Over Multatuli. Jaargang 33. Delen 66-67
(2011)– [tijdschrift] Over Multatuli– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 40]
| |
Iets over kachels
| |
[pagina 41]
| |
Nooit heb ik in die buurt meer hartelykheid opgemerkt dan elders, en ook hertebeesten waren er niet menigvuldig, schoon er iemand woonde die kippen verkocht, en dus poelier genoemd werd, dat kachelmaker betekent. Een Franse kachel heet poêle. ‘Poelier’ verwijst dus hier niet naar de gevogelteslager, het gaat om de Franse ouvrier qualifié ou spécialisé dans le métier de chauffage. Laten we het maar ‘verwarmingsarbeider’ noemen. Dit soort humor veroorlooft zich alleen een man, die het niet koud heeft. Een tweede proeve van multatuliaanse kachelhumor: Op den St Bernard gebruikt men de sneeuw als verwarmingsmiddel. 't Regent kachels in die streken. Leuk. Maar hoe zit het nu werkelijk met Multatuli's verhouding tot de kachel? We lezen Idee 204. Een kleine boutade uit hetzelfde jaar 1862, waarin de positie van een minister wordt afgezet tegen die van Multatuli. Zo'n man weet niet half zoveel van Indische zaken als hij, draagt binnenkort zijn portefeuille over aan een opvolger die er weer even weinig vanaf weet, maar dat belet hem niet er warmpjes bij te zitten. In een goed verwarmd kantoor. Zo'n minister heeft geen wetsconcept af te breken, omdat z'n vrouw en kinderen in nood zyn, of omdat het rookt in z'n ministerie... Ik hoor dat de nieuwe verwarmingstoestellen niet voldoen. Nu ja... zo iets gebeurt zelden. En áls dit eens het geval is, wél, dan wordt de portefeuille heel voorzichtig overgebracht naar 'n ander lokaal. En ik? Och als myn kachel rookt...Ga naar eind1 of als ik geen brandstof heb... Dan breek ik m'n Idee af... zoals ge ziet! Prettig om te lezen nog steeds, luchtig van toon. Ernstiger wordt het in Idee 1064 uit 1873. Multatuli zet hier de kachel in tegen twee van zijn bêtes noires, de taalkundigen SiegenbeekGa naar eind2 en Weiland.Ga naar eind3 De natuurkundigen die schone verhandelingen schryven, vol stik-, zuur-, kool-en warmtestoffen, vol uitstralingstheorieën - meestal slechts hypothesen over dit alles! - in plaats van 't leveren ener goede kachel, hebben zeker 'n groot gedeelte van hun jeugdwarmte zonder nut uitgestraald op Siegenbeek en Weiland. Ik voorzie de mogelykheid dat ook de kachels van onze kleinkinderen iets te wensen zullen overlaten, omdat hun papa's zoveel zuurstof en fosfor ten koste leggen aan 't nieuwe ‘Woordenboek der Nederlandse taal’. | |
[pagina 42]
| |
‘In plaats van het leveren van een goede kachel...’ Een mooie sprong in een passage over Multatuli's voorliefde voor de y in plaats van de door Siegenbeek en Weiland voorgeschreven ij. In hetzelfde jaar duikt in de vele Woutertje Pieterse-stukken de kachel op als het om de vraag gaat of het schrijven van ‘zamen’ beter is dan ‘samen’. Wie van 'n oude zamen den sprong deed op 't nog oudere, d.i. nu weer nieuwmodische samen, heeft zich nodeloos vermoeid. En wie de diepte peilt van de gronden waarom die z wel mag gebruikt worden in: te zamen, verzameling, enz. verdient 'n aanstelling als parelduiker. Volstrekte uitputting is de straf van den arme die 't gehalte van deze prachtige nieuwigheid toetst aan zéér veel andere woorden waarin 'n z voorkomt. In deze soort van kachels alzo, dús gestookt, wordt zuurstof, kool, warmte... alles, den schoorsteen uitgejaagd. Energie verbranden door aandacht te besteden aan de s- of z-kwestie is als stoken met het raam open. We kunnen er ons iets bij voorstellen. Maar laten we bij de zaak blijven. Kachels. In het voorgaande heb ik langzaam toegewerkt op het pièce de résistance in dit stuk. Het betreft een brief die weliswaar in Multatuli's Volledige Werken is opgenomen, maar tot op heden weinig aandacht kreeg. Hij dateert uit 1880, een jaar waarin Multatuli van zijn vriend Johannes Zürcher (1851-1905) de villa ‘Auf der Steig’ nabij het Duitse Ingelheim cadeau kreeg. Zürcher was niet alleen geleerde en schilder, maar had ook een bijzonder gelukkige hand in de keuze van echtgenotes.Ga naar eind4 In 1879 had hij een rijke vrouw gehuwd, hij zat er warmpjes bij. Multatuli en Mimi waren nu eindelijk onder de pannen. Ze zouden in de geriefelijke villa blijven wonen tot Dekkers dood in 1887.
