Over Multatuli. Jaargang 34. Delen 68-69
(2012)– [tijdschrift] Over Multatuli– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 30]
| |
Cultuurkritiek in Japanse gesprekken
| |
[pagina 31]
| |
en pas in de twintigste eeuw het woord ‘beschaving’ heeft verdrongen.Ga naar eind5 Saskia Pieterse gebruikt in haar overigens vernieuwende studie van de Ideën de term ‘maatschappijkritiek’, bijvoorbeeld waar zij schrijft over Multatuli's kritiek op het ‘alles verstikkend conformisme’.Ga naar eind6 Volgens de hier geschetste redenering zou ‘cultuurkritiek’ daar meer op zijn plaats zijn, omdat het niet zozeer om kritiek op de maatschappijstructuur gaat maar om het culturele fenomeen van waarden en gewoonten. Vanuit ditzelfde perspectief valt op dat waar Pieterse een parallel vaststelt tussen het gebruik van het begrip ‘natuur’ in de Ideën en bij Rousseau, zij beide schrijvers kritiek ziet leveren op ‘de arrogante beschaving die zichzelf uitroept als vooruitgang’, zonder dat cultuurkritiek te noemen.Ga naar eind7 In Japanse gesprekken lijken aanvankelijk de leden van een Japanse delegatie het mikpunt van spot, maar bij verder lezen blijken vooral de Nederlandse fatsoensnormen het te moeten ontgelden. De buitenissigheid van de vreemdelingen wordt door Multatuli vervlochten in het verhaal, maar de hoofdzaak is kritiek op de Nederlandse beschaving. Alvorens nader toe te lichten waarom Japanse gesprekken als een in de eerste plaats cultuurkritische tekst moet worden gezien, wil ik de politiek-actuele context ervan schetsen, namelijk het toentertijd veel opzien barende bezoek van een Japanse delegatie aan Europa. Door deze opzet behandel ik elementen die in het werk zelf geïntegreerd zijn, namelijk de Japanse gespreksdeelnemers en het hoofdonderwerp van het gesprek, apart van elkaar. | |
PlaatsbepalingOm te beginnen is het wellicht zinvol eerst de plaats van dit vrij onbekende werk in het leven van de schrijver te bepalen. Japanse gesprekken kwam tot stand in juni 1862, in een tumultueuze periode in het leven van Multatuli, tevens een zeer productieve periode in zijn schrijverschap. Na Minnebrieven (1861) en Over vryen arbeid (1862) was hij begonnen met de publicatie van Ideën, die in afleveringen verschenen bij zijn nieuwe uitgever, R.C. Meijer (alias R.C. d'Ablaing van Giessenburg). Daarnaast had hij in het voorjaar een serie lezingen gehouden in het Amsterdamse Frascati. Een van de vele thema's in zowel Ideën als lezingen was wat tien jaar later het ‘vrouwenvraagstuk’ zou gaan heten.Ga naar eind8 Ook had hij een tijdje bij zijn broer Jan gelogeerd in Den Haag, waar hij hevig verliefd was geworden op Mimi Hamminck Schepel, met wie hij al had gecorrespondeerd naar aanleiding van de eerste afleveringen van Ideën. Half juni (maar misschien al eerder) was hij terug in Amsterdam en trachtte hij een acuut gebrek aan geld op te lossen met een ander project: feuilletons voor het Nieuw Amsterdamsch handels- en effectenblad.Ga naar eind9 Hoofdredacteur van dit dagblad - dat sinds 1857 bestond en al in 1863 aan financiële problemen ten onder zou gaan - was M.S. Polak (1801-1873), schrijver, voormalig onderwijzer en autodidact filosoof. Polak was | |
[pagina 32]
| |
