen, als de bron, die nu nog rijkelijk stroomde, op zou drogen. Indië zou dan voor Nederland verloren gaan, een doemscenario dat begin jaren 1850 vaker voor ogen gehouden werd, bijvoorbeeld door Van Hoëvell onder het pseudoniem Jeronymus.Ga naar eind19 Daarin was Multatuli zeker niet de eerste. Multatuli en Bosch cultiveerden beiden het beeld van de eenzame strijder tegen onverschilligheid en onrecht. Beiden waren bijzonder ambitieus, wilden als | |
[pagina 41]
| |
typisch negentiende-eeuwse self-made men hogerop komen, en konden niet goed omgaan met stagnatie op dat vlak - dat werd als persoonlijke miskenning beleefd.Ga naar eind20 Vanwege zijn zwakke gezondheid had Bosch zich na zijn pensionering in 1856 niet meer als arts gevestigd en dat maakte hem tot een van de vele gepensioneerde publicisten van zijn tijd. Een plek in de Tweede Kamer zou in dat opzicht de bekroning van zijn carrière zijn geweest. Bosch koos echter voor de oppositie buiten de Kamer. En hij deed dat om redenen die Multatuli-kenners bekend in de oren zullen klinken. Ik schreef eerder over Bosch. ‘Politiek was hem te benepen, Bosch wilde een volksbeweging opwekken die zijn weerga nog niet had gekend. Als bevrijder van de Javaan de geschiedenis ingaan was zijn brandende ambitie. Met zijn sterke persoonlijkheid, krachtige statements en energieke houding had hij alles in zich om een voortrekkersrol te spelen in het koloniale debat. Hij had echter één zwak. hij kon zichzelf moeilijk relativeren en kon daardoor ook slecht met kritiek omgaan. Aangezien zijn motieven in zijn ogen altijd even puur en nobel waren voelde hij zich door kritiek zeer verongelijkt, miskend en gekwetst. Hij kon zich dan erg ongenuanceerd opstellen. Kritiek op zijn interpretatie van statistische gegevens noemde hij dan bijvoorbeeld een bewuste verdraaiing van de waarheid. Die waarheid dacht hij in pacht te hebben en dat anderen dat niet zagen stemde hem mismoedig. Steeds voelde hij zich miskend en onheus bejegend, ook door zijn vrienden en medestanders, als zij niet net zoveel heilig vuur aan de dag legden als hijzelf. Zoals in een overlijdensbericht te lezen viel. “De grievende teleurstellingen, die hij moest ondervinden, de laster waaraan hij tot het laatst van zijn leven blootstond, maar vooral de treurige onverschilligheid waarvan zijn eigen geestverwanten blijk gaven, hadden zijn vroeger zoo sterk gestel hevig geschokt. De vroeger zoo moedige strijder was aan den vooravond van zijn werkzaam leven moedeloos en pessimistisch.”’Ga naar eind21 Deze omschrijving zou ook op Multatuli van toepassing kunnen zijn. Er zijn echter ook opmerkelijke verschillen in temperament, loopbaan, en actiemiddelen die beide Javanenkampioenen kozen in hun strijd. Bosch kon uiteindelijk ondanks zijn kritische houding zijn functie blijven uitoefenen. Zijn meerderen waren over het algemeen overtuigd van zijn goede bedoelingen en waardeerden zijn inzet en werk. Van de regering ontving Bosch na lang aanhouden in 1848 een brief waarin stond dat zijn persoon en werk gewaardeerd werden, maar waarin ook nogmaals zijn ongelijk inzake de oorzaken van de epidemie werd benadrukt. Daardoor kon Bosch zonder zijn eergevoel geweld aan te doen in zijn functie blijven. Douwes Dekkers ‘door zichzelf geabsorbeerde megalomanie’ (een kwalificatie van Ernst Kossmann)Ga naar eind22 zou dit een te nederige houding zijn geweest. hij nam in 1856, slechts drie maanden na aanvaarding van zijn ambt, zelf ontslag en ging niet in op pogingen tot verzoening. | |
[pagina 42]
| |
