Over Multatuli. Jaargang 34. Delen 68-69
(2012)– [tijdschrift] Over Multatuli– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 45]
| |
Het Pak van Jongstra
| |
[pagina 46]
| |
een voordeel, om niet te zeggen een voorwaarde.’ Maar hij geeft toe dat er eigenlijk geen beginnen aan is: ‘Schrijvers als Multatuli blijven je altijd ontglippen. Ze laten zich niet vangen door lezers, literatuurwetenschappers of multatulianen.’ | |
MultatulianenMultatulianen? Jongstra rekent eerst eens af met multatulianen, onvoorwaardelijke bewonderaars van de schrijver. Hij verwacht dat zij zullen schrikken van zijn ontboezeming dat hij zich nooit door Minnebrieven heen heeft kunnen ‘werken’. Ook doen zij er bij voorkeur het zwijgen toe als het gaat over ‘de pathologische kanten van Multatuli's persoonlijkheid’. Jongstra's De multatulianen, een ‘standaardwerk’, vermeldt hij, werd in deze kringen ‘met nauwelijks onderdrukte weerzin ontvangen. [...] Oppermultatuliaan van die dagen was een bejaarde letterkundige, de salonsocialist Garmt Stuiveling, ook op gevorderde leeftijd nog een steile dikdoener, aan wie we niettemin de uitgave van de Volledige Werken te danken hebben.’ Er zijn ook anderen, mensen als Bernt Luger, geen ‘pluimstrijker’ of ‘dikdoener’, aan wie Jongstra een hoofdstuk wijdt omdat Luger het voorbeeld voor Max Havelaar had gevonden. Jongstra houdt van de aanval of de provocatie. Juist omdat veel mensen in Multatuli een idealist zagen en hij - en dwepers, leken en wetenschappers - het beeld van zichzelf als martelaar met veel succes aan de man heeft gebracht, hebben die provocaties hun uitwerking niet gemist. ‘Als men in de fosforsoep kan roeren’, schrijft Jongstra, ‘moet men dit beslist niet nalaten.’ Hij (= men) doet zijn best, maar het is de vraag of de multatulianen zoals Jongstra ze ziet, nog wel bestaan. | |
Letterkundigen en schrijversKijk eens naar de positie van vergelijkbare schrijvers in andere landen: daar zijn musea aan hen gewijd die niet over geldgebrek hoeven te klagen, daar verschijnen dikke jaarboeken over schrijvers vol wetenswaardigheden en geleerde stukken, daar bezoeken gerenommeerde wetenschappers congressen over leven en werk van deze auteurs en ach, mochten deze auteurs in de negentiende eeuw hebben geleefd, dan zijn daar zelfs hoogleraren in de negentiende-eeuwse letterkunde die het literaire werk van deze schrijvers uit het hoofd kennen en het niet als non-fictie maar als fictie interpreteren. Ja, het paradijs is elders. De bewoners van Nederland moeten het met Nederland doen. Hoe zit het met Jongstra's oordeel over wetenschappers? Hij noemt De redelijke Natuur van Oversteegen (dat hij eerst ‘[b]elangrijker’ vindt dan een artikel van H.H.J. de Leeuwe, later noemt hij het ‘een briljant essay’, om ten slotte, in voetnoot 3 van Kristalman, te twijfelen over de kwaliteit). Hij vermeldt De buik van de lezer van Saskia Pieterse en oordeelt dat zij ‘zo ongeveer [verdrinkt] in haar gast- | |
[pagina 47]
| |
riek-wetenschappelijke beschouwingen’. Beiden hebben volgens hem ‘weinig oog voor vooral de psychologische en fysieke omstandigheden bij het afwisselend hollend en stilstaand ontstaansproces van Multatuli's oeuvre’. Waar ik aan toe wil voegen dat dit ook niet tot de uitgangspunten van hun studies behoort. Jongstra bevindt zich in goed gezelschap van auteurs die over Multatuli hebben gepubliceerd: Van Vloten, Vosmaer, Huet, Van Deyssel, Du Perron en W.F. Hermans. Hun werk valt onder de rubriek ‘leken/multatulianen’, hun verhouding tot Multatuli onder ‘bewierokers en bewonderaars’ enerzijds en, minder