ook de oprichter van Post Nubila Lux, de irreguliere vrijmetselaarsloge waarvan zowel Multatuli's eerdere uitgever F.C. Günst als ook R.C. d'Ablaing lid waren. Het Handels- en effectenblad werd door leden van Post Nubila Lux ook wel als publicatiemedium gebruikt, zodat het niet onwaarschijnlijk is dat het contact van Multatuli met de krant via een van zijn beide uitgevers tot stand is gekomen.Ga naar eind10 Het eerste deel van Japanse gesprekken verscheen in de zondagavondeditie nr. 171, gedateetd maandag 23 juni 1862, en het tweede in nr. 178, de zondagavondeditie van een week later, gedateetd maandag 30 juni. Het derde en laatste deel is nooit in de krant verschenen. Uit de aankondiging aan het begin blijkt dat het de bedoeling was dat er wekelijks een feuilleton van Multatuli zou verschijnen, maar het is gebleven bij deze twee afleveringen van Japanse gesprekken. Dertien jaar later schreef hij zelf daarover: ‘De aandeelhouders liepen te hoop, en bedreigden den Direkteur van die courant met allerlei akeligheid, indien hy niet terstond 'n eind maakte aan de publikatie van zulke infame denkbeelden.’Ga naar eind11 Die directeur was de schrijver, schilder en kunsthandelaar Gerrit Broens jr. (1813-1880). Kennelijk vervulde hij een dubbelfunctie bij de krant, want hij schreef er onder diverse pseudoniemen ook in. Die bijdragen bundelde hij vervolgens in de serie Papillotten van oom Geurt. Hij was degene die ervoor zorgde dat de complete tekst van Japanse gesprekken dat jaar toch nog verscheen, door het stuk op te nemen in zijn vierde bundel Papillotten. Overigens deed hij dat op zo'n manier dat nergens uit was af te leiden dat er problemen mee waren geweest. Hij dateerde de gehele tweede helft van het stuk als verschenen in nr. 178, terwijl wat er in werkelijkheid in dat nummer van de krant had gestaan slechts het eerste gedeelte van die tweede helft was geweest, met ‘Wordt vervolgd’ eronder.Ga naar eind12 In 1865 volgde een uitgave door R.C. Meijer in Herdrukken, als overdruk daarvan ook los verkrijgbaar. In die uitgave heeft Multatuli aantekeningen in de vorm van voetnoten toegevoegd en dat heeft hij wederom gedaan in 1875 voor de 4e druk van Verspreide stukken, uitgegeven door G.L. Funke.Ga naar eind13 Ik zal hier gebruik maken van de uitgave in deel III van de Volledige werken (1973), waarin met een aantal uitzonderingen de editie van 1865 is gevolgd, met daaraan toegevoegd Multatuli's aantekeningen uit 1875. De reden om hier niet die laatste door de auteur zelf herziene versie te gebruiken is dat daarin de spelling met sch weer gebruikt is, terwijl in Japanse gesprekken de volgende passage voorkomt: - Zeg eens, onwelgeschapen vreemdeling, is 't waar, dat ge mens schtyft zonder C.H.? Dat verweet u de knecht by 't aandienen. | |
[pagina 33]
| |
De van de toenmalige regels afwijkende spelling maakt dus deel uit van de identiteit van de ik-figuur, die zich tegenover de Japanners presenteert als iemand die ‘verkeerd geboren’ is, ‘geen buik heeft’ en dus ‘onwelgeschapen’ is. Spellen met ch staat volgens hem gelijk aan overdreven pronkzucht. Overigens is bij het gesprek ook een Japanse tolk aanwezig, die af en toe het Nederlands van de ik-figuur corrigeert: de verleden tijd van het werkwoord putten moet ‘putteden’ zijn en in plaats van ‘gij ontdekte’ moet hij ‘ontdektet’ zeggen.Ga naar eind15 Het zou jammer zijn dit aspect van de oorspronkelijke tekst te ondermijnen door toch weer de conventionele spelling van toen te gebruiken. | |