Maar de belangrijkste verschillen tussen Bosch en Multatuli liggen in de manier waarop ze hun strijd voerden. Multatuli was een Einzelgänger die medestanders systematisch van zich af stootte, terwijl Bosch met de Maatschappij tot Nut van den Javaan concreet een massabeweging probeerde te organiseren. Bosch koos een concreet politiek doel: afschaffing van het cultuurstelsel, terwijl Multatuli gefocust bleef op zijn eigen eerherstel. Bosch probeerde praktische projecten op Java op te zetten, als de eerdergenoemde school, terwijl Multatuli meende dat dit afleidde van de hoofdzaak en dus schadelijk was. Ook voor Bosch, met zijn uitgesproken mening en omstreden stijl was het moeilijk om met anderen samen te werken zoals blijkt uit de gebeurtenissen rond de oprichting van de Maatschappij tot Nut van den Javaan. Vooral Bosch' verwijt dat zending in de koloniën hypocriet was zolang de maatschappelijke en politieke misstanden bleven voortduren was shockerend voor veel tijdgenoten, en om die redenen wilden veel orthodox-protestanten niet met hem samenwerken. De Maatschappij werd daarmee ‘onbedoeld een vereniging van modernen en liberalen’ - net als de Max Havelaar door de liberalen was ingelijfd gebeurde dat ook met Bosch' beweging.Ga naar eind23 In 1866 werd in de Arnhemse zaal van de Maatschappij tot Nut van 't Algemeen de Maatschappij tot Nut van den Javaan opgericht. In 1866 hadden 160 mensen uit heel Nederland zich aangemeld, al snel waren dat er 1000 en op haar hoogtepunt had de vereniging 2500 leden, die verdeeld waren over tientallen afdelingen in het land. Daar werden lezingen en vergaderingen georganiseerd om mensen voor te lichten en ze te laten discussieren over de koloniale politiek. Sommigen vonden dat de Maatschappij duidelijker politiek stelling moest nemen, bijvoorbeeld door een petitie te organiseren. Anderen vonden dit een slecht idee, omdat dit irritatie zou kunnen wekken bij de politieke tegenstanders van de Maatschappij. Uiteindelijk is er geen petitie gekomen. Nadat de Suikerwet en de Agrarische wet waren aangenomen, en het cultuurstelsel dus min of meer was afgeschaft, meenden veel leden dat het doel van de Maatschappij bereikt was, en zegden hun lidmaatschap op.Ga naar eind24 Bosch riep expliciet Nederlandse vrouwen op lid te worden van de vereniging. Hij spoorde ‘Nederlandsche moeders’ aan zich te identificeren met Javaanse vrouwen, en te handelen vanuit hun medelijden met ‘die ongelukkige, niet zóó blanke, maar toch niet minder teerhartige moeders’, die door het cultuurstelsel tot armoede en wanhoop gedreven zelfs hun kinderen verkochten. Volgens Bosch maakten de grotere gevoeligheid van vrouwen, hun grote (moeder)liefde, medelijden en hulpvaardigheid vrouwen bijzonder geschikt om te protesteren tegen deze misstanden. Dat Bosch vrouwen uitnodigde lid te worden van de Maatschappij was bijzonder. De gangbare mening over de kwestie was weliswaar: | |
[pagina 43]
| |
‘het is politiek, waarmee vrouwen niets te maken, noch zich te bemoeien hebben’, maar hiertegen verzette de Maatschappij zich. ‘Is er politiek in de jammerkreten van die medemenschen waar ze bezwijken van gebrek, onder hunnen, door ons zoo slecht betaalden arbeid? En hebt gij daarmede niets te maken noch u te bemoeien, gij barmhartige vrouwen?’Ga naar eind25 Bosch gaf een haast feministische boodschap: Vrouwen waren volgens hem ‘tot iets beters [...] geschapen, dan de gewone sleur der maatschappij van u eischt’.Ga naar eind26 Tot teleurstelling van Bosch waren slechts twintig van de 2500 verenigingsleden vrouw. Eerste pagina van het Reglement van de Maatschappij tot Nut van den Javaan, opgericht in 1866.
