Jaarboek Multatuli 2016
(2016)– [tijdschrift] Over Multatuli– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 9]
| |||||||||||||||||||||||||||
‘Monsieur!’ Een onbekende Franse brief van MultatuliGa naar eind1
| |||||||||||||||||||||||||||
Monsieur!Mille fois merci du gracieux cadeau dont vous m'honorez. Je n'ai pas encore trouvé le loisir voulu pour étudier votre livre, mais je ne manquerai pas de m'y appliquer aussitôt que possible. Je crains toutefois que je ne réussirai pas bientôt à m'y mettre, vu que je ne me porte pas bien, et qu'un arriéré à faire peur me régarde ménaçant de mon petit bureau. J'ai tant à rattraper qu'il me coûte d'entamer ma tâche. En attendant, Monsieur, je chercherai moyen de faire parler de Votre ouvrage dans les périodiques de la Hollande, mais pour atteindre ce but, il faut agir avec prudence, car il y en a qui essaieraient de Vous dood te zwygen (de Vous étouffer par le silence) du moment qu'on Vous croirait de mon bord. On attend ma mort pour me nommer. C'est la tactique des petites gens.
Sans m'arroger le moins du monde le droit de juger un livre que je n'ai pas encore lu, et qui me parait en tout cas un oeuvre distingué, il y a lieu de craindre que je ne saurais souscrire aux opinions avantageuses concernant certains personnages qui jouèrent un role dans les troubles neerlandaises du xvi siècle. J'avoue p.e. que | |||||||||||||||||||||||||||
[pagina 10]
| |||||||||||||||||||||||||||
je n'estime nullement le fameux Guillaume d'Orange, qui, selon moi, n'a excellé que dans l'hypocrisie et l'art spécifiquement militaire de se tenir hors de danger. Brief van Multatuli van 20 januari 1877, bladzijden 1 en 4. Privébezit Ivan Vanlerberghe.
Ma santé ne me permet pas de justifier à présent mon antipathie pour cet homme. Ma santé, et ce maudit arriéré, hélas! Ayez donc la bonté de ne prendre ces quelques lignes qui précèdent, que comme une boutade, rien de plus. Et le Catholicisme! Je le déteste presque autant que le Protestantisme, c.à.d. probablement un peu plus que Vous encore. Mon aversion pour toute Godsdienst (le mot religion ne repond pas à ma pensée) est inexprimable. Pour en rendre compte, je serais obligé d'avoir recours à un vocabulaire défendu par le comme il faut. Je me contenterai du mot degoût quoiqu'il n'exprime que faiblement mes impressions. Eh bien, Monsieur, je crains que Vous, homme libéral, témoin continuel des superstitions catholiques, historiographe des horreurs catholiques, je crains que Vous ne Vous sentiez insensiblement entraîné vers une sorte de sympathie pour les antagonistes de Rome. Quant à moi, malgré mon aversion pour tous les Jesuites, s'il fallait opter, je préférerais ceux d'Outremont.Ga naar eind2 Je Vous assure, moi qui suis payé pour le savoir, que le parti orthodoxe, et en plus haut dégré encore le soi-disant: ‘modernisme’ protestant, ne le cèdent en | |||||||||||||||||||||||||||
[pagina 11]
| |||||||||||||||||||||||||||
aucune manière aux disciples de Loyola. Plus les protestants font parade de ‘liberalisme’ plus ils sont dangéreux. Auprès de leur perfidie, les machinations des Jesuites de Rome ne sont que des enfantillages. J'ai comparé quelque part ces derniers aux serpents à sonnettesGa naar eind3 ‘quaerentes quem devorent’.Ga naar eind4 Oui, mais le pauvre lapin a quelque chance de se sauver, prévenu de loin par la bruyante musique de la queue. Les protestants, surtout les ‘modernes’ ont supprimé la sonnette - le serpent est resté, et son appétit aussi! Brief van Multatuli van 20 januari 1877, bladzijden 2 en 3. Privébezit Ivan Vanlerberghe.
Mais encore une fois, Vous avez le droit de ne considerer tout ceci que comme une boutade, et je répète que mes observations ne sauraient avoir rapport à Votre livre, parceque je ne l'ai pas encore lu. Je Vous remercie beaucoup de Votre aimable courtoisie, et je Vous offre mon salut cordial.
DouwesDekker Multatuli Schwalbacherstraße 9a | |||||||||||||||||||||||||||
[pagina 12]
| |||||||||||||||||||||||||||
Vous aurez remarqué, (je n'en doute pas parceque cela saute aux yeux) que les héros de la prétendue ‘guerre’ de 80 ans, ont surtout excellé dans l'art de ne pas se rencontrer? La bataille de Nieuport était une eruption amenée par les circonstances. En général ce ne sont que les habitants des villes assiégées qui ont fait preuve de courage, ce qui n'est pas étrange, vu le sort qui leur attendait après la prise! Le plus clair de l'affaire est que les chefs militaires (excepté le Duc d'Albe!) s'enrichirent par le pillage, les ‘brandschattingen’.
Wiesbaden 20 januari 1877
Mijnheer!
Duizendmaal dank voor het welwillend geschenk waarmee u me vereert. Ik heb nog niet de nodige vrije tijd gevonden om uw boek te bestuderen, maar ik zet me zo snel mogelijk aan het werk. Ik vrees evenwel dat ik er niet in zal slagen om er spoedig mee te beginnen, aangezien het niet zo goed met me gaat, en een achterstand om bang van te worden me dreigend aankijkt vanaf mijn bureautje. Ik heb zoveel in te halen dat het me lastig valt mijn taak aan te vatten. Intussen, Mijnheer, zal ik een manier zoeken om van Uw werk te doen spreken in de Hollandse tijdschriften, maar om dat te bereiken moeten we voorzichtig handelen, want er zijn er die zullen proberen om U dood te zwijgen (om U te verstikken door stilte) zodra men gelooft dat U aan mijn kant staat. Men wacht op mijn dood om van mij te spreken. Ziedaar de tactiek van kleine mensen.
