Over Multatuli. Jaargang 35. Delen 70-71
(2013)– [tijdschrift] Over Multatuli– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 4]
| |
Multatuli als AmerikaanGa naar eind1
| |
[pagina 5]
| |
meer over hemzelf dan over God's Own Country. Naast bang was Multatuli ook jaloers, op Harriet Beecher Stowe en het geweldige maatschappelijk effect van haar sentimentele antislavernijroman en bestseller De negerhut van Oom Tom (1852). Max Havelaar veroorzaakte dan wel enige deining in Holland - gedempt door Jacob van Lenneps al te angstige bezorging van de peperdure eerste druk - maar die lichte beroering viel in het niet bij wat president Abraham Lincoln tegen Beecher Stowe zei toen hij haar ten tijde van de Amerikaanse Burgeroorlog ontmoette: ‘Dit is dus de kleine dame die deze grote oorlog heeft ontketend.’ (Verzameld Werk 10, p. 62 en 101; Beekman, p. 239). Het boek deugt literair van geen kanten en kan een vergelijking met the Great Dutch Novel Max Havelaar nergens doorstaan, want daar waar oom Tom alleen de week verwoorde christelijke naastenliefde voor de arme zwarte slaaf opwekt, spreken Sjaalman en Max Havelaar in vele literaire toonaarden ziel, hart, geest, geweten en gemoed aan. Max Havelaar is gestileerde woede. Maar toch... Multatuli wilde gelezen worden, hij wilde invloed uitoefenen want... de Javaan werd geknecht. Geen sprake van dat koning Willem de Derde een ontmoeting wilde laten arrangeren met Multatuli, die naar rehabilitatie snakte maar tegelijkertijd de koning bleef aanvallen, met als hoogtepunt zijn Brief aan de koning van. september 1873. Daarin beticht hij de ministers van leugenachtigheid wanneet zij de koning het volgende laten verklaren: ‘Vriendschappelyke verstandhouding kenmerkt onze betrekkingen met alle Mogendheden.’ Dit zei de koning aan de vooravond van de oorlog met de sultan van Atjeh, die op 26 maart 1873 - precies honderdveertig jaar geleden - losbrandde en dertig jaar lang voortwoekerde: ‘De Minister die U durft voorstellen, Atjeh te stelen, behartigt noch de rechtvaardigheid, noch de belangen van Nederland, noch die van Uwe Majesteit. Hy behartigt de belangen van Pruisen, door aan dat Ryk de gelegenheid te verschaffen zich voor te doen als tuchtwreker der geschonden gerechtigheid. Zou niet die rol te schoon zyn? Is het onze taak, den vyand die rol toe te delen?’ Nee, nooit is Douwes Dekker door de koning uitgenodigd. Gelukkig maar. Zo'n uitnodiging alleen al zou zijn literair-politieke activisme hopeloos hebben ondermijnd.