Het Japanse gezantschapJapanse gesprekken is een betoog over godsdienst en deugd in dialoogvorm. De ikfiguur, die bij wijze van introductie een kaartje heeft overhandigd met de tekst ‘multatuli, genie’, spreekt aan de ontbijttafel in hun hotel met leden van het Japanse gezantschap dat in Den Haag op bezoek is. Overigens gaat het strikt genomen slechts om één gesprek. In een later toegevoegde voetnoot noemde Multatuli het stuk een satire; een vergelijking met krantenberichten uit juni 1862 leert dat hij veel details heeft gebruikt die zijn tijdgenoten konden herkennen uit wat ze die dagen in de kranten hadden gelezen.Ga naar eind16 Voor veel toenmalige lezers zal ook de voorgeschiedenis van het Japanse bezoek bekend zijn geweest. 250 jaar lang, totdat in 1854 een eskader Amerikaanse oorlogsschepen voor de kust verscheen, had Japan een politiek kunnen handhaven van afsluiting van de westerse wereld, inclusief uitbanning van het christendom. In die periode hadden Nederlanders het exclusieve recht gehad op handeldrijven met Japan, waarbij het hen onder meer ging om koper en het fameuze Japanse lakwerk. Sinds 1641 hadden zij daarbij het eilandje Deshima in de haven van Nagasaki nauwelijks mogen verlaten en ook het ceremonieel vertrappen van een crucifix was een voorwaarde die aan deze bijzondere positie was verbonden.Ga naar eind17 De eerste alinea van Japanse gesprekken verwijst daarnaar: ‘de Hollanders hebben altijd zorg gedragen hun catechismus onderworpen te houden aan de beleefdheid omtrent “vrienden”,’Ga naar eind18 oftewel handelsbelangen gaan voor Nederlanders boven het geloof. Verderop maakt Multatuli een toespeling op de zogenaamde hofreis, die een Nederlandse delegatie eens per jaar vanuit Nagasaki naar het hof van de shogun moest maken onder medeneming van een - vooraf door dat hof bestelde - verzameling geschenken en een verslag van belangrijk politiek nieuws uit het Westen.Ga naar eind19 In de eerste helft van de negentiende eeuw kwam de Japanse afsluiting steeds meer onder druk te staan, totdat er door toedoen van de dreigende Amerikanen een einde aan kwam. Vervolgens sloot Japan handelsverdragen met een aantal Westerse landen, ook met Nederland, dat echter zijn exclusieve positie nu kwijt | |
[pagina 34]
| |
was. Een van de taken van het Japanse gezantschap dat in 1862 Europa bezocht was om te onderhandelen over herziening van deze in 1858 gesloten verdragen. Het uit 36 personen bestaande gezelschap was in januari 1862 op een Engels stoomschip uit Japan vertrokken en had eerst Frankrijk en Engeland bezocht. Na Nederland stonden Pruisen, Rusland en Portugal nog op het reisprogramma, waarna de terugreis met een Frans oorlogsschip zou worden gemaakt.Ga naar eind20 Behalve de reis werden ook de kosten van het verblijf van de gezanten gedragen door de overheid van het bezochte land.Ga naar eind21 Aangezien dagbladen nog geen illustraties kenden, was een met houtgravures geïllustreerd weekblad als het Nederlandsch magazijn (een zogenaamd penningmagazijn) hét middel om een goed beeld te krijgen van het bezoek van het Japanse gezantschap. Hier kon men zien hoe er voor het Haagse hotel steeds een grote groep nieuwgierigen stond te wachten in de hoop een glimp op te vangen van Japanners die in rijtuigen stapten ‘die hen moesten brengen naar den Minister van Buitenlandsche zaken, of naar het Badhuis, of naar de eene of andere soirée.’ Nederlandsch magazijn, 1862, nr. 28, p. 217.