Zonder me het recht aan te matigen een boek te beoordelen dat ik nog niet gelezen heb, maar dat me in elk geval een gedistingeerd werk lijkt, vrees ik bepaalde positieve opvattingen over sommige personages die een rol hebben gespeeld in de Nederlandse beroerten uit de xvie eeuw, niet te kunnen onderschrijven. Ik moet bv. toegeven dat ik de vermaarde Willem van Oranje helemaal niet hoogacht, hij die, volgens mij, slechts heeft uitgeblonken in huichelarij en in de specifiek militaire kunst om zich buiten het gevaar te houden. Mijn gezondheid staat me niet toe om mijn antipathie voor die man nu te staven. Mijn gezondheid, en die vervloekte achterstand, helaas! Wil daarom de goedheid hebben die enkele voorafgaande regels enkel als een boutade op te vatten, niets meer. En het Katholicisme! Ik verafschuw het bijna evenzeer als het Protestantisme, d.w.z. waarschijnlijk nog een beetje meer dan U. Mijn aversie tegen alle Godsdienst (het woord religie stemt niet overeen met mijn zienswijze) is onuitsprekelijk. Om erover te kunnen vertellen, zou ik verplicht zijn mijn toevlucht te nemen | |||||||||||||||||||||||||||
[pagina 13]
| |||||||||||||||||||||||||||
tot een woordenschat die verboden is door de welvoeglijkheid. Ik zal genoegen nemen met het woord afkeer, hoewel het slechts zwak mijn indrukken weergeeft. Wel, Mijnheer, ik vrees dat U, liberaal, voortdurend getuige van het katholieke bijgeloof, historiograaf van de katholieke verschrikkingen, ik vrees dat U zich ongemerkt aangetrokken voelt tot een vorm van sympathie voor de antagonisten van Rome. Terwijl ikzelf, niettegenstaande mijn afkeer van alle Jezuïeten, indien ik moest kiezen, de ultramontanen zou verkiezen. Ik verzeker U, ik die leergeld heb betaald om het te weten, dat de orthodoxe partij, en meer nog het zogenaamde protestantse ‘modernisme’, op geen enkele manier onderdoen voor de leerlingen van Loyola. Hoe meer de protestanten pronken met het ‘liberalisme’, hoe gevaarlijker ze zijn. Vergeleken bij hun doortraptheid zijn de machinaties van de Jezuïeten van Rome slechts kinderspel. Ik heb die laatsten ergens vergeleken met ratelslangen ‘quaerentes quem devorent’. Ja, maar... het arme konijn heeft nog een kans zich te redden, van ver gewaarschuwd door de luidruchtige muziek van de staart. De protestanten, vooral de ‘modernen’ hebben de ratel verwijderd - de slang is gebleven, en ook zijn honger!
Maar nog eens, U heeft het recht om dit alles enkel als een boutade op te vatten, en ik herhaal dat mijn commentaar geen verband houdt met Uw boek, omdat ik het nog niet gelezen heb. Ik dank U zeer voor Uw vriendelijke hoffelijkheid, en ik bied U mijn hartelijke groet aan.
DouwesDekker Multatuli Schwalbacherstraße 9a
U zult gemerkt hebben (ik twijfel er niet aan omdat het in het oog springt) dat de helden van de vermeende 80-jarige ‘oorlog’ vooral uitgeblonken hebben in de kunst om elkaar niet te ontmoeten? De slag bij Nieuwpoort was een uitbarsting teweeggebracht door de omstandigheden. In het algemeen zijn het slechts de bewoners van de belegerde steden die moed hebben getoond, wat niet vreemd is, gezien het lot dat hun wachtte na de inname. Eén ding is zeker, de militaire leiding (met uitzondering van de hertog van Alva!) heeft fortuin gemaakt door plundering, de ‘brandschattingen’. | |||||||||||||||||||||||||||
[pagina 14]
| |||||||||||||||||||||||||||
Tot wie is de brief gericht?De naam van de geadresseerde komt in de brief niet voor en er is geen enveloppe bewaard. Het veilinghuis The Romantic Agony, waar de brief, zoals gezegd, werd aangekocht, wil de traditie voortzetten die ingeluid werd door het veilinghuis Paul Van der Perre (1895-1970), de beroemdste Brusselse antiquaar-veilingmeester van zijn tijd.Ga naar eind5 The Romantic Agony liet ons via e-mail en onder voorbehoud weten dat de brief van Multatuli in het bezit zou zijn geweest van de Vlaamse schrijver Joris Vriamont (1896-1961), die zich als Brussels vertegenwoordiger van Franse pianobouwers zoals Pleyel, vlakbij het antiquariaat van Van der Perre had gevestigd in de Brusselse Regentschapsstraat. Na de dood van Vriamont zijn nogal wat van diens papieren terechtgekomen bij de antiquaar, aldus The Romantic Agony. In de gedetailleerde registers van veilingen en aan- en verkopen die Van der Perre bijhield, zijn niettemin geen brieven van Multatuli te vinden en evenmin boeken. Zelfs Max Havelaar niet.Ga naar eind6 Registers noch correspondentie hebben ons verder geholpen, maar Multatuli's brief heeft dat gelukkig wel gedaan. Hij dankt daarin de auteur van een boek dat hem toegestuurd is en geeft er commentaar op. Al vermeldt hij geen titel, toch bevat de brief voldoende elementen om het boek in kwestie en meteen ook zijn auteur met zeer grote waarschijnlijkheid te kunnen identificeren. Uit Multatuli's antwoord blijkt in de eerste plaats dat het hem toegestuurde boek een geschiedkundig werk was over de opstand van de Nederlanden tegen Spanje. Zijn brief dateert van januari 1877 en dus gaat het vermoedelijk om een werk dat in 1876 gepubliceerd werd, want in dat jaar werd de Pacificatie van Gent van driehonderd jaar eerder herdacht. Ten tweede antwoordt Multatuli in het Frans. Dat zou hij niet gedaan hebben indien zijn correspondent Nederlandstalig was geweest. Die correspondent was dus in elk