Terug naar het conflict van october 1869. Twee weken nadat Multatuli's brochure De Maatschappy tot nut van den Javaan verscheen, plaatste de Nieuwe Rotterdamsche Courant een reactie daarop van J.C. van Lier, journalist, stenograaf van de Tweede Kamer, en een van de bestuursleden van de Haagse afdeling van de Maatschappij.Ga naar eind27 Hij schreef. ‘Gij weigert elke bijdrage tot [het Schoolfonds]. Dat staat u vrij. Maar gij ridiculiseert onze plannen. Ten aanzien van het laatste vraag | |
[pagina 44]
| |
ik: met welk recht?’ Van Lier wijst Multatuli er fijntjes op dat hij niet de eerste en enige is die veel heeft opgeofferd in de strijd ten gunste van de Javaan, en verwijst naar Van Hoëvell en Bosch. Hij stelt dat Droogstoppel weliswaar een geslaagd figuur is, maar Max Havelaar een omstreden figuur blijft. Simpelweg omdat het niet duidelijk is wat Max Havelaar, wat Multatuli precies wil. Ingezonden brief van J.C. van Lier in de Nieuwe Rotterdamsche Courant (1869)
Multatuli had in zijn Brief aan de kiezers opgeroepen tot een derde partij.Ga naar eind28 Van Lier wijst Multatuli erop dat het mobiliseren van verontwaardigde burgers de eerste fase is, maar dat dit zonder een degelijk actieprogramma niet veel zal opleveren. Dat streven is schoon en edel, maar dat doel wordt niet bereikt door declamatie en louter overdrijving. (...) Tot dusverre heeft de heer E. Douwes Dekker twee boeken (en later meer) geschreven op hetzelfde thema, n.l. om de natie wakker te schudden. Welnu, gesteld, dat het volk ontwaakt zij, dan hebben wij iets meer noodig dan romantiek, cursiefletters, verdichtselen en holle klanken, en dan moeten wij weten wat er behoort gedaan te worden.Ga naar eind29 Multatuli wordt gesommeerd mee te delen ‘welke zijne middelen zijn’. Voor Multatuli was dat een rare vraag. Het was simpel: eerherstel voor hemzelf was de belangrijkste, en misschien zelfs wel de enige manier om de inlanders te helpen. Zoals Nop Maas het formuleerde: ‘zonder een centrale rol voor hemzelf is er in zijn visie geen heil voor de inlander mogelijk’. ‘Dat is de Javanen kwestie’, schreef Multatuli; ‘Zoolang ik niet overwin, durft er nog niemand in Indië z'n pligt te | |
[pagina 45]
| |
doen. Juist IK, IK, IK! Dáárin ligt juist de ware kwestie: of ik of v. Twist gelijk heb?’Ga naar eind30 Na publicatie van zijn brochure Nog eens vrije arbeid in 1870 barst de discussie tussen de Maatschappij tot Nut van den Javaan en Multatuli nogmaals los, vooral over de vraag of Multatuli's positie ten opzichte van het cultuurstelsel was veranderd. Hij leek het eerder door hem bekritiseerde stelsel nu te verdedigen, wat hem het verwijt opleverde ‘dat [hij zich] verkocht had aan 't behoud’, de conservatieve partij. Multatuli verhield zich op een ingewikkelde manier tot zowel de liberale als de conservatieve partij, zoals Nop Maas heeft beschreven.Ga naar eind31 De kern van de zaak is dat Multatuli niet echt geïnteresseerd was in politiek, hij praatte daar alleen over inzoverre het zijn zaak zou kunnen helpen. Omgekeerd was dat al vrij snel eveneens het geval: maar weinigen waren geïnteresseerd in Multatuli's zaak, men praatte er hooguit over inzoverre het hun politieke partij verder kon helpen. Wel interessant is het dat Multatuli op zijn manier ook inzag dat stemmen van eenlingen vaak minder voor elkaar kregen dan gecoördineerde actie. ‘Ieder vloekt Holland maar niemand schynt intezien dat er, om iets degelyks te bereiken, eenheid en organisatie noodig is’. Hij dacht hierbij eerder aan een leger