Op 16 oktober schrijft Multatuli een lange brief aan neef Engel, de zoon van zijn broer, dominee Pieter Douwes Dekker. Engel heeft het moeilijk op dat moment. Hij is in zijn functie als directeur van de Nederlandsch Indische Levensverzekerings- en Lijfrentemaatschappij ernstig overspannen geraakt en is op ziekteverlof in Nederland. Engel heeft zijn oom in Ingelheim eerder die maand bezocht. Het was hem opgevallen dat Multatuli nogal op zijn eigen vader lijkt. Dat vindt oomlief niet alleen maar plezierig. Hij haast zich dan ook op de verschillen te wijzen. Verder bevat de uitvoerige brief voornamelijk ditjes en datjes, behalve een paginalange uiteenzetting over het type verwarming waarmee de villa naar grote voldoening wordt gestookt.
Nu komen we toe aan genoemd pièce: | |
[pagina 43]
| |
Ik wou datje zoo'n goeden kachelGa naar eind5 had als ik. (ik meen dien op m'n kamer.) Eerst sedert 'n paar dagen nl hebben wy de daarvoor onmisbaar-noodige soort van kolen. Hy brandt zwak of sterk naar myn wil, en gaat niet uit. Heden ochtend was de temperatuur 14o (63o Fahrenheit) en na 't openen van 'n klepje steeg de warmte weldra tot 16o. Door nog wat te openen en te sluiten kan ik de temper’ (ook in Mimi's kamer) hooger laten stygen. En zonder poken! Slechts nu en dan (misschien eens in de twee dagen. Dat hangt er van af, of 't koud is in welk geval er wat asch van den rooster moet verwyderd worden) nu slechts zelden behoeft men - en zonder den eigenlijke vuurhaard te openen - 'n paar maal den rooster te verschuiven. Wat hy 's nachts verbrandt, is luttel, en zeker minder dan er noodig is tot het op-nieuw aanmaken en op nieuw verwarmen van 'n koud geworden kamer Ook de last van dat aanmaken zelf wordt vermeden. En voor 't geval dat men 'snachts iets te doen heeft (by ongesteldheid van kinderen, byv.) heeft men altyd 'n warm lokaal. Zindelyk is 't ook. Het gewone poken jaagt asch en stof in de kamer. Het aanmaken van 'n gewonen kachel geeft dikwyls rook. Om die te verwyderen moet men dan vensters en deuren openzetten, en er gaat in 'n oogenblik meer warmte verloren dan deze kachel snachts aan kolen verbrandt. Maar... voor ge er zelf een koopt, verzeker U eerst dat de goede kolen verkrygbaar zyn, en geloof niet te gauw als ze u dat verzekeren. De kolen moeten zyn: Anthraciet, uit de Zeche (myn) Rohrscheidt. (ik weet niet zeker of dat de juiste naam der myn is, ik meen 't wel.) Mimi voegt zoals vaak een paar hartelijke regeltjes toe aan deze - wat we zonder overdrijving mogen noemen - ‘hartverwarmende kachelbrief’. Wy stooken naar hartelust, en dan is 't vandaag by uitzondering heerlyk weer! Stoken bij mooi weer? De brief verklaart het: opnieuw verwarmen van een koud geworden kamer wordt op die manier vermeden, en ook ‘de last van het kachel aanmaken’. Het is misschien niet economisch, maar wel praktisch. Er staan ook dingen in dit epistel die de Multatuli-wetenschap mogelijkerwijs opgelost zou wil- | |
[pagina 44]
| |
len zien. De mijn Rohrscheidt? Bij gebrek aan mijnbouwhistorische werken moet ik het antwoord helaas schuldig blijven. Ik zat al op een website waar ik las over de Rheinische Anthracit Kohlenwerke, maar die blijkt pas in 1889 uit enkele kleinere ondernemingen te zijn ontstaan. Ik raakte ontmoedigd. Misschien de Zeche Rohrscheidt toch maar laten zitten.
