gres, op 15 mei 2010, had een concert in het Koninklijk Conservatorium te Brussel plaats. Onder de titel Ik zal het hooren. Max Havelaar getoonzet zijn oude en nieuwe composities verzameld. De oude zijn achtereenvolgens van Richard Hol (‘Saïdjah’, 1861), Lodewijk Mortelmans (‘Saïdjah's lied’, 1929), Karel Albert (‘Multatuli herdacht’, 1937) en Julius Hijman (‘De Japanse steenhouwer’, 1961). De nieuwe, composities voor tenor, cello en piano die onder de titel ‘Ik zal het hooren’ worden vermeld, zijn afkomstig van Gilbert Huybens, Maarten Van Ingelgem, Petra Vermote, Johan Sluys en Erika Budai, componisten die tussen 1949 (Huybens) en 1976 (Van Ingelgem) zijn geboren. Van een specialist zou ik weleens willen weten of er parallellen zijn tussen Multatuli's literaire werk, dat experimenteel was, en deze composities of dat deze nieuwe composities - en dat is mijn indruk - juist veel traditioneler zijn dan Multatuli's werk toen.
Opmerkelijk genoeg is de tekst van ‘Multatuli herdacht’ afkomstig van Martien Beversluis, die alle politieke ideologieën tussen 1930 en 1945 steunde. Hij paste zich steeds op het juiste moment aan: na communist te zijn geweest werd hij in 1940 lid van de nsb en in 1942 van de ‘Germaansche ss’. De samenstellers van deze concertavond vermelden dit ook in de brochure die bij de cd is verschenen. Zij vinden het kennelijk geen bezwaar deze tekst nog eens op te voeren.
Ten slotte nog twee boeken waarin het ook om de context van Multatuli gaat. ‘Ik heb u den Havelaar niet verkocht’. Multatuli contra Van Lennep, dat onder redactie van Ika Sorgdrager en Dik van der Meulen is verschenen, voorziet in een leemte. Hierin belichten diverse auteurs vanuit hun vakgebied de rol van Jacob van Lennep. Zoals wellicht bekend is, zocht Douwes Dekker in 1859 een uitgever voor Max Havelaar en kwam het manuscript in handen van Van Lennep, net als Douwes Dekker vrijmetselaar. Die liet Douwes Dekker weten dat hij over het ‘kopijregt’ moest beschikken om een contract met een uitgever te kunnen sluiten. Hij dicteerde Douwes Dekker de precieze tekst, redigeerde het manuscript en vond een uitgever. Max Havelaar verscheen en Douwes Dekker was blij - maar niet lang. Het boek bleek in Nederlands-Indië nauwelijks beschikbaar te zijn en Douwes Dekker pleitte voor een volksuitgave en een ruimere verspreiding. Van Lennep was daar op tegen. Douwes Dekker verloor de rechtszaak die hij vervolgens tegen Van Lennep aanspande om de rechten terug te krijgen. In deze bundel schetst Marita Mathijsen in haar bijdrage ‘De Januskop van Jacob van Lennep’ een portret van Van Lennep, de ‘meest gelezen schrijver van dat moment’. Wat haar artikel de moeite waard maakt is dat ze daarbij gebruikmaakt van de correspondentie tussen Van Lennep en anderen die niet in de Volledige Werken van Multatuli is opgenomen. Een biografische schets en een overzicht van de eerste uitgever van Max Havelaar volgt in Mathijsens tweede artikel ‘Slaapmuts of huisdrukker? Joost de Ruy-