dan aan een vereniging: wanneer zijn appels aan de regering en de publieke opinie niet effectief genoeg zouden zijn, zag hij geweld als laatste optie.Ga naar eind32 Liever vechten dan meewerken aan een derde partij. Multatuli maakte de leden van de Maatschappij tot Nut van den Javaan verdacht als mensen die eigenbelang nastreven in hun strijd voor waarheid en rechtvaardigheid voor Java. Het is tegenwoordig recht fatsoenlyk lid van die Maatschappy te wezen. Het poseert 'n mens. Zo'n ding is bijna zo bruikbaar als een congres (...) om zich ook eens op de voorgrond te stellen. De waardigheid van voorzitter of secretaris ener stedelyke afdeling kan men zo ongeveer gelyk stellen met die van ouderling of diaken, en klinkt veel moderner. Of er crediet aan verbonden is by koolpui weet ik niet, maar by de kiezers zeker. Dat lidmaatschap heeft voorts de goede hoedanigheid dat men er mee terecht kan intra et extra, binnen en buiten de grenzen van een kamp. ‘Werda, parool?’ roept de schildwacht en op een luid: ‘vriend, evangelisatie!’ wordt men doorgelaten. ‘Werda, parool?’ roept de wacht en ‘vriend, vry-arbeid!’ wordt er geantwoord met gelyk succes. Kortom, 't is een kostelyke zaak.Ga naar eind33 Hij analyseerde het lidmaatschap van de Maatschappij als statussymbool en toegangsbewijs voor zekere kringen. De twee wachtwoorden waren evangelisatie en vrijarbeid, hetgeen deze kringen definiëert als die van christelijk en koloniaal-liberaal. De kritiek die Multatuli op de Maatschappij had, was dat het allemaal zo burgerlijk was. De bekrompen burgerman wilde zich profilen en greep daarvoor de ellende van de Javaan aan.Ga naar eind34 | |
[pagina 46]
| |
Gefrustreerd beet Willem Bosch van zich af naar zijn rivaal Multatuli, die hij omschreef als den man, die in zelfgenoegzaamheid en zelfverheerlijking zich telkens als een deugdenbeeld verheft, zich op een piédestal plaatst en dan van die hoogte de omstanders met ‘innige verachting’ overlaadt en hen met slijk werpt. (...) den man, in wiens binnenste zoo weinig ruimte is, om aan zielenadel in den mensch te gelooven, dat hij al wat edel en goed is bij anderen, verdacht maakt, en aan eigenbelang, huichelarij en baatzucht toeschrijft, wat niet opwelt uit de reine Havelaarsbron'. De affaire-Lebak werd nog eens door Bosch herzien, en wat bleek: het was Multatuli's eigen schuld, Duijmaer van Twist was zijn ‘waardigen weldoener (...) die hem zoo welwillend en loyaal behandelde’; en Multatuli's lijden was het product van zijn ‘eigen verkeerdheid (...) il l'a voulu.Ga naar eind35 De leden van de maatschappij waardeerden deze uitvallen naar Multatuli overigens volstrekt niet. Afdeling Sneek, die grotendeels bestond uit Multatulianen, stelde in 1870 in een ingezonden brief aan het maandblad van de Maatschappij: Bovendien vond het in onze afdeelings-vergadering algemeene afkeuring, dat in bedoelde geschriftjes persoonlijke aanvallen voorkomen, en wel in het Juninummer tot tweemalen toe tegen Multatuli; een man, die het haars inziens waarlijk niet verdiend heeft, door de M. tot N. v.d. Javaan op eene wijze te worden besproken, zooals daarin geschiedt. Onze afdeeling is naïf genoeg te meenen, dat juist door den schrijver van den Max Havelaar veler oogen geopend en veler harten ontvankelijk gemaakt zijn om mee te werken tot herstel van het onrecht, den armen Javaan aangedaan, en dat hij grooten invloed heeft uitgeoefend op het ontstaan onzer Maatschappij (...) Zoo iets zal velen, op wier krachtige medewerking anders te rekenen ware, van haar