talrijk, bestrijders anderzijds. Ook de biografieën over Multatuli van Paul van 't Veer, Hans van Straten en Dik van der Meulen komen in Kristalman ter sprake. Op die laatste gaat hij uitgebreid in - het is dezelfde tekst, schrijft hij, als zijn recensie na verschijning van die biografie - en hij voegt eraan toe dat hij toen ‘al te streng’ over het boek is geweest: ‘Het is best goed! Bruikbaar. Er staat een lange literatuurlijst in. De voetnoten kloppen. De feiten kloppen. Precies zo'n biografie van Multatuli hoeft nooit meer te worden geschreven. Het is in die zin een definitieve biografie.’ Later schrijft hij: Van der Meulen ‘timmerde met zijn Douwes Dekker-biografie de bühne voor een spel waarin Multatuli zelf zijn schrijverskarakter gestalte zou moeten geven, maar hij was niet bij machte het stuk zelf te schrijven.’ Ik ben het ten dele met Jongstra's kritiek eens: Van der Meulen gebruikt Multatuli's literaire werk grotendeels als illustratie van zijn leven. De vraag of hij niet ‘in staat was om het stuk zelf te schrijven’, kan hier niet worden beantwoord. Ik vermoed dat Van der Meulen dat niet heeft wíllen doen. Overigens is het een misverstand om te denken dat zijn biografie de definitieve en dus laatste biografie is over Multatuli die mag worden geschreven. Jongstra presenteert in ‘Kamikazebuien, Millioenendroom. Een “literaire deelbiografie” in aantekeningen’ een biografie van Multatuli. Een overzicht. Kort en zakelijk. | |
EncyclopedischOm Kristalman te schrijven, heeft Jongstra bijna alles gelezen. In elk geval alle dag-, week- en maandbladen, brochures, boeken en studies die Multatuli heeft gelezen, had kunnen lezen en door tijdgebrek niet heeft kunnen lezen. Dat leidt tot de volgende vijf delen: ‘Fosforsoep’, ‘Borende kwesties 1’, ‘Tussen al dan niet’, ‘Borende kwesties 11’ en ‘Gevoelssoldaten’. De bundel wordt ingeleid met vier korte essays en een ‘Dixit’ dat uit twee essays bestaat. Er komt veel ter sprake: vrouwen van schrijvers en hun rol (‘Wegcijfereega’s), het uiterlijk van Tine en Mimi (geen schoonheden, aldus Jongstra, die het heeft over ‘Tines jankgelaat’ en schrijft dat ze ‘ronduit lelijk’ was), het plezier van tekst- en voetnoten, anagrammen, biljarten, de bokkingtheorie (‘een verwarrende materie’), een hoofdstuk over tanden en kunstgebitten, het gebruik van zintuigen in zijn werk (dat valt tegen), Multatuli | |
[pagina 48]
| |
over Zola, Multatuli als ‘non-masturbant’ en neurasthenicus, en kachels. Al deze uiteenlopende kwesties komen voort uit Jongstra's opvatting dat er ‘veel te weinig over doodgewone dingen’ wordt geschreven en dat er geen hiërarchie tussen alle dingen bestaat. In Kristalman verwijst Jongstra diverse keren naar zijn verwantschap met Multatuli. Zijn eigen werk, schrijft hij, is ‘bij vlagen even brokkelig en “digressief” als Multatuli's oeuvre’. Hij creëert ‘tijdloze verwantschap’ en in Kristalman komt zijn familie aan bod: Montaigne, Sterne, Strindberg en Brakman, bejaard, maar springerig van geest. Het zijn encyclopedische auteurs, en hun werk, schrijft Jongstra, is eerder verwant met Bouvard et Pécuchet van Flaubert dan met de Encyclopédie van Diderot en d'Alembert. Het gaat meer om humor en parodie, dan om waarheid. Voor liefhebbers van lijstjes en rijtjes - boeien in een ‘zee van letters’ - neemt Jongstra Multatuli's ‘Lijst van dieren in de menagerie van de Heeren Albertus Janusius en Comp.’ op. Eén hoofdstuk, ‘Noors hout over Gibraltar’, ordent Jongstra alfabetisch, van ‘Aannemer, toch maar de’ tot ‘Zweet’. | |