Multatuli als Amerikaan. Zo heb ik deze lezing genoemd. Eind vorig jaar publiceerde ik een bundel opstellen over Amerikaanse schrijvers: van Henri Thoreau en Herman Melville via Saul Bellow en Philip Roth naar William T. Vollmann en Dave Eggers: De Multatuli's van Amerika. Het boek bevat veertien opstellen over democratisch denken in honderdvijftig jaar Amerikaanse literatuur. Welke rol speelden schrijvers als Melville, Faulkner en Vollmann in het verdedigen van die jonge Amerikaanse democratie en welke demonen zagen zij opdoemen als bedrei- | |
[pagina 6]
| |
gers van diezelfde democratie? En waarom de naam Multatuli genoemd in de titel, want Multatuli was immers geen volbloeddemocraat? In mijn inleiding stel ik Max Havelaar voor als een polyfone roman, dat wil zeggen een veelstemmige vertelling in talloze toonaarden, onder andere parodie, humor, satire, agitatie, sprookje, parabel, toespraak, opsomming, pamflet enzovoort en zo verder. U ként de roman. Wat is multatuliaans? Non-conformistisch? Recalcitrant? Romantisch met een verlichte denkachtergrond? Een neiging tot rebellie tegen onverteerbare koloniaal-maatschappelijke verhoudingen? Zeker, maar er is ook een meer literaire omschrijving mogelijk. Beroemde multatuliaanse romans als Moby-Dick van Melville, U.S.A. van Dos Passos, Absalom, Absalom! van Faulkner of Herzog van Saul Belllow zijn veelstemmige vertellingen die een compromisloze literaire mentaliteit verwoorden en nergens vrijblijvend zijn. Dat bedoel ik met ‘Multatuli als Amerikaan’. De opstandige stemmen in deze Great American Novels gaan talloze discussies met elkaar aan. De schrijvers trekken alle taalregisters open, net als Multatuli in zijn Ideën. Hun romans hebben geen gesloten, keurig afgeronde vorm. De schrijvers reageren op scheefgezakte maatschappelijke verhoudingen met indirect narratief commentaar. Monty Beekman schrijft in zijn monumentale studie Paradijzen van weleer: ‘Dekker wist wat zijn roman moest zijn: een dissonante, polyfone orkestratie, compleet met een verborgen polemiek!’ En die literaire pennenstrijd gaat om het gehalte van de democratie, over materiële en geestelijke uitbuiting, over wie wel en wie niet van vrijheid geniet. In De Multatuli's van Amerika gaat het om die verborgen polemiek, en om de kracht van literaire taal. Dankzij virtuoos taalgebruik en compositorisch vernuft leggen de in mijn boek bijeengebrachte Amerikaanse multatulianen de zwakke plekken en onrechtvaardige machtsverhoudingen in de samenleving bloot, trekken zij verbale rookgordijnen van politici open (alle politici zijn leugenaars, wist Multatuli zijn lezers al te vertellen). Belangrijke schrijvers zijn woordkunstenaars die thema's en taboes aansnijden die de massa en de media verzwijgen of verdringen, van Vrye Arbeid tot Slecht Onderwijs. De Amerikaanse multatulianen weten dat democratie, patriottisme, oorlogvoering en objectiviteit altijd op gespannen voet staan met elkaar. Het eerste slachtoffer van welke oorlog ook is de waarheid (nou ja: ‘Misschien is niets geheel waar, en zelfs dát niet.’), het tweede slachtoffer is de democratie. Maar als de vrijheid aan bederf onderhevig is, komt de multatuliaanse schrijver in het geweer. Wat het volk, de politicus of de bankier niet aan de orde stelt maar verdoezelt of verzwijgt, brengt de schrijver aan het licht. Zo onthulde Dave Eggers in zijn documentaire-vertelling Zeitoun (2009) het bestaan van geïmproviseerde gevangenissen voor zogenaamde terroristen, moslims of niet, in New Orleans vlak na de desastreuze overstromingen van 2005. | |
[pagina 7]
| |