Dan die Amerikaanse kachel... Soort, type? Nu pas herinnerde ik mij dat Multatuli er al eerder over had geschreven. Ik bladerde terug in de Volledige Werken en vond het in een brief van 12 oktober 1881 aan zijn vriend, de militair Reier Kallenberg van den Bosch (1822-1892). Een zo mogelijk nog mooiere passage dan bovenstaande! Op 't oogenblik ben ik zoo bly met 'n uitstekenden kachel.Ga naar eind6 Het is 'n zgn. amerikaansche. Kent ge dat systeem? Brandt den helen winter door.Ga naar eind7 In-verband met de daartoe uitsluitend-bruikbare kolen (anthraciet) behoeft men slechts alle morgens de (weinige!) asch te verwijderen, eenige keren daags van boven de cylinder te vullen, en 't ding doet 6 maanden achtereen z'n plicht. Geen geseur met aanmaken, geen opening van den eigenlyken vuurhaard, geen rook en asch in de kamer door oppooken - 't is 'n heerlijk ding. Men behoeft slechts savends iets te sluiten en te openenen, 'smorgens andersom, en de boel marcheert. Het weinigje kolen dat hy snachts verbrandt is gering in vergelyk met de brandstof die men noodig heeft des morgens een geheel koude kamer te verwarmen. Ook kan men den heelen winter door elk oogenblik zich aan z'n schryftafel zetten zonder eerst 'n paar uur noodig te hebben tot ontdooien. Midden in den nacht, als 't noodig is, heeft men terstond 'n warme kamer. We hadden hem reeds verleden jaar, maar 't was me niet gelukt de goede kolen te krygen. Nu hebben wy ze. De anthraciet vormt geen koek. Ze valt, mits van bepaalde brokmaat, geregeld door. Ik wensch al myn vrienden zo'n kachel toe. Weer geen specificaties over het Amerikaanse kachelsysteem. Intussen vond ik wel een foto van zo'n kachel op het internet, zij het niet uit Multatuli's tijd. En wat anthraciet is weet ik nog uit mijn jeugd: we stookten het thuis tot 1966. Steenkool van de hardste soort, ‘Nootjes 4’ geheten. Een luxe, kleine brokmaat.
Misschien zou ik iets over de literaire kwaliteit van Multatuli's kachelprozaGa naar eind8 moeten zeggen. Het is niet zeer tekenend voor zijn reusachtig talent, zoveel is zeker. Van literair-historisch belang is het wel. We zien in deze beide stukken brief een Multatuli die we uit diens bij leven gepubliceerde werk niet kennen. Een gezellige man, enthousiast over zijn kostbare bezit. Die vertelt over de kachel als over een | |
[pagina 45]
| |
warme vriend, die niet ‘seurt’ en handelt ‘naar myn wil’. Veelzeggend voor het type vriend dat Multatuli zelf zeker niet was.
Misschien moet dit de conclusie zijn in dit brede detailessay: wie het kleine in de Multatuli-literatuur niet eert, is het grote van deze schrijver niet weert. |
|