KristalJongstra beschouwt het werk van Multatuli ‘als een enorm kristal’. Het begrip ‘kristallisatie’ haalt hij uit De l'amour van Stendhal: ‘In Salzburg’, schrijft Stendhal, ‘gooien de mensen 's winters een kale boomtak in de verlaten schachten van de zoutmijnen; twee of drie maanden later halen zij hem naar boven bedekt met een laag schitterende kristallen: het kleinste twijgje, niet groter dan een mezepootje, is bezet met ontelbare fonkelende diamanten die geen ogenblik dezelfde aanblik bieden; de oorspronkelijke tak is onherkenbaar geworden.’Ga naar eind2 Dit verwijst direct naar Jongstra's eigen essaybundel De tak van Salzburg (2002). Millioenenstudiën is van Multatuli's werken Jongstra's favoriete werk, grillig qua vorm - ‘roman, een traktaat, een essay, én soms buitengewoon poëtisch proza’. Daarin komen, schrijft hij, Multatuli's literaire opvattingen het helderst tot uiting’. Een van de personages in Millioenenstudiën is het ‘kristalmannetje’ dat tussen andere dwergen in het ondergrondse rijk van Logos woont. En, voegt Jongstra eraan toe, hij is ‘een van de vele alter ego's die in Multatuli's oeuvre rondlopen’. Interessant is de kristalman omdat hij kenmerkend is voor het werk van Multatuli. Hij houdt een toespraak en de kwesties die hij aansnijdt, kunnen op grote instemming van de ‘ik’, een mens, rekenen: allereerst de vele verschillende elementen die in feite simpel zijn. De kristalman noemt er een aantal: Om aan zyn wensen [die van de mens, j.g.] te voldoen, breng ik in herinnering hoe ons gebleken is dat het yzerworden, de Schepping, steen- planten- en dierengroei, het leven, kanker, pest, stedenbouw, annexatie van vorstendommen, | |
[pagina 49]
| |
prostitutie, geschiedenis, staatkunde, liefde, hoop, vrees, darwinisme, millioenenstudiën, kansrekening... De kristalman vervolgt: - De mens heeft het gezegd. Al die zaken zyn één, gelyksoortig, homogeen, elkander verklarende, helpende, voortbrengende, veroorzakende, volgende, herstellende, vernietigende, verdringende, vervangende, volmakende. Ze zyn: het zyn. Myn taak is nu dit verband op te helderen, en ik beroep my te dien einde op de eeuwige wet der kristallisatie. De kristallisatie, zeer geachte hoorders, is... Die kern van Multatuli's denken is gemakkelijk aan te wijzen, want je hoeft alleen Multatuli maar te citeren (2 x 2 = 4). Het is minder eenvoudig die uitspraak van betekenis te voorzien en een mogelijke kern van Multatuli's denken te beschrijven. Jongstra is rigoureus en gebruikt het woord ‘nooit’ als het erom gaat een kerngedachte van Millioenen-studiën te benoemen. ‘Kristalman’, schrijft hij, ‘is een poging zo'n centrum te benaderen, maar wel in de wetenschap dat we het nooit zullen bereiken.’ Hierin komen zijn opvattingen overeen met die van Roland Barthes die in L'empire des signes - ook geen eenduidig genre: een reisverhaal, een wetenschappelijke tekst en een dagboek - Japan als uitgangspunt neemt voor zijn eigen opvattingen over de dood van de auteur en de decentralisatie. Hij leest Tokyo als een ideogram en stelt vast dat het keizerlijk paleis in het centrum van Tokyo ontoegankelijk is. Het verkeer wordt via allerlei wegen rond een leeg centrum geleid. De zoektocht naar een kern, een centrum van waaruit alles betekenis krijgt, is volgens Jongstra wel succesvol afgelegd door Sötemann, over wie hij vol bewondering schrijft: ‘Een studie van Sötemann-kaliber over Millioenen-studiën bestaat er nog niet. Ik zou het graag lezen. Een dergelijke structuurstudie echter gaat mijn krachten te boven.’ Ik vermoed dat die studie er in de komende jaren ook niet gaat komen. Sötemanns zoektocht in zijn studie over Max Havelaar naar een kern was tekenend voor zijn tijd en onderzoekskader: het was zijn besluit om die kern te vinden en de samenhang die hij in Max Havelaar aantrof, kon hij vinden omdat hij vastbesloten was die te vinden. Het begrip ‘rizoom’ van Gilles Deleuze en Felix Guattari om de ‘informatiechaos te bedwingen’ (Jongstra), lijkt me vruchtbaarder. Want Jongstra pleit immers voor ‘de perifere blik’ en benadert het werk van Multa- | |