vervreemden.Ga naar eind36 Twee jaar later, op de algemene jaarvergadering van de Maatschappij, stelde de afdeling Sneek dat wat zij vreesde inderdaad gebeurd was: de aanvallen op Multatuli hadden veel leden afkerig van de Maatschappij gemaakt. Deze opmerking mondde uit in een lange discussie over de vraag of de kritiek op Multatuli gerechtvaardigd was geweest. Men wees er op, dat de persoonlijke aanval op Multatuli slechts het gevolg is geweest van herhaalde uittartingen van zijne zijde. De Maatschappij onthoudt zich zooveel mogelijk van personaliteiten, maar mocht niet toelaten dat hij zonder eenig motief haar streven verdacht maakte, en bedriegerij noemde. Dat Multatuli hetzelfde zou willen als de Maatschappij, schoon met andere middelen, werd geenszins toegegeven.Ga naar eind37 | |
[pagina 47]
| |
De vereniging lag op dat moment ook van andere kanten onder vuur, omdat de schijn van belangenverstrengeling gewekt was door een voorstel van een van de bestuursleden om fondsen te werven voor een landbouwonderneming waar wellicht hij of zijn familie van zou kunnen profiteren. De precieze toedracht is onduidelijk, maar gaf genoeg aanleiding tot verdachtmakingen. J. Heemskerk Az. sprak in de Tweede Kamer over de Maatschappij als een vereniging ‘die door sommigen gehouden wordt voor een der gemoedelijkste boeren-bedriegerijen die nog immer in Nederland heeft bestaan’.Ga naar eind38 In de Indische pers werd op veel fellere toon gespot met de Maatschappij, als het door Multatuli duchtig gegeselde ‘zwaklievelingskind’ van Bosch en Van Lier.Ga naar eind39 Vooral in de Java-Bode trok Conrad Busken Huet herhaaldelijk van leer tegen Bosch en de Maatschappij: in Nederland trappen ze misschien in dit soort praatjes, maar hier zien we scherper hoe hypocriet die zijn. Heeft Bosch niet jarenlang geprofiteerd van het koloniale systeem, in bezoldiging en pensioen? ‘Reeds de kinderen in Indië leren als instinktmatig heenzien door de gaten der mantels, welke die soort van profeten zich in Nederland om de schouders werpen’.Ga naar eind40 Hij suggereerde zelfs dat Bosch seniel was, en dat zijn vereniging koddig en onmannelijk was, ‘Nooit heeft die instelling een voorkomen van kracht en jeugd vertoond; reeds op de dag harer geboorte droeg zij rimpels in het voorhoofd; en zovaak zij hiertoe het woord voerde dacht men onwillekeurig aan den ingevallen en tandeloozen mond eener bejaarde vrouw’ - ook al omdat het een naamsvariant op een toen al bijna honderdjarige, ouderwetse Maatschappij tot Nut van 't Algemeen had gekozen.Ga naar eind41 Was de Maatschappij tot nut van den Javaan inderdaad ouderwets? Geenszins. Het was een moderne vereniging, een van de eerste pressiegroepen in Nederland. Collectieve organisatie in de politiek was modern, een voorloper en voorbereider voor politieke partijen, de eerste waarvan (arp) in 1879 werd opgericht.Ga naar eind42 De vereniging voegde daarbij iets toe aan bestaande verenigingen: waar liberale critici aanvoerden dat het Indisch Genootschap de Maatschappij overbodig maakte, stelde de Maatschappij: Deze twee instellingen, wel verre van elkander noodeloos te maken, of in de weg te staan, [kunnen] veeleer geacht (...) worden elkander aan te vullen, eenigermate misschien te vergelijken met de 1e en 2e kamer der Staten Generaal. Het Indisch genootschap heeft eene meer aristokratische inrigting. Niet ieder kan lid worden, wie wil, maar het lidmaatschap wordt als een soort van eerbewijs opgedragen aan degenen, die het bestuur waardig acht zitting daarin te hebben. (...) Bovendien is de contributie f8 's jaars. De Maats. t.N. v. de J. daarentegen is een geheel democratische instelling, zij stelt het lidmaatschap open, voor wie het slechts wil tegen eene bijdrage van f2 's jaars.’Ga naar eind43 | |