geval francofoon en gezien het onderwerp van zijn boek wellicht een Belg en geen Fransman. Ten derde noemt Multatuli zijn correspondent een ‘homme libéral’. In Multatuli's bibliotheek is geen enkel Franstalig boek te vinden over de Nederlandse beroerten,Ga naar eind7 al moet hier onmiddellijk aan toegevoegd worden dat die bibliotheek niet representatief is voor wat hij aan boeken bezeten heeft. Tijdens zijn leven heeft hij veel moeten achterlaten en zijn tweede vrouw heeft hem drieendertig jaar overleefd. Het is dus meer haar bibliotheek dan de zijne. Wat er ook van zij, Multatuli's bibliotheek bleek een doodlopend spoor. Dankzij de deskundige hulp van historicus en huidig decaan van de Leuvense letterenfaculteit Jo Tollebeek en van historicus Marc Somers, hoofd acquisitie van het Letterenhuis in Antwerpen, hebben we toch kunnen achterhalen welke drie Belgische historici in aanmerking komen als auteur-geadresseerde en wie | |||||||||||||||||||||||||||
[pagina 15]
| |||||||||||||||||||||||||||
de enige echte kanshebber is. In 1876 publiceerde de Antwerpse stadsarchivaris Pierre Génard (1830-1899) La Furie espagnole. Documents pour servir à l'histoire du Sac d'Anvers en 1576, recueillis et annotés par P. Génard. Génard was echter een overtuigd katholiek en geen ‘homme libéral’. Dat was de legendarische Gentse professor Paul Fredericq (1850-1920) wel en hij werd het nog meer nadat hij zich in 1876 bekeerd had tot het protestantisme.Ga naar eind8 Hij organiseerde bovendien begin september 1876 in Gent uitgebreide feestelijkheden om de Pacificatie te herdenken, compleet met een historisch drama, een historische cantate en een historische stoet, en als blijvend aandenken een tweetalig Album van den historischen stoet der Pacificatie van Gent (1876). Maar hoewel Fredericq, als alle Vlaamse intellectuelen van zijn tijd, even goed Frans als Nederlands schreef en sprak, is er geen enkele reden om aan te nemen dat hij Multatuli in het Frans zou hebben aangeschreven. Dat moest Théodore Juste (1818-1888) wél doen, aangezien hij het Nederlands niet machtig was.Ga naar eind9 Volgens het avant-propos voltooide hij La Pacification de Gand & le Sac d'Anvers 1576 op 14 juni 1875. Het werd uitgegeven door de gerenommeerde Brusselse uitgeverij Charles Muquardt, die al heel wat werk van Juste uitgegeven had en dat ook na 1876 zou blijven doen,Ga naar eind10 en was vanaf begin juni 1876 te koop in de boekhandel.Ga naar eind11 | |||||||||||||||||||||||||||
Théodore JusteGa naar eind12Théodore Juste (1818-1888) ©Académie royale des Sciences, des Lettres et des Beaux-Arts de Belgique, no 15461.
Théodore Juste is een typisch negentiende-eeuwse Belgische historiograaf. Het jonge België probeerde zijn bestaan te legitimeren: er moest bewezen worden dat de nieuwe natie geen artificieel samenraapsel was, maar een organische eenheid met diepe wortels in een ver verleden. Tot de (re)constructie van dat verleden en de popularisering ervan moesten niet alleen letterkundigen, schilders, beeldhouwers en musici bijdragen, maar vooral ook historici.Ga naar eind13 En dat heeft Juste met mateloze ijver gedaan: ‘Il a aimé son pays, et par la plume et la parole s'est efforcé de le faire aimer.’Ga naar eind14 [Hij hield van zijn | |||||||||||||||||||||||||||
[pagina 16]
| |||||||||||||||||||||||||||
land en gebruikte het gesproken en geschreven woord om die liefde ook bij anderen op te wekken.] Juste werd op 11 januari 1818 geboren in Brussel en overleed op 10 augustus 1888 in Sint-Gillis. Zijn ouders dreven een winkel in ijzerwaren en speelgoed. Van hun vijf kinderen was Théodore de oudste.Ga naar eind15 Toen hij twee jaar was, kreeg hij roodvonk, wat later tot toenemende doofheid zou leiden.Ga naar eind16 De taal die de Nederlandse ‘bezetter’ wou opleggen werd door vader Juste verboden. Vandaar dat Théodore nooit Nederlands heeft leren spreken of schrijven. Hij kon het slechts met veel moeite lezen en waar hij zich al eens aan een vertaling heeft gewaagd, is die meestal niet erg betrouwbaar.Ga naar eind17 Toen Théodore acht jaar was, stierf zijn vader en deed zijn moeder hem op pensionaat. Een hogere studie heeft hij nooit gevolgd. Op 8 september 1840 trouwde hij met de even oude Françoise-Hortense-Louise Auwerx. Ze kregen twee dochters, van wie de oudste aan beide benen verlamd was. In 1870 vertrok zijn vrouw met die dochter naar Engeland en keerde niet meer terug. In het laatste decennium van Justes leven namen zijn doofheid en zijn isolement toe. Hij overleed aan een ziekte die hem het spreken moeilijk en het bewegen pijnlijk maakte.Ga naar eind18 Professioneel gezien was het Juste nochtans zijn leven lang voor de wind gegaan. Dankzij de hulp van invloedrijke politici van het eerste uur zoals Sylvain Van de Weyer (1802-1874) en Charles Rogier (1800-1885) kon hij een lucratieve carrière uitbouwen in overheidsdienst. Het was Rogier die Juste op 15 juli 1840 benoemde tot ‘deuxième commis à la direction de l'Instruction publique’ met een jaarwedde van 1500 frank. Op 14 januari 1843 werd Juste bevorderd tot ‘commis de première classe’ en tien jaar later, op 31 mei 1853, tot ‘chef de bureau’ met een jaarinkomen van 4000 frank. Op 31 december 1855 werd hij dankzij de katholieke eerste minister Pieter de Decker (1812-1891) ‘chef de division