Op zaterdag 14 juni 1862 zetten de Japanners, uit Engeland opgehaald met een Nederlands stoomschip, voet aan wal in Rotterdam en reisden meteen door naar | |
[pagina 35]
| |
hun uitvalsbasis, hotel Bellevue in Den Haag. Ze werden overal met groot ceremonieel ontvangen en trokken veel publiek dat was uitgelopen om de vreemdelingen te bekijken. In de dagbladpers werd het enkele weken durende bezoek op de voet gevolgd met veel aandacht voor uiterlijk en gedrag van de exotische buitenlanders, zodat Multatuli niets met eigen ogen hoeft te hebben gezien om zijn dialoog te kunnen larderen met meer of minder curieuze details. Als hij de weergave van het gesprek met de Japanse gezanten aankondigt met de mededeling dat hij ‘wat leugens’ gaat vertellen, moeten we dat dus ook in dit opzicht niet te letterlijk nemen.Ga naar eind22 De Japanners vervullen in het verhaal de rol van de niet-begrijpende buitenstaanders aan wie alles moet worden uitgelegd. Dat uitleggen gebeurt door de ikfiguur, het genie Multatuli, die van meet af aan duidelijk maakt dat ook hij eigenlijk een buitenstaander is door zichzelf als ‘verkeerd geboren’ aan te duiden. Tegelijkertijd wordt de Japanse delegatie en de berichtgeving daarover op de korrel genomen, waarbij allerlei exotische en curieuze details steeds weer opduiken. Allereerst is daar de aanspreekvorm ‘Kami’ die hij gebruikt voor alle Japanners die aan het gesprek deelnemen: ‘Neen, Kami’, ‘Zeker, Kami’, enzovoorts. Dit was een titel die de belangrijkste leden van de delegatie lijken te hebben gedragen, in ieder geval Takeuchi Shimotuke no Kami en Matsudaira Iwami no Kami, respectievelijk eerste en tweede gezant. Maar ook het hoofd van de stoet en de zogenaamde toeziener - een controleur die alles in de gaten hield, maar zelf niet aan de gesprekken deelnam en die door de Nederlanders op Deshima ‘dwarskijker’ werd genoemd - voerden volgens krantenberichten deze titel.Ga naar eind23 Verder is er de secretaris die tijdens het gesprek allerlei gegevens noteert: ‘Weer schreef de secretaris wat op. Rubriek: natuurlyke zeldzaamheden.’Ga naar eind24 Iets dergelijks zagen krantenverslaggevers bij bezoeken aan bedrijven zoals de fabriek van Enthoven en de geschutgietetij, waar een van de Japanse secretarissen technische wetenswaardigheden opschreef. En bijvoorbeeld ook bij de officiële ontvangst door de commissaris van de koningin werden er notities gemaakt over de voor de gelegenheid aangebrachte versieringen en de aanwezige hoogwaardigheidsbekleders.Ga naar eind25 Dat leden van het gezelschap zich ‘minzaam’ onderhielden met aanwezigen, een van de mikpunten van Multatuli's spot, werd gesignaleerd door verslaggevers die kennelijk hadden verwacht dat Japanners altijd stijf en vormelijk zouden zijn.Ga naar eind26 De tafelschikking die Multatuli beschrijft met: ‘En ik nam plaats tussen Kami en Kami. Maar de andere Kami's zaten naast elkaar, zoals in Japan gebruikelyk is’, is waarschijnlijk geïnspireerd door berichten over het welkomstdiner in Den Haag, waar de drie hoofdgasten naast elkaar zaten en de belangrijkste leden van het ontvangstcomité tegenover hen.Ga naar eind27 Ook het bericht dat zijden stoffen hoorden | |
[pagina 36]
| |
bij de geschenken die men voor koning Willem 111 bij zich had, verwerkt Multatuli in zijn verhaal: ‘o Kami die zyden stoffen ten geschenke geeft’.Ga naar eind28 Dat geldt ook voor de ontvangst in de sociëteitstent in het Haagse bos met de illuminatie daar, het bezoek aan de Eerste en Tweede Kamer en de voorgenomen bezichtiging in Amsterdam van een diamantslijperij, een weeshuis en Artis.Ga naar eind29 En dan was er natuurlijk het uiterlijk van de Japanners: hun als geel beschreven gelaatskleur, hun hoofddeksels (‘zo eenvoudig als 't lampekapje dat ge op uw hoofd hebt gezet, in plaats van 'n hoed’Ga naar eind30) en hun schoeisel (geen laarzen, maar sandalen): allemaal zaken die in kranten werden gemeld. Zelfs