Drie voorbeelden, uit talloze, van multatuliaanse romans uit Amerika haal ik uit mijn boek, stuk voor stuk allegorische vertellingen: Moby-Dick (1851) van Melville, Absalom, Absalom! (1936) van Faulkner en Een hologram voor de koning (2012) van Dave Eggers. ‘Call me Ishmael.’ In deze beroemde openingszin stelt de verteller zich voor, de enige man die de jacht op de witte potvis overleeft en het kan navertellen. De zin doet denken aan die andere beroemde openingszin, waarin Droogstoppel zich nuchter en feitelijk bekendmaakt: ‘Ik ben makelaar in koffie, en woon op de Lauriergracht, No. 37.’ In juni 1851, vlak nadat Moby-Dick was neergesabeld in de Amerikaanse kranten, schreef Melville aan zijn vriend Nathaniel Hawthorne, aan wie hij zijn roman had opgedragen: ‘Hoewel ik de gospels schrijf in dit land, ga ik dood in de goot.’ Twintig jaar later zal ook Multatuli zich beklagen over tanende belangstelling. Hoe kon een Amerikaan, vroeg Melville zich af in een essay over Hawthorne, een tragedie schrijven op het niveau van Shakespeare zonder die te plaatsen in een heroïsch verleden en zonder in retoriek te vervallen? Moby-Dick bleek net zo'n actueel en modernistisch ‘gospel’ als Max Havelaar en net zo overdonderend, al had het Amerikaanse publiek dat pas een halve eeuw later in de gaten. Melvilles allegorische roman - waarin meer dan tachtig motto's, een zich wijd vertakkende vertelling, essayistische intermezzo's, wetenschappelijke verhandelingen, bijbelkennis, poëtische uitbarstingen, toneeldialogen en sterrenwichelarij perfect samenspannen - speelt zich af in een multiculturele minimaatschappij, namelijk een walvisvaarder. De bemanning komt uit alle windstreken en is veelkleurig zonder dat dat problemen geeft. Ishmael constateert nuchter dat een mens eerlijk kan zijn ‘in welke huid dan ook’. Maar de hele bemanning laat zich terroriseren door dictator Achab, die maar één doel nastreeft: de potvis doden die hem zijn been heeft gekost. Waar Multatuli een roofstaat ontwaart aan de zee tussen Oost-Friesland en de Schelde, ziet de scherpe criticaster Melville in Moby-Dick Amerika ‘als een bloeddorstige moordmachine met de tanden van gedode walvissen verwerkt in zijn verschansing...’, aldus Melville-biograaf Andrew Delbanco. Het jonge en imperialistische Amerika duikt op in Melville's meesterwerk als een kannibalistische trofeeënjager, erop gespitst zijn vijanden met huid en haar te verslinden op het eigen dek, die ‘rode hel’ waar het walvisbloed rijkelijk vloeit. Let wel: Melville, die zelf op een walvisvaarder had gediend, sneed een zeer actueel thema aan. In 1850 was de Amerikaanse economie, toen de aardoliewinning in onder andere Texas nog niet aan de orde was, afhankelijk van de walvisvaart. De wereld in Moby-Dick is ‘een schip op uitreis’ dat nooit de thuishaven zal bereiken, ‘en de kansel is de boeg’. Er is zelfs sprake van zeeroverstaten. ‘Amerika mag Mexico bij Texas voegen en Cuba op Canada stapelen...’ (Moby-Dick) Melvilles walvisvaarder is inderdaad het schip van staat en de dertig bemanningsleden zijn de der- | |
[pagina 8]
| |
tig senators van de dertig staten die de Unie vormen. En Melville zag de Democratische Partij uit elkaar vallen door de tegenstellingen tussen de Zuidelijke en de Noordelijke vleugel na verhitte discussies over... de slavernij. Melville schreef net als Multatuli een politieke roman (de hoofdstrekking van Max Havelaar was en is: de Javaan wordt mishandeld!). Melvilles walvisvaarder werd een spiegel voor een Amerika dat zijn huifkar- en blokhutkolonisten woest en wild westwaarts liet gaan richting Grote Oceaan. Het schip is een stervende Conventie van de Democratische Partij, een narrenschip vol politieke idioten dat richting afgrond vaart. Anders geformuleerd: de politici leidden het land langzaam maar zeker richting de Burgeroorlog. Achab is de Amerikaanse Dromer die alles in een dodelijke Nachtmerrie verandert. Ja, de zwarte slaaf wordt mishandeld.