honoraire’. Het was alweer Rogier, op dat moment eerste minister, die Juste op 13 januari 1859 benoemde tot conservator van het ‘Musée royal d'Armures, d'Antiquités et d'Artillerie’ met een salaris van 4000 frank en een supplement van 1200 frank voor de diensten die hij bleef verlenen aan het ‘Département de l'Intérieur’. Met een jaarinkomen van 5200 frank had Juste geen reden tot klagen. De Antwerpse dichter Julius de Geyter (1830-1905) verdiende in het begin van de jaren zestig ‘2000 francs’ als ondergriffier bij de arrondissementsrechtbank van Antwerpen.Ga naar eind19 Een Antwerpse schepen moest tevreden zijn met 1904,76 frank of f 900 en de Antwerpse burgemeester met 6349,21 frank of f 3000. De jaarwedden van burgemeester en schepenen hingen af van het aantal inwoners van de stad en waren vastgelegd in de Hollandse tijd, vandaar de ronde bedragen in guldens. Een gulden was toen 2,1164 frank waard.Ga naar eind20 Juste miste de nodige vakkennis om zijn taak als conservator echt goed uit te | |||||||||||||||||||||||||||
[pagina 17]
| |||||||||||||||||||||||||||
voeren. Hij kocht niet altijd de juiste stukken aan en slaagde er niet in een hechte collectie uit te bouwen.Ga naar eind21 Op 27 mei 1872 werd hem via een Koninklijk Besluit, bovenop zijn taak als conservator, de cursus ‘Histoire générale’ in de ‘École de guerre’ toegewezen met een bijkomende wedde van 2500 frank per jaar, wat zijn jaarinkomen op 7700 frank bracht.Ga naar eind22 Voor tal van publicaties wist hij bovendien subsidies los te krijgen. Tussen december 1841 en december 1886 ontving hij in de vorm van ‘encouragements littéraires’ en ‘souscriptions’ voor 47.460 frank aan toelagen.Ga naar eind23 Niettemin vond hij dat de overheid hem niet beloonde in verhouding tot wat hij voor het vaderland betekende en betekend had.Ga naar eind24 | |||||||||||||||||||||||||||
Ten dienste van het vaderlandGeheel ten dienste van dat nieuwe vaderland heeft Juste een gigantisch oeuvre bij elkaar geschreven. Zijn bibliografie telt bijna driehonderd titels, exclusief herdrukken, vertalingen en talloze bijdragen aan kranten. Fernand Vercauteren (1903-1979) schat dat hij zo'n 40.000 gedrukte bladzijden op zijn naam heeft staan.Ga naar eind25 In de ogen van de negentiende-eeuwse Belgische historici was België eeuwenlang onderdrukt geweest, tot het in 1830 eindelijk de lang verhoopte vrijheid had weten te verwerven. Het nieuwe België was dus eigenlijk ‘herwonnen vaderland’,Ga naar eind26 of zoals generaal Bruno Renard (1804-1879) het verwoordde in het verslag van het Concours quinquennal d'histoire nationale van 1856: ‘La Belgique constitue la plus vieille association politique de l'Europe, et c'est une vérité qu'il faut proclamer jusqu'à la rendre populaire. [...] Les événements de 1830 n'ont donc pas été une révolution, mais une restauration.’Ga naar eind27 [België is de oudste politieke associatie van Europa, en dat is een waarheid die we moeten verkondigen tot ze populair is. [...] De gebeurtenissen van 1830 zijn dus geen revolutie geweest, maar een restauratie.] De zestiende-eeuwse opstand van de Nederlanden tegen Spanje en de Brabantse Omwenteling van 1790 werden geïnterpreteerd als voorafbeeldingen van de grote bevrijding van 1830.Ga naar eind28 Maar om van een bevrijding te kunnen spreken, moest er natuurlijk eerst onderdrukking geweest zijn. Daartoe werd de mythe gecreëerd van de Spaanse, Oostenrijkse, Franse en Hollandse bezetting, terwijl er, op de Franse tijd na, nooit sprake is geweest van bezetting, maar integendeel van volstrekt legitieme vorsten.Ga naar eind29 De toevoeging van een paar wezenstrekken vulde het beeld psychologisch aan: de Belg was van nature vrijheidslievend en trouw aan zijn soeverein op voorwaarde dat die rechtvaardig regeerde.Ga naar eind30 Juste was kind van zijn tijd. Op enkele publicaties na is heel zijn oeuvre gewijd aan de zestiende eeuw, aan 1790 en aan het nieuwe België. Terugblikkend op zijn | |||||||||||||||||||||||||||
[pagina 18]
| |||||||||||||||||||||||||||
levenswerk schrijft hij op 25 mei 1870 aan de liberale eerste minister Walthère Frère-Orban (1812-1896): ‘Je m'étais imposé de bonne heure un plan: je voulais tracer le tableau des annales du pays, puis développer dans des ouvrages distincts les principaux épisodes de notre histoire, la révolution du XVIe siècle, celle de 1790, et de la renaissance de la nationalité belge depuis 1830.’Ga naar eind31 [Al snel had ik mezelf een plan opgelegd: ik wilde het beeld schetsen van de geschiedenis van het land, vervolgens in afzonderlijke werken de belangrijkste geschiedkundige episodes in detail bespreken, de revolutie van de zestiende eeuw, die van 1790 en de heropleving van de Belgische nationaliteit sinds 1830.] Net als zijn tijdgenoten had Juste een voorkeur voor oorlogen en revoluties en voor historische figuren die het Belgische vorstendom al aangekondigd zouden hebben zoals Godfried van Bouillon, Karel de Grote en Keizer Karel om slechts de grootsten te noemen.Ga naar eind32 Een aanzienlijk deel van zijn oeuvre bestaat dan ook uit biografieën. Fragment uit de brief van Théodore Juste aan Walthère Frère-Orban van 25 mei 1870. Algemeen Rijksarchief, inventarisnr. T 015, dossiernr. 261, Juste. Pièces confidentielles. Duplicaat in het handschrift van Juste.