de al dan niet opengesneden buiken die in Japanse gesprekken figureren: (‘'t Hele gezantschap [...] bekeek myn buik. Die absent was. Daarin vonden zy dan ook de enige verschoning, dat ik 'm niet had opengesneden.’Ga naar eind31) zijn terug te voeren op krantenberichten, maar dan uit de tijd dat het gezantschap in Parijs verbleef. In de Opregte Haarlemsche Courant was deze versie te lezen: Bij geruchte wordt verzekerd, dat een der aan het japansche gezelschap verbondene personen, naar 's lands gebruik zich zelven den buik opengesneden heeft en daartoe is overgegaan in het hôtel van den Louvre, in tegenwoordigheid van zijne landslieden. Het lijk zou in een kist zijn gepakt, om met het gezantschap naar Japan te worden teruggevoerd. De politie schijnt echter te hebben ontdekt hetgeen was geschied en het lijk naar de begraafplaats Mont-Parnasse te hebben overgebragt. Inmiddels moet men den Japannezen onder het oog hebben gebragt, dat soortgelijke buitensporigheden hun in Europa moeijelijkheden zouden kunnen berokkenen, en zij alzoo wel zouden doen, met dergelijke strafoefeningen te wachten, tot dat zij in hun land zijn teruggekeerd.Ga naar eind32 | |
OpbouwDe exotische gesprekspartners dienen voor Multatuli om buitenstaanders neer te zetten aan wie hij zijn verhaal over godsdienst, deugdzaamheid, zeden en natuur kan vertellen. Zij hebben de rol van nieuwsgierige buitenstaanders die niets weten of begrijpen van de Nederlandse beschaving en vuren vragen af op de ik-figuur. Om te beginnen over hemzelf: Wat kan hij? Het antwoord is dat hij een genie is, dat hij verkeerd geboren is en geen buik heeft, en dat hij nu en dan de waarheid kan zeggen. Hij is dus een buitenstaander die tegenover andere buitenstaanders de leugens van de Nederlandse beschaving ontmaskert. De volgende vraag is naar het aantal goden dat er zijn. De ik-figuur legt daarop uit dat elke Europese staat een eigen god heeft: | |
[pagina 37]
| |
Als 't prinsdom Hechingen oorlog krygt met Rusland, komt er conflict tussen de goden van die landen. De god van Nederland is de beste... Ook de kinderpoëzie van Hieronymus van Alphen wordt daarbij op de hak genomen. Voortbordurend op het onderwerp godsdienst begint de Multatulifiguur over het hart, het boek waarin alles staat wat mensen moeten doen en laten. Velen behelpen zich in plaats daarvan echter met principes, dogma's, gewoonten en met omzien naar men's oordeel’. ‘Wie is dat?’ vraagt Kami. Het antwoord komt erop neer dat ‘men’ een ongrijpbaar wezen is: Men is de man die er niet is. Men spreekt waar-i niet gevraagd wordt, en zwygt waar-i wordt aangesproken. [...] Er zyn er, die stryd voeren tot het uiterste - dat zyn de verkeerd geborenen - maar de meesten lopen over, en maken gemene zaak met men, schoon niemand dat erkent onder vier ogen. Integendeel, ieder spreekt over men, alsof-i daartoe niet behoorde.Ga naar eind34 Op de vraag hoe je dan wel kunt zien wie er wel en niet bij ‘men’ horen, is het antwoord dat dat aan de buik te zien is. Mensen die een dikke, ronde buik hebben horen er wel bij en die geen buik hebben - zoals het personage Multatuli - zijn verkeerd geboren en horen er dus niet bij. De uiteenzetting over ‘men’ leidt naar een uitleg van ‘fatsoen’ als ‘'n speelfiche dat waarde voorstelt, maar nooit wordt ingewisseld’ en daarmee naar ‘deugd’. Dat is een gevaarlijk onderwerp, zodat Kami eerst moet beloven dat hij aan niemand zal doorvertellen wat zijn gesprekspartner daarover gaat vertellen. In de rest van het gesprek wordt uiteengezet wat onder deugd en deugdzaamheid wordt verstaan. Theologie, ‘men’ - ‘Men weet precies wat deugd is, men mishandelt de verkeerd geborene die 't niet weet.’Ga naar eind35 - en fatsoen spelen daarbij een belangrijke rol. Het hoofdthema is de veranderlijkheid van wat ‘men’ onder deugd verstaat. Deugden zijn namelijk niet eeuwig, maar worden gemaakt en zijn aan verandering onderhevig, zo vertelt de Multatulifiguur aan zijn Japanse gesprekspartners. ‘In den beginne’ sprak niemand over deugd, maar was iedereen deugdzaam en handelde goed zonder een handleiding te gebruiken, evenmin als koeien zoiets nodig hebben om gras te eten en melk te geven. Het ging mis toen mensen wel handleidingen begonnen te geven en ‘men’ de handleiding om te deugen ging lezen: | |