William Faulkners lievelingsroman was Moby-Dick. Wie de literaire meester uit Mississippi wil begrijpen zonder rekening te houden met Faulkners Nederlands-Indië, dat wil zeggen de plantagehistorie van het Diepe Zuiden en de diepe littekens van de Burgeroorlog halverwege de negentiende eeuw, ontgaat de kern van Faulkners obsessie en frustraties. Melville schreef met Moby-Dick een symbolische voorstelling van een verscheurd Amerika, Faulkner deed dat op zijn manier met Absalom, Absalom!, geschreven op het dieptepunt van de Depressie in de jaren dertig. Deze roman - pas vertaald in het Nederlands maar nauwelijks opgemerkt door de luie en lamlendige critici - is ook zeer veelstemmig: het boek is tegelijkertijd bezeten monoloog, spannende detective, angstaanjagend spookverhaal en nauwgezette reconstructie via razende geruchten en heel goed luisteren. De vertelling ontmaskert stapsgewijs de dubbelheid van de Amerikaanse democratie: de slavernij, die haaks staat op een open samenleving, is na de nederlaag van de Zuidelijke staten in 1865 in de jaren dertig van de twintigste eeuw niet echt afgeschaft. De apartheid is overal doorgevoerd. Daarom blijft de democratie een farce omdat er in zo'n maatschappij immers geen eersterangs- en tweederangs burgers, zwarten en blanken, kunnen bestaan. Faulkner was als schrijver een eenling. Hij werd met de nek aangekeken in het Zuiden want hij was een ‘nigger lover’ en nestbevuiler. De gefrustreerde potentaat Thomas Sutpen sticht in Absalom, Absalom! een staat in de staat. Zijn katoenplantage is een dictatoriaal geregeerd gebied waarin niet alleen slaven maar ook alle familieleden ondergeschikt zijn aan de grillen van de meester, van de regent, van de gouverneur-generaal. Sutpen wil de keizer van zijn kleine rijk in het Diepe Zuiden blijven. De familiecrisis die uitbreekt in het huis van Sutpen is de crisis de Abraham Lincoln in zijn land onder ogen zag: wat stelt een democratie voor als de slavernij niet wordt afgeschaft, als de zwarte slaaf geknecht blijft? Wat de onmenselijke verhoudingen in Absalom, Absalom! echt beheerst - het is de verborgen metafoor - is kort en bondig samen te vatten: ras. Die | |
[pagina 9]
| |
rassenstrijd bleef tot en met Martin Luther Kings burgerrechtenbeweging voortduren. Vermenging heft alle segregatiegedachten op en is de faulkneriaanse idee die Absalom, Absalom! beheerst en afsluit. Met deze roman vloekte William Faulkner het hardst in de blanke kerk van het Diepe Zuiden. Allemaal Indo? Nee, zo scherp heb ik het in welk Idee ook van Multatuli niet gelezen. Faulkner bleef wel even raadselachtig als Douwes Dekker, want hij bleef een burger van het Zuiden. Enerzijds sprak Faulkner paternalistisch en neerbuigend over de zwarten, die nog niet genoeg maatschappelijke verantwoordelijkheid zouden tonen, kinderlijk bleven en met hun verlangen naar gelijkwaardige behandeling geduld moesten oefenen - een geduld dat al vanaf 1865 op de proef werd gesteld. Deze streng-vaderlijke toon, vaak overgoten met drank, doet denken aan Havelaars vaderlijke, zelfs betuttelende toespraak tot de Hoofden van Lebak: ‘Wie zal er dan recht doen in Banten-Kidoel? Hoort naar my, als ik u zeggen zal hoe er dan recht zal gedaan worden.’ Anderzijds protesteerde Faulkner in de jaren vijftig scherp tegen rabiaat racisme, bijvoorbeeld na het door blanken ongestraft kidnappen en vermoorden van een veertienjarige jongen die op het platteland van Mississippi naar een blank meisje zou hebben gefloten. Het ging Faulkner niet minder dan om het overleven van Amerika, want ‘als wij (...) in onze wanhopige cultuur dat punt hebben bereikt waarop we kinderen moeten vermoorden [denk aan Adinda - GB], om welke reden of welke kleur dan ook, dan verdienen we het niet om te overleven en overleven we waarschijnlijk ook niet.’ Dit is weer de multatuliaanse toon van een ziener, die zo betrokken blijft dat hij, Nobelprijswinnaar, zwarte studenten financieel ondersteunt. Het is de toon van gestileerde woede die voert naar het slot van Max Havelaar.