Als historicus was Juste volkomen autodidact, maar dat waren alle historici van zijn tijd om de eenvoudige reden dat er geen universitaire opleiding geschiedenis bestond. Die zou pas vanaf 1872 opgezet worden in Brussel en Luik en later ook in Leuven en Gent.Ga naar eind33 In 1856 en in 1876 heeft Juste de Prix quinquennal d'histoire nationale gekregen, niet omwille van de intrinsieke waarde van zijn werk - de jury maakte nogal wat kanttekeningen en liet hem in 1856 de prijs delen met drie andere historici -, maar omdat hij zo dapper meehielp aan de creatie van een Belgisch verleden. In het verslag van het Concours quinquennal d'histoire nationale van 1876 formuleerde rapporteur Alphonse Le Roy (1822-1896) dat als volgt: ‘Le jury lui [= Juste] décerne derechef le prix quinquennal [...], en considération de l'importance de ses travaux sur l'histoire nationale, et notamment de ses études sur la révolution de 1830 et sur l'établissement de la monarchie belge.’Ga naar eind34 [De jury kent hem nogmaals de vijfjaarlijkse prijs toe, gelet op het belang van zijn werken over de nationale geschiedenis, in het bijzonder zijn studies over de revolutie van 1830 en over de vorming van de Belgische monarchie.] Juste was daarenboven de meest populai- | |||||||||||||||||||||||||||
[pagina 19]
| |||||||||||||||||||||||||||
re historicus van zijn tijd.Ga naar eind35 Zijn Précis de l'histoire moderne considérée particulièrement dans ses rapports avec la Belgique werd zes keer herdrukt, een aantal van zijn boeken is vertaald in het Duits, het Engels, het Nederlands en zelfs het Hongaars, en hij schreef ook een reeks schoolhandboeken waarover Vercauteren weet mee te delen: ‘Tous les potaches qui eurent des succès scolaires entre 1850 et 1880 reçurent aux distributions de prix quelques volumes reliés, dorés sur tranche et ornés de dessins romantiques, des oeuvres de Juste.’Ga naar eind36 [Alle scholieren die tussen 1850 en 1880 goede cijfers behaalden kregen bij de prijsuitreiking enkele gebonden delen, verguld op snee en versierd met romantische tekeningen, uit het oeuvre van Juste.] Geen wonder dat de Franse politicus en schrijver Saint-René Taillandier (1817-1879) hem kroonde tot ‘l'historien national de la Belgique’.Ga naar eind37 Juste deed geen archiefonderzoek.Ga naar eind38 Zijn oeuvre bestaat uit knip- en plakwerk uit wat al gepubliceerd was, maar ook daarin verschilde hij niet van veel van zijn Belgische collega's.Ga naar eind39 Alleen in zijn biografieën van contemporaine politici heeft Juste gebruik kunnen maken van onuitgegeven documenten om de eenvoudige reden dat zij hem door die politici ter beschikking werden gesteld. Maar veel verder dan het louter afdrukken ervan is hij nooit gekomen. De wetenschappelijke waarde van zijn werk is omgekeerd evenredig aan zijn patriottisch vuur. Toen het unionisme tot een einde kwam, boette ook de Belgische geschiedschrijving in aan invloed en kracht. ‘L'union fait la force’ werd aangevreten door de groeiende onenigheid tussen liberalen en katholieken en door het ontstaan van een Vlaamse en Waalse identiteit.Ga naar eind40 | |||||||||||||||||||||||||||
La Pacification de Grand & le Sac d'Anvers 1576Justes boekje over de Pacificatie van Gent is in allerlei opzichten typisch voor hem. Om te beginnen behandelt het een van zijn favoriete periodes. Ten tweede is het een samenraapsel van wat al gepubliceerd was. De eerste negentig bladzijden heeft hij simpelweg laten overdrukken uit zijn Histoire de la révolution des Pays-Bas sous Philippe II uit 1867. Er is weliswaar een openings- en een slotalinea toegevoegd, hier en daar is een woord of een zin vervangen, en de voetnoten en een paar kleine alinea's zijn weggelaten, maar dat was cosmetica die vooral moest camoufleren dat hij zichzelf aan het plagiëren was.Ga naar eind41 De laatste achtenveertig bladzijden zijn letterlijk, maar niet foutloos, overgenomen uit het Traictéde la Paix uit 1576 met hier en daar wat willekeurige spellingaanpassingen. Het boekje is ten derde opgedragen aan de invloedrijke militant-liberale Gentse hoogleraar en politicus Auguste Wagener (1829-1896), die op dat moment schepen van Onderwijs en Schone kunsten van Gent was en samen met Fredericq de groot- | |||||||||||||||||||||||||||
[pagina 20]
| |||||||||||||||||||||||||||
se herdenking van de Pacificatie van Gent op touw zette.Ga naar eind42 Via opdrachten, brieven en het toezenden van gratis exemplaren wist Juste een netwerk van invloedrijke vrienden op te bouwen en daarin past deze opdracht perfect. Ten vierde weerspiegelt het avant-propos de hierboven geschetste visie van Juste en zijn tijdgenoten op de Belgische geschiedenis. De Pacificatie wordt gezien als ‘un des épisodes les plus mémorables des annales des anciens Pays-Bas’ en als een voorafspiegeling van 1830. Het Spaanse bestuur wordt gebrandmerkt als ‘domination étrangère’ en de opzet is ‘contribuer à répandre des notions authentiques et nationales’. [bj te dragen tot de verspreiding van authentieke en nationale begrippen.] Titelblad van La Pacification de Gand & le Sac d'Anvers (1876). Privébezit Ivan Vanlerberghe.
Juste werd in zijn tijd geprezen om zijn ‘impartialité’ en om zijn ‘patriotisme’.Ga naar eind43 Dat laatste is in dit boekje alomtegenwoordig. De opstand tegen de Spanjaarden wordt toegeschreven aan ‘la puissance irrésistible d'un patriotisme général’ (10) en de opstandelingen worden steevast ‘vrais patriotes’ of ‘partisans’ genoemd (10, 11, 17, 27, passim). Het gaat in de ogen van Juste ook helemaal niet om een opstand, maar om ‘la délivrance de la patrie’ (15). Geschiedschrijving en letterkunde vloeiden in de pionierstijd van de Belgische historiografie moeiteloos in elkaar over. Hendrik Conscience (1812-1883), bijvoorbeeld, heeft ook een Geschiedenis van België (1845) geschreven en omgekeerd waagden historici als de Gentse hoogleraar Henri-Guillaume Moke (1803-1862) zich aan historische romans.Ga naar eind44 Ook Juste deinsde er niet voor terug om de geschiedenis wat dramatischer te maken door vurige adjectieven en wat directe rede in te lassen. Het spreekt meer tot de verbeelding Willem van Oranje (1533-1584) zelf aan het woord te laten dan te vertellen wat hij misschien gezegd zou kunnen hebben. Het lijkt daarom op het eerste gezicht misschien wat vreemd dat Juste door zijn tijdgenoten ook gewaardeerd werd om zijn ‘impartialité’. Daarmee werd echter | |||||||||||||||||||||||||||