[pagina 38]
| |
De eerste natuur dan van den mens was goed, o Kami die taalkunde samensmelt met wysbegeerte, maar men kwam vertellen wat goed was, en van dat ogenblik af had men zoveel deugden als men koppen had, dat is: legio, zoals ik u reeds zeide, o Kami die bedreven zyt in onbegrypelykheden.Ga naar eind36 In plaats van deugd kwamen ‘deugdEN’, die werden gemaakt en ook steeds veranderden: Wat heden deugd was, werd morgen ondeugd, en omgekeerd. Wie vandaag de deugd omhing van verleden jaar, zou uit de mode wezen, en wordt aangezien voor verkeerd geboren. Wie zich kleedt in de deugd van de toekomst, wordt uitgefloten als Wagner's muziek te Parys. De hoofdzaak is, dat men zich omhangt met de deugden van den dag. Wie dat goed in acht neemt, is modern, deugend, deugdzaam.Ga naar eind37 De volgende vraag aan de ik-figuur is welke deugden op dat moment in de mode zijn. Daarop volgt weer een dringend verzoek om geheimhouding en dan het antwoord: ‘er zyn thans twee deugden. Haar namen zyn kuisheid en eerlykheid. En die twee zyn één, o Kami.’Ga naar eind38 Wat eerlijkheid is toont het personage Multatuli aan door middel van een gesprekje met een knecht van het hotel, die de vraag krijgt of hij deugdzaam en eerlijk is. De knecht antwoordt bevestigend. Hij legt uit dat stelen voor hem ontslag zou betekenen en de daardoor gederfde inkomsten vertegenwoordigen een hoger bedrag dan wat hij zoal bij elkaar kan stelen. Eerlijkheid duurt dus het langst, zoals de volkswijsheid luidt. Vervolgens wordt het kamermeisje erbij geroepen om te demonstreren wat kuisheid is. Zij komt rood aangelopen binnen, want zij komt net van ‘Japanse les’. Ze bezweert dat ze niet zo terecht wil komen als ene Grietje, die zich gedwongen ziet te lopen bedelen met haar vaderloze kind doordat ze nergens werk kan krijgen ‘omdat ze geen eerlyk meissie is’.Ga naar eind39 Het kamermeisje zegt gesteld te zijn op haar fatsoen, omdat ze een goede betrekking niet op het spel wil zetten. Maar als die Japanse knecht van wie ze ‘Japanse les’ krijgt, een welbeklante winkel zou hebben en goed voor haar zou willen zorgen, dan komen de zaken anders te liggen. Kortom, de twee deugden eerlijkheid en kuisheid worden allebei alleen uit berekening betracht en komen dus op één en hetzelfde neer: geld. Deugden zijn dan ook niet alleen door mensen gemaakt en erg veranderlijk; ze worden bovendien alleen nageleefd uit berekening, niet uit overtuiging. Dit aspect van zijn cultuurkritiek demonstreert Multatuli nog eens met het voorbeeld van de zogenaamde deugdzaamheid van de Nederlandse regering, die geld verdient waarmee ze spoor- | |
[pagina 39]
| |
wegen kan laten aanleggen (het ‘batig slot’ van het cultuurstelsel) door mensen te laten werken zonder ze ervoor te betalen. De zogenaamde volksvertegenwoordigers met hun dikke buiken keuren dat goed en beweren toch schaamteloos dat ze eerlijk zijn. Hier raakt zijn cultuurkritiek overigens aan maatschappijkritiek: het verwijt dat het Nederlandse parlement geen bezwaar maakte tegen de manier waarop het batig slot was verkregen is een maatschappijkritisch element, maar de kritiek op de schijnheiligheid van de parlementariërs, dus cultuurkritiek, is de hoofdzaak. Dat blijkt ook uit het vervolg, waarin de Multatulifiguur nader ingaat op het thema kuisheid. Volgens de redacteur ‘een getrouwe afbeelding [...] van de vertrekken, die in het hôtel Bellevue aan den Bezuidenhout in den Haag door de Japansche gezanten betrokken werden, en die met veel smaak waren gemeubeld en versierd’. Nederlandsch magazijn, 1862, nr. 29, p. 225.