Die stijlvolle kwaadheid beheerst ook het werk van de jonge Amerikaan Dave Eggers, mijn derde multatuliaanse voorbeeld. Eggers is de representant van het Nieuwe Engagement dat oog voor De Ander heeft. Het is een ongeorganiseerde schrijversbende met los-vaste leden als Jonathan Franzen, William T. Vollmann, Michael Chabon en Jonathan Safran Foer die de anti-vrijblijvendheid koesteren en een nieuwe inhoud willen geven aan ouderwetse begrippen als mededogen, solidariteit en gemeenschapszin zonder te vervallen in simpele, vervalsende, eenstemmige vertellingen of plat sociaal-realistisch engagement. Het hoofdpersonage van Dave Eggers' allegorische roman Een hologram voor de koning (2012) is een Amerikaan die financieel en geestelijk aan de grond zit in de woestijn van Saoedi-Arabië. Alan Clay heet hij en hij wacht al wekenlang op de oude koning Abdullah. Die zou hij een IT-contract moeten verkopen voor een nog te bouwen mondiale zakenstad in de woestijn. Kan Clay nog ‘iets groots’ ver- | |
[pagina 10]
| |
richten? Als hij het miljardencontract in de wacht sleept, zijn ook zijn eigen financiële problemen opgelost. Clays situatie lijkt op die van zijn vaderland: gewend om de regie te voeren en overal heer en meester te zijn, blijkt er een heel andere regisseur te zijn opgestaan die ongewone, onvoorspelbare bewegingen maakt. Clay is rijk geworden in de fietsenindustrie dankzij ‘nietsontziende efficiency’. Maar door diezelfde meedogenloze jacht op de laagste kostprijs - Droogstoppel weet er alles van - stimuleerde hij de opkomst van lagelonenlanden. Wat is Amerika? Een land van slome huismussen, zegt een dronken vliegtuigreiziger, een land ‘van twijfelaars, tobbers, piekeraars. Goddank is onze natie niet door dat soort Amerikanen gesticht. Nee, dat was een ander slag! Die reden in karren met houten wielen het hele land door! Onderweg gingen er mensen dood, maar ze bleven nauwelijks stilstaan. In die tijd begroef je je doden en trok dan weer verder.’ Is dit de ondernemingslust van Droogstoppel of de literaire geest van Multatuli? Beide, denk ik, want zonder Droogstoppel en een dynamische handelsgeest geen literaire uitdaging. Daar drijft Max Havelaar op. Eggers schetst een wachtend, afwachtend en afhankelijk Amerika in Een hologram voor de koning. Daar wérd iets groots verricht... Hij schreef een roman die niet zozeer de romantische geest van de negentiende-eeuwse, westwaarts trekkende huifkar wil opwekken maar een boek dat een nieuwe, eenentwintigste-eeuwse spirituele waakzaamheid wil uitlokken. Een futloos Amerika dat te veel ruimte laat aan Tea Party-simplisten of christelijke fundamentalisten verliest steeds meer veerkracht. En was het niet de onbegrensde ondernemingslust die de basis vormde van de Amerikaanse democratie, een grensverleggende samenleving die gedijde dankzij flexibele, kosmopolitische geesten aangeraakt door een stijl en mentaliteit die ik in deze lezing consequent multatuliaans heb genoemd? Er waait al anderhalve eeuw lang een multatuliaanse geest door de Amerikaanse letteren. De romans van onder andere Melville, Faulkner en Eggers zijn te beschouwen als ongewone en onvoorspelbare literaire bewegingen die ‘iets groots’ in zich verbergen. En de schrijvers van die grootse romans willen gelezen worden.
Graa Boomsma, De Multatuli's van Amerika. Democratisch denken in de Great American Novel. Uitgeverij Nieuw Amsterdam, |
|