[pagina 21]
| |||||||||||||||||||||||||||
bedoeld dat hij fragmenten uit bestaande publicaties aan elkaar reeg zonder een persoonlijk standpunt in te nemen. Het ging dus om een soort van onpartijdigheid die probleemloos overvloeide in kleurloosheid. Paul Henrard (1830-1896) vergeleek Justes aanpak met die van een ‘greffier consignant fidèlement les témoignages entendus’.Ga naar eind45 [een griffier die getrouw de getuigenissen die hij gehoord heeft, op papier zet.] Het voordeel van die aanpak was echter wel dat ook voor katholieke lezers alles verteerbaar bleef, wat uiteraard een enorme afzetmarkt opende. In het reeds genoemde juryverslag van 1856 wordt over het bekroonde werk, Histoire de la révolution des Pays-Bas sous Philippe II, gezegd: A peine l'ouvrage avait-il vu le jour, que l'opinion publique rendait à l'impartialité de l'auteur un éclatant hommage. En Belgique, en France, en Allemagne, parmi les écrivains catholiques comme parmi les partisans du libre examen, tous ceux qui ont rendu compte de ce travail, s'accordent pour louer la bonne foi de l'auteur et son amour de la vérité.Ga naar eind46 | |||||||||||||||||||||||||||
Het antwoord van MultatuliMultatuli kreeg wel vaker boeken toegestuurd en het pleit voor hem dat hij dan meestal de moeite nam om uitvoerig en dankbaar te antwoorden. Zo'n antwoord volgde dikwijls eenzelfde scenario. Eerst schreef Multatuli dat hij het erg druk had, vervolgens nam hij zich voor om het boek in kwestie te lezen en in afwachting daarvan gaf hij alvast zijn mening voor wat die waard was, ‘comme une boutade’, zoals hij in zijn brief aan Juste twee keer relativerend schrijft. Ook de brief aan Juste begint met een klacht over de drukte die Multatuli teistert. Vervolgens raakt hij heel even zijn stokpaardje van het ‘doodzwygen’ aan, zo te zien omdat Juste hem gevraagd had of hij in Nederland niet wat reclame kon maken. Multatuli hoefde verder slechts het avant-propos van tweeënhalve pagina's door te nemen om te weten dat Juste bewondering had voor Willem van Oranje en een afkeer van Alva (1507-1582). Zelf was hij totaal de tegenovergestelde mening toegedaan, zoals op tal van andere plaatsen uit zijn oeuvre blijkt. In zijn ogen was Willem van Oranje een hypocriet die vooral de kunst verstond om elk gevaar uit de weg te gaan en daar zo rijk mogelijk van te worden.Ga naar eind47 Alva, daarentegen, was dapper, eerlijk, consequent en trouw, en al helemaal niet uit op gewin.Ga naar eind48 | |||||||||||||||||||||||||||
[pagina 22]
| |||||||||||||||||||||||||||
Hoezeer Multatuli in zijn brief ten slotte ook klaagt dat zijn gezondheid zwak is, toch weet hij nog een krachtige, typisch Multatuliaanse filippica neer te zetten over katholicisme versus protestantisme, een thema dat weliswaar mede aan de basis lag van de zestiende-eeuwse beroerten, maar toch vooral een van zijn favoriete onderwerpen was. In Multatuli's ogen was alle godsdienst verfoeilijk, maar de protestantse het meest van allemaal. Zelfs de inquisitoire ultramontaanse jezuïeten waren te verkiezen boven de protestanten, die immers niet alleen wreed, maar ook nog achterbaks waren. Dat gold des te meer voor de zogenaamde ‘moderne’ protestanten, die wetenschap en bijbel wilden verzoenen en zich in Multatuli's ogen dus wel hypocriet moesten gedragen. Frontispice van La Pacification de Gand & le Sac d'Anvers (1876).
Toen Julius de Geyter in het voorjaar van 1865 zijn onvoltooid gebleven epos Drie menschen van in de wieg tot in het graf naar Multatuli stuurde, volgde diens antwoord een vergelijkbaar scenario. Eerst kreeg de Geyter te lezen: ‘Och, ik mag sedert eenigen tyd niet lezen. Myn ogen hebben nog juist sterkte genoeg voor 't nodige corrigeren van drukproeven... en niet eens dàt, altyd!’, waarop een korte beoordeling volgde van het hem toegestuurde werk.Ga naar eind49 Uit vriendschap gaf Multatuli in 1872 zijn Ideën [sic] 932-942Ga naar eind50 de vorm van een brief aan de Geyter en daarin kreeg het bekende thema protestanten versus ultramontanen zijn plaats: Geloof me, beste oprechte liberale Vlaming, men kan de religie der modernen honderdvoud aanlengen met de onschuldigste bestanddelen, voor ze in moordkracht hoeft te wyken voor 't Jezuïtisme. Gy, vrienden der Mensheid in België, gy voorstanders van vooruitgang, ge beklaagt u over de Katholieken? 't Zyn engelen. Over de Ultramontanen? 't Zyn aartsengelen. Doe me 't genoegen, den eersten priester dien ge ontmoet, namens my te omhelzen.Ga naar eind51 | |||||||||||||||||||||||||||
[pagina 23]
| |||||||||||||||||||||||||||
Juste en NederlandMultatuli noemt Juste een ‘homme libéral’. Had Juste zichzelf in een begeleidende brief zo getypeerd? Leidde Multatuli dat af uit de teneur van het avant-propos? Of was Justes reputatie zo groot dat Multatuli de afzender ideologisch kon thuisbrengen? Onbekend was de historicus Juste in Nederland niet. Toen uitgever Arie Cornelis Kruseman (1818-1894) in 1869 het tijdschrift De oude tijd oprichtte, deed hij een beroep op hem, maar Juste bedankte omdat hij het te druk had.Ga naar eind52 Multatuli woonde echter niet in Nederland, maar in Duitsland. Zou de reputatie van Juste ook tot in Nieder-Ingelheim doorgedrongen zijn? Het antwoord op die vraag moeten we schuldig blijven. Een andere vraag waarop niet met zekerheid kan worden geantwoord is waarom Juste uitgerekend dit boekje naar Multatuli stuurde. In Multatuli's correspondentie is geen enkele andere brief aan Juste te vinden en zijn naam komt ook niet voor in het register van personen die in Multatuli's brieven worden genoemd.Ga naar eind53 Omgekeerd hebben wij tussen de brieven van Juste geen enkele brief van of aan Multatuli aangetroffen en evenmin een waarin hij genoemd wordt. Het is dus erg aannemelijk dat Juste maar één keer naar Multatuli geschreven heeft en hem alleen dit boekje heeft toegestuurd. Het was daartoe overigens ook puur materieel gezien zeer geschikt, want het telt maar 142 bladzijden, meet slechts 22 bij 14 cm en weegt hooguit 440 gram. Fragment uit de brief van Théodore Juste aan Joseph-Ernest Buschman van 3 augustus 1841. Lettoerenhuis J 493 B 104006/41.