Wat kuisheid voorstelt is te zien aan het verschil dat wordt gemaakt tussen samenwonen en kinderen krijgen zonder of met huwelijk. Als mijnheer Jansen trouwt met juffrouw Pieterse, wordt vastgelegd wie de vader is van de kinderen van juffrouw Pieterse en wie het schoolgeld en het vaccineren moet betalen. | |
[pagina 40]
| |
Wanneer nu juffrouw P. was gaan samenwonen met m'nheer J., vóór of zonder die belofte in dat boek op 't stadhuis, zou ze beschuldigd zyn van onkuisheid. Haar kindertjes had men onecht genoemd, of: natuurlyk. Het personage Multatuli concludeert dat kuisheid niet bestaat. ‘In den beginne’ waren alle kinderen onecht en kwam niemand op het idee een jonge vrouw ‘te verachten omdat ze moeder was.’Ga naar eind41 Dat veranderde pas toen voedsel schaarser werd en jonge vrouwen te verstaan kregen dat ze zelf voor het levensonderhoud van hun kinderen moesten zorgen. Dat noopte hen ertoe voorzichtig te zijn en vooraf te informeren ‘of de candidaat-vader 'n beklanten winkel had?’ Er waren mannen die die vraag wel naar waarheid bevestigend beantwoordden maar vervolgens toch niet voor hun kinderen zorgden. Vandaar de regel dat er eerst een huwelijk moest worden gesloten. ‘Hierin, o Kami, ligt wel iets goeds, maar niet goed is 't, dat men 't deed voorkomen alsof 'n meisje dat iemand geloofde op z'n woord, zónder die openlyke verklaring, minder braaf was dan 'n ander.’Ga naar eind42 Kuisheid zelf bestaat niet, maar het woord kuisheid werd uitgevonden toen men een schrikbeeld nodig had in verband met die voedselschaarste. Dat is in Nederland lang geleden gebeurd, maar bijvoorbeeld in Noord-Amerika was rond 1800 kuisheid nog niet bekend. Daar was haar onvoorzichtigheid toen geen reden voor ouders om hun dochter het huis uit te zetten, hoeveel kinderen ze ook mee naar huis nam. Desgevraagd zegt de ik-figuur dat hij vermoedt dat de situatie nu anders is. Waarschijnlijk hebben de blanke Amerikanen de roodhuiden het voedsel afgenomen en ervoor in de plaats wat ‘uitgevonden woorden óver deugd’ gegeven. Als nu 'n meisje een kindje krygt, dat schuldig is aan verregaande natuurlykheid, zal ze dat zeker doodmaken, zoals dat gebruikelyk is in beschaafde landen. Ziehier, o Kami die begerig waart beschaving te putten uit de krant: ‘Uit de Prinsengracht is hedenmorgen opgehaald 't lykje van 'n pasgeboren kind.’Ga naar eind43 Maar wat is de beloning voor deugdzaamheid? Nee, geen geld, want dat zou te duur worden, maar een woord - welk woord dat is laat de Multatulifiguur in het midden. Het woord houdt in dat na de dood de niet-deugdzamen beneden terecht | |
[pagina 41]
| |
zouden komen en de deugdzamen boven. Daarmee laat hij zien dat het de godsdienst is die allerlei deugden voorschrijft. Tot slot krijgt Kami daarom uitgelegd wat zeden zijn en wat geloof is: ‘Zeden zyn monsterbiljetten waarop men de deugden van den dag schildert... de modeplaatjes van 't hart’Ga naar eind44 en ‘Geloof is de vrywillige cellulaire gevangenis van 't verstand.’Ga naar eind45 | |
