Een aanvullinkje op Ter Laan (3)
Dick Welsink
In de Multatuli encyclopedie staat op p. 151, tweede kolom, een lemma gewijd aan J.F. Feisser, ‘advocaat te Groningen (volgens een mededeling van Mimi later woonachtig te Bennekom).’ Met deze uiterst summiere biografische gegevens moet de lezer het doen.
Wie was deze Feisser? Joannes Frenades Feisser werd geboren te Veendam (aan het Oosterdiep) op 28 december 1814. Hij was een zoon van Johannes Feisser, rentenier, en Anna Maria Bouer. Hij had ten minste twee broers en een zuster, alle drie ouder dan hij. Zijn oudste broer, Johannes Elias (1805-1865), werd, nadat hij in 1844 in Gasselternijveen was afgezet als hervormd dominee, in 1845 predikant van de eerste Nederlandse baptistengemeente aldaar. Maar dit terzijde. Joannes Frenades bezocht het gymnasium in zijn geboorteplaats en behaalde in 1830 als leerling van de derde klas de hoogste onderscheiding voor het vak Grieks. Op 31 juli 1832 werd hij ingeschreven als student van de universiteit in Groningen. Blijkbaar was hij een ijverige student, want nog geen zes jaar nadat hij aan zijn studie was begonnen, namelijk op 30 juni 1838, promoveerde hij in de rechten op een Dissertatio iuris publici Belgici inauguralis ad art. 170 legis de imperio. Daarna vestigde hij zich als advocaat te Winsum. Zo staat hij althans vermeld in de lijst van intekenaars op het boek Lotgevallen van K.J. Kuipers te Obergum op zijne gedane zeeen landreizen van den jare 1790 tot en met 1818 (1844). Na het overlijden van zijn ouders - zijn moeder stierf in 1847, zijn vader in 1848 - trad hij op 26 oktober 1849 te Veendam in het huwelijk met Martje Bennema, dochter van een goud- en zilversmid uit Winschoten. Zij was zes jaar ouder dan hij en al tweemaal weduwe. Uit dit huwelijk werd in Winsum op 10 juni 1850 een dochtertje geboren, maar het meisje werd maar ruim negen weken oud en stierf op 16 augustus.
Wanneer J.F. Feisser zich met zijn echtgenote in Bennekom heeft gevestigd, is niet bekend. Zij overleed er op 30 augustus 1863, volgens een overlijdensadvertentie op het buitenverblijf Mariënhof, ‘na gedurende de laatste negen weken door aanhoudende ziekte te zijn getroffen’, hij een kleine drie jaar later op 14 juli 1866. Volgens de overlijdensakte was hij ‘advocaat bij het Provinciaal Geregtshof van Gelderland’.