Juste had de gewoonte om exemplaren van zijn boeken te laten rondsturen. Van La Pacification zijn medio juli 1876 vanuit en op kosten van het Ministère de l'Intérieur. Administration des Beaux-Arts, Sciences et Lettres vijftig exemplaren verzonden naar bibliotheken overal te lande en nog eens eenenveertig naar onder meer politici, academici en vakgenoten.Ga naar eind54 Multatuli komt in die verzendlijsten niet voor. Hij zal zijn exemplaar dus rechtstreeks van Juste ontvangen hebben, want bovenop de zendingen vanuit het ministerie verstuurde Juste zelf ook exemplaren. Zijn correspondentie bevat opvallend veel brieven waarin hij een boek aanbiedt of voor een toegezonden boek bedankt wordt, vaak met een korte beoordeling, want daar drong hij veelal op aan. Aan Joseph-Ernest Buschmann (1814-1853), ‘de eerste grote uitgever van de herlevende Vlaamse letterkunde’,Ga naar eind55 | |||||||||||||||||||||||||||
[pagina 24]
| |||||||||||||||||||||||||||
schreef hij bijvoorbeeld op 3 augustus 1841: ‘Je ne vous cache point que je ne serai satisfait que lorsque vous m'aurez fait l'honneur de me lire et de me juger. Critiquez, blâmez, fouettez, si vous le trouvez bon, mais faites-moi comparaître par-devant votre tribunal.’Ga naar eind56 [Ik zeg u ronduit dat ik pas tevreden zal zijn als u me de eer hebt bewezen me te lezen en te beoordelen. Bekritiseer, keur af, gesel, indien u dat nodig vindt, maar laat me verschijnen voor uw rechtbank.] Het is best mogelijk dat Juste ook Multatuli in die zin om een oordeel heeft gevraagd. Dat Juste uitgerekend een exemplaar van zijn boekje over de Pacificatie naar Multatuli stuurde, kan ook te maken hebben gehad met het thema. In tegenstelling tot zijn overige publicaties over specifiek Belgische aangelegenheden kon de zestiende-eeuwse opstand tegen Spanje ook Noord-Nederlanders interesseren. Misschien is het vanuit diezelfde overweging dat hij op 4 september 1869 aan Adriaan Justus Enschedé (1829-1896), lid van de firma Joh. Enschedé & Zonen maar ook archivaris en bibliothecaris van Haarlem, een exemplaar toezegde van zijn Histoire de la révolution des Pays-Bas sous Philippe IIGa naar eind57 dat toen herdrukt werd en dat niet toevallig het boek is waaruit hij zeven jaar later La Pacification zou destilleren.Ga naar eind58 Maar er is meer. Toen secretaris Fredericq en voorzitter Wagener in 1875 de eerste stappen zetten om in Gent een grote herdenking van de Pacificatie te organiseren, werd meteen duidelijk hoe diep de kloof was geworden tussen klerikalen en liberalen. Voor de liberalen was in 1576 een eerste schuchtere stap gezet op de weg naar een tolerante samenleving en was Willem de Zwijger de onsterfelijke held die dat tot stand had weten te brengen. Op bladzijde 6 van het avant-propos van La Pacification formuleert Juste dat als volgt: Certes, la Pacification de Gand n'a pas encore proclamé nettement le principe de la liberté de conscience... Néanmoins, c'est grâce à elle que Guillaume le Taciturne, d'immortelle mémoire, a obtenu pour la Hollande et la Zélande le droit de professer librement la religion réformée. C'est grâce à elle que les décrets du duc d'Albe et du conseil des Troubles ont été suspendus. In de ogen van de katholieken, echter, was Willem de Zwijger een regelrechte bedrieger die slechts de bedoeling had gehad om hun rechten te fnuiken en geen enkel ogenblik van plan was geweest om de Pacificatie te respecteren. De katholieke krant l'Écho de Namur et de la Province schrijft in haar aflevering van 21-22 | |||||||||||||||||||||||||||
[pagina 25]
| |||||||||||||||||||||||||||
augustus 1876: ‘Ainsi ce prince traître et félon, qui causa la ruine et la dévastation de nos provinces, n'avait d'autre mobile que son intérêt personnel.’ [Zo had deze valse en trouweloze prins, die verantwoordelijk was voor de ondergang en de verwoesting van onze provincies, geen andere drijfveer dan zijn persoonlijk belang.] Links het titelblad van het officiële programma van de historische stoet, rechts de katholieke falsificatie. Stadsarchief Gent. V 353 B.
Links de officiële tekst bij de derde wagen uit de optocht, rechts de katholieke. Stadsarchief Gent. V 353 B.
De Gentse feestelijkheden rond de herdenking waren bovendien geheel in handen van het liberale stadsbestuur, en dat was er volgens de katholieken alleen op uit om hen in een kwaad daglicht te stellen. Het Journal de Bruxelles van 2 september 1876 verwoordde dat als volgt: ‘Le but des fêtes organisées à Gand pour la célébration de l'anniversaire triséculaire de la pacification de Gand est | |||||||||||||||||||||||||||
[pagina 26]
| |||||||||||||||||||||||||||
incontestablement d'exalter, d'une part, le parti gueux, et, d'autre part, de nuire à la religion et de jeter le discrédit sur les catholiques.’ [Het doel van de Gentse feestelijkheden ter herdenking van de driehonderdste verjaardag van de pacificatie van Gent is ontegenzeglijk enerzijds de geuzenpartij te verheerlijken, en anderzijds, de godsdienst schade te berokkenen en de katholieken in diskrediet te brengen.] Juste, die nochtans zo streefde naar ‘impartialité’, belandde willens nillens in het oog van de storm. De ultramontaanse krant Le Bien public publiceerde tussen 26 juli en 31 augustus 1876 twaalf brieven over de Pacificatie van de hand van een anonieme ‘ancien professeur d'histoire’ die zich ook ‘Votre abonné H.’ noemde. Het historisch werk van Juste werd spottend afgekraakt als onbetrouwbaar en vooringenomen. Het Journal de Bruxelles nam tussen 26 augustus en 2 september 1876 een aantal brieven over. Net voor de aanvang van de feestelijkheden op 3 september werden ze zelfs te koop aangeboden in boekvorm.Ga naar eind59 Juste reageerde met drie brieven die eveneens afgedrukt werden in beide kranen.Ga naar eind60 Maar ook buiten de pers werd de strijd uitgevochten. De pastoors verboden de gelovigen om naar de stoet te gaan kijken en organiseerden tegenactiviteiten. De stad vroeg