CultuurkritiekHet gesprek eindigt ermee dat het personage Multatuli afscheid neemt om Ideën te gaan schrijven. Als hij hoort dat het gezantschap ook naar Amsterdam zal komen, zegt hij: ‘Daar hoop ik u weer te zien in Artis... in 't Park... of by deze of gene andere tentoonstelling van Nederlandse beschaving.’Ga naar eind46 De boodschap is duidelijk: de Japanse gasten krijgen tijdens hun verblijf in Nederland steeds staaltjes van de zogenaamd superieure beschaving voorgeschoteld en de ‘verkeerd geboren’ schrijver zonder buik wil zijn lezers laten zien dat die beschaving, de cultuur dus, helemaal niet iets is om trots op te zijn, integendeel. Een belangrijk element in zijn betoog is de tegenstelling tussen natuur en beschaving, of in hedendaagse termen: natuur - cultuur. De natuurlijke toestand duidt hij aan met ‘in den beginne’, waarmee hij een Bijbelse uitdrukking gebruikt voor de situatie die bestond toen mensen nog goed waren, vóórdat zij ‘de handleiding om te deugen’ gingen lezen. In plaats van deugd, die er gewoon was zonder dat erover werd gesproken, kwamen deugden, die worden gemaakt en ook nog eens aan mode onderhevig zijn. De deugden van het moment zijn eerlijkheid en kuisheid, maar dat zal niet zo blijven. Want kuisheid bestaat helemaal niet. Er is alleen het woord kuisheid uitgevonden toen men het, met het oog op de door beschaving veroorzaakte voedselschaarste, nodig vond om vrouwen bang te maken en zo het aantal geboorten te verminderen. Toen er nog genoeg voedsel was, was het namelijk helemaal geen schande om een zogenaamd onecht, oftewel natuurlijk kind te zijn. Natuurlijkheid was geen schande, deugdzaamheid was niet nodig en je kon gewoon mens zijn.Ga naar eind47 Saskia Pieterse merkt terecht op dat de retorische strategie die zij in de Ideën signaleert als het om ‘de natuur’ gaat, opvallende parallellen vertoont met het werk van Rousseau. Beide schrijvers leveren kritiek ‘op de arrogante beschaving die zichzelf uitroept als vooruitgang door te wijzen op de eerlijke naïviteit van de voorafgaande “natuurstaat”’.Ga naar eind48 In de - in het Engels vertaalde - woorden van de Franse Rousseaukenner Jean Starobinski: ‘It is the idealization of a lost world, the happy picture of a frugal past, where virtuous doing prevailed over dissimulative speaking.’Ga naar eind49 De overeenkomst met Japanse gesprekken valt ook op waar Starobinski uiteenzet hoe Rousseau nadrukkelijk als een outsider spreekt, die als burger van Genève de Fransen wil waarschuwen: | |
[pagina 42]
| |
The heroic posture Rousseau [...] assumes is that of the challenger animated by ardor of virtue and love for mankind, alone against all, speaking to alienated and enslaved people about a community of the past.’Ga naar eind50 Het is een opvallende gelijkenis met de Multatuli die, verkeerd geboren zonder buik, de waarheid kan vertellen aan de Japanners die op bezoek zijn in Den Haag en over hun hoofd aan het Nederlandse volk, dat slaaf is van de met godsdienst afgedwongen deugdzaamheid. Pessimisme spreekt er niet uit, dus van cultuurpessimisme is geen sprake. Maatschappijkritische elementen zijn zeker aanwezig, bijvoorbeeld in de kritiek op het Nederlandse parlement, dat geen bezwaar maakte tegen de manier waarop het ‘batig slot’ was verkregen te koste van de Javanen. Japanse gesprekken is echter bovenal een kritiek op de heersende waarden, zeden en gewoonten, dus cultuurkritiek. |
|