[pagina 50]
| |
tuli via sluiproutes en dwaalwegen. Over de kern blijft hij vaag: eerst vermeldt hij dat hij die nog wil vermijden. Hij is er weliswaar van overtuigd dat er een structuur aan de roman ten grondslag ligt, maar de discussie over de inhoud van het begrip ‘structuur’ wordt bemoeilijkt doordat hij het omschrijft als ‘het algemene streven’. Hij blijft de lezer deelgenoot maken van zijn zoektocht: hij ziet verband tussen de chaostheorie en Millioenen-studiën maar kan het niet bewijzen, wil het begrip ‘het fractale’ introduceren om over teksten te spreken en is van mening dat de studie Organicism in nineteenth-century architecture (1994) van Caroline van Eck geschikt is om aan Multatuli's literatuuropvatting te koppelen. Al die verschillende elementen waarnaar het kristalmannetje (en dus Multatuli en dus Jongstra) verwijst, brengen Jongstra ook op het spoor van de dilettant die over ‘[u]itgebreide, oppervlakkige kennis’ beschikt. Kennis waarover Multatuli graag een mening had - ik noem als voorbeeld etymologie - was in zijn tijd onzekere kennis. Het is de stelligheid waarmee hij zijn oplossingen noteert, die tegenwoordig verwondering wekt. De wetenschapper van nu is zich ervan bewust dat hij de dilettant van morgen kan zijn. Wel is Jongstra's koppeling van Multatuli's opvattingen aan het dilettantisme interessant. Ik ben ervan overtuigd dat het zinvol en vruchtbaar is de negentiende eeuw in het kader van het dilettantisme te beschrijven. Kristalman, schrijft Jongstra in de ‘Dixit’ is ‘voor een deel natuurlijk ordinaire propaganda. Ik hoop dat het er aan bijdraagt dat meer mensen inzien hoe geweldig leuk en interessant de grootste schrijver van Nederland nog altijd is, als je hem tenminste niet in een door popiejopie Ivo de Wijs verkleuterde vorm leest, of in de verbastering die we danken aan nrc handelsblad-journalist Gijsbert van Es.’ Ook hier verschil ik van mening met een strijdvaardige en polemische Jongstra: ik denk dat de teksten van Multatuli hier wel tegen bestand zijn. Jongstra's uitweidingen, zijpaden, uitstapjes en omwegen zorgen voor veel leesplezier, onverwachte vergezichten en uitvergrote randzaken. Kristalman is het beste essay over Multatuli's leven en werk sinds lange tijd. Het is een belangrijk boek voor lezers van Multatuli, voor lezers van Jongstra's werk en voor Jongstra zelf. Hij bepaalt in Kristalman zijn positie ten opzicht van Multatuli en toetst leven en werk van Multatuli aan dat van hemzelf. Bij zijn zoektocht naar de obsessies van Multatuli - waarheid, leugens en gekheid -, beschrijft hij ook die van zichzelf. Hij vindt verwantschap in genre, stijl en motieven en laat overtuigend zien - en dat wordt vaak vergeten - dat Multatuli een heel geestig schrijver is. Op de boekomslag zien we Multatuli met een groene aura van kristallen die rond zijn hoofd woekert. Op de achterflap licht Jongstra's snorloze hoofd eveneens op in een groene schemer. Misschien is Jongstra wel het fractale spiegelbeeld van Multatuli. | |
[pagina 51]
| |
Atte Jongstra, Kristalman. Multatuli-oefeningen. Arbeiderspers: Utrecht - Amsterdam - Antwerpen 2012, 416 blz., isbn 978 90 295 7861 5, € 29,95. |
|