de mensen om hun gevels met vlaggen te versieren, maar vanaf de kansel werd dat verboden. Er werd zelfs een katholiek tegenprogramma van de stoet verkocht dat qua uiterlijke vormgeving nauwelijks te onderscheiden viel van het officiële, maar een totaal ander verhaal vertelde. ‘Meerdere toeschouwers moeten zich hieraan laten vangen hebben en dit blijkt onder meer uit een brief van een zekere J.B.J. Loef uit Sas-van-Gent waarin de auteur beweert dat hem in de Veldstraat voor de prijs van 10 ct. een katholiek exemplaar als het ware in de hand geduwd werd.’Ga naar eind61 Dat alles drong ook door tot in Nederland. Al op 20 juni 1875, ruim een jaar voor de feestelijkheden zouden aanvangen, wijdde Jan ten Brink een bijdrage aan het ‘Eeuwfeest der Pacificatie’ in het Zondagsblad van Het Nieuws van den Dag, die meteen bekritiseerd werd in de protestants-conservatieve Rotterdamsche Courant van 23 juni 1875,Ga naar eind62 iets wat het ultrakatholieke Gentse Fondsenblad van 26 juni 1875 met graagte bekendmaakte in Vlaanderen onder de titel ‘Onze liberalen, door Hollandsche protestanten veroordeeld’. Toen de feesten ruim eenjaar later van start waren gegaan, wist de Gentsche Mercurius van 4-5 september 1876 te melden dat Wagener bij de opening het woord had gericht tot de talrijke aanwezigen ‘uit Noord en Zuid’. Uit Noord-Nederland hadden toegezegd aanwezig te zullen zijn: Laurens Reijnhard Beijnen (1811-1897), Willem Hofdijk (1816-1888), Willem Jonckbloet (1817-1885), Jan ten Brink (1834-1901), Johannes van Vloten (1818-1883) en George Willem Vreede (1809-1880)Ga naar eind63 ‘en meer anderen uit Noord-Nederland’, zoals de Nieuwe Rotterdamsche Courant van 3 september 1876 eraan toevoegde. In de Gentsche Mercurius van 6-7 september | |||||||||||||||||||||||||||
[pagina 27]
| |||||||||||||||||||||||||||
1876 kon men lezen dat ‘[v]ele vreemde dagbladen’ correspondenten hadden gezonden, waaronder ‘het Handelsblad van Amsterdam, het Vaderland van 's Gravenhage, de Middelburgsche Courant uit Middelburg, en vele andere dagbladen’. De befaamde pijpen- en aardewerkfabrikant Van der Want uit Gouda liet zelfs ‘Pacificatiepijpen [...] maken, waarvan hij aan elk lid van de Commissie voor Kunst en Geschiedenis een gratis exemplaar’ liet toekomen.Ga naar eind64 Een stunt die hij bij de zeshonderdste verjaardag van de Guldensporenslag hoogstwaarschijnlijk nog eens heeft overgedaan.Ga naar eind65 Kortom, in Nederland was men eveneens op de hoogte van wat zich in de Arteveldestad afspeelde en ook dat kan voor Juste een stimulans geweest zijn om zijn boekje naar Multatuli te sturen, al blijft het, zoals gezegd, de vraag of een en ander tot Nieder-Ingelheim is doorgedrongen. Multatuli maakt er in zijn brief in ieder geval geen enkele allusie op. | |||||||||||||||||||||||||||
Typisch MultatuliDe brief van Multatuli aan (hoogstwaarschijnlijk) Théodore Juste laat ons geen onbekende Multatuli zien, maar leert ons de bekende weer een beetje beter kennen. Hij maakt tijd om uitvoerig te danken voor een ongevraagde zending van een zo goed als zeker onbekende schenker en neemt de gelegenheid te baat om een aantal van zijn geliefde thema's te bespelen in de krachtige stijl die hem zo eigen is. Ook in het Frans weet hij die kracht te handhaven. Als kind had Multatuli uitstekend Frans geleerd in de zogenaamde ‘Fransche school’ van Hendrik Roelof Meskendorff (1805-1865). In de zogenaamde ‘Latijnse school’, waar hij vanaf zijn twaalfde een paar jaar op de banken heeft gezeten, stond echter geen Frans meer op het programma.Ga naar eind66 Na zijn Franse lectuur in Indië heeft hij zijn Frans in de praktijk kunnen oefenen tijdens zijn omzwervingen in Frankrijk in 1857 en vooral toen Brussel van 1858 tot 1866 zijn thuisbasis werd.Ga naar eind67 In de hier afgedrukte brief schrijft hij wel eens een accent te veel of te weinig, of vergist hij zich in het genus van een woord, maar daartegenover staat dat de brief zo te zien in een ruk is geschreven zonder kladversie en zonder correctieronde. Multatuli was bovendien de eerste om bescheiden toe te geven dat zijn Frans niet vlekkeloos was. Herman Van Duyse (1847-1899), zoon van Prudens Van Duyse (1804-1859), die zijn Franse vertaling van het Gebed van den onwetende naar Multatuli gestuurd had, kreeg in februari 1869 te lezen: ‘Ik schryf en spreek redelyk fransch, maar 't blyft eene soort van middellyke vertaling myner indrukken, en soms verwar ik me in een zee van que's en qui's.’Ga naar eind68 | |||||||||||||||||||||||||||
[pagina 28]
| |||||||||||||||||||||||||||
De brief bevestigt, ten slotte, Multatuli's consequente gedrag en denken. Zijn leven lang heeft hij een hekel gehad aan de Oranjes die, in zijn ogen, naar de buitenwereld toe de held speelden, maar intussen hun zakken vulden, terwijl Alva handelde naar zijn overtuiging. Dat is trouwens ook de verklaring voor Multatuli's afkeer van de inconsequente modernen versus zijn waardering voor de consequente ultramontaanse jezuïeten. Kortom, zelfs al was de brief in een ander handschrift geschreven en niet ondertekend, dan nog zou al wie Multatuli gelezen en genoten heeft, zonder aarzelen besluiten: dit is Multatuli ten voeten uit. | |||||||||||||||||||||||||||
[pagina 32]
| |||||||||||||||||||||||||||
Geraadpleegde archievenHet opgegeven aantal brieven betreft brieven van en aan Juste.
Algemeen Rijksarchief Brussel
Archives de l'Académie royale des Sciences, des Lettres et des Beaux-Arts de Belgique
Archives de l'État à Namur, Moulins de Beez
Stadsarchief Gent
Koninklijke Bibliotheek Albertina
Koninklijke Bibliotheek Den Haag
Letterenhuis Antwerpen
Lias ku Leuven
Universiteitsbibliotheek Amsterdam
Universiteitsbibliotheek Gent
Universiteitsbibliotheek Leuven
| |||||||||||||||||||||||||||
[pagina 33]
| |||||||||||||||||||||||||||
Universiteitsbibliotheek Leiden
| |||||||||||||||||||||||||||
Literatuur
| |||||||||||||||||||||||||||
[pagina 34]
| |||||||||||||||||||||||||||
|
|