[pagina 48]
| |
Hier wordt het woord democratisch overigens voor het eerst gekoppeld aan dit soort verenigingen. De Maatschappij werkte actief aan het openbaren van koloniale aangelegenheden: vanaf 1848 moest het parlement en het volk meebeslissen over koloniaal beleid en daar was kennis voor nodig. Vandaar dat ze lezingentours organiseerden. Sarcastisch stelde een criticus: ‘Ze gaan naar Meppel, Oldenzaal and Beesterzwaag en andere plaatsen, die levendige contacten met Nederlands-Indie onderhouden, om de geheimen van de desabestuur bloot te leggen’.Ga naar eind44 Maar de Maatschappij zag dit als onderdeel van de democratisering van de maatschappij: sinds 1848 was iedere burger krachtens de grondwet verantwoordelijk voor wat de regering deed. lederen winter worden talrijke afdeelings-vergaderingen gehouden in steden en dorpen, waar voorheen zelden of nooit de naam van Java gevoerd, laat staan over de behoeften van het Nederlandsch-Indische Rijk van gedachten gewisseld werd. In populaire voordrachten stellen sprekers de Indische vraagstukken in een voor het groote publiek helder licht, en gewoonlijk volgen op die voordrachten gemeenzame besprekingen, waarin ieder burger als 't ware leert zich eene gezonde opinie te vormen over zaken en toestanden die hij vroeger meende dat alleen behoorden tot het domein der specialiteiten.Ga naar eind45 Daar had Multatuli op zich niets tegen, hij had vooral niets op met collectieve ondernemingen. Hij heeft daar fel tegen geageerd in bijvoorbeeld zijn stukken over congressen en congreswoede, over verenigingen en verenigingswoede. Dat laatste, de verenigingsmanie van zijn tijdgenoot was volgens hem een uiting van middelmatigheid en vormde volgens hem ‘met veeziekte en parlementery (...) de eigenaardige kenmerken van onze tijd’. Zijn continue verwijzingen naar het maatschappelijk aanzien dat de valse Javanenkampioenen als Bosch zouden verwerven met hun oproepen en acties suggereren dat hij daar heimelijk ook jaloers op was. Omdat hij het niet van samenwerking moest hebben maar van zijn genie, verkondigde hij het idee dat de wereld nooit verbeterd was door collectieve inspanning, maar door geniale individuen als Newton, Shakespeare, Copernicus en Columbus. Een rijtje waar hijzelf natuurlijk ook in hoorde.Ga naar eind46 Multatuli was ontegenzeglijk een genie, maar in sommige opzichten was hij minder uniek dan wel gedacht wordt. De manier waarop Bosch omging met zijn situatie en de keuzes die hij maakte vormden een alternatief voor Multatuli's keuzes. Bosch' geschiedenis werpt nieuw licht op die van Douwes Dekker, en geeft, in andere woorden, reliëf aan Multatuli's gedrag. Provocerend zou je de vraag kunnen stellen of de Havelaarszaak niet een onproductieve variant op Bosch' conflict was, in plaats van Multatuli's verwijt dat de Maatschappij tot Nut van den Javaan ‘een domme wrede satyre op de Havelaarszaak’ was. | |
[pagina 49]
| |
In 1874 overleed Willem Bosch. Drie jaar later werd zijn geesteskind opgeheven. Een paar jaar later meldde Multatuli zijn lezers in een noot bij een herdruk: ‘De kwakzalvery met die Maatschappy tot nut van den Javaan is goddank ter ziele’.Ga naar eind47 Toch fijn dat de eeuwig verongelijkte, die zoveel geleden heeft, dat nog heeft mogen meemaken. |
|