Over Multatuli. Jaargang 33. Delen 66-67
(2011)– [tijdschrift] Over Multatuli– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 94]
| |
‘Naar Multatuli’: de meester twee keer feministisch benaderdGa naar eind1
| |
[pagina 95]
| |
Religieuze dramatiekMultatuli's beste vriend was Jezus - die veel gezaaid en gedragen had.Ga naar eind3 Op haar beurt zag de socialistische beweging - vooral in haar meer of minder anarchistische variant - in Multatuli haar beste kameraad. Om zijn inspirerende vrije denken, maar ook om de morele steun die hij verschafte aan ieder die zich aan een goede zaak had gewijd en daarbij tegenslag op tegenslag ondervond. Dat deed Multatuli met behulp van de zaaier Jezus: er kon uiteindelijk worden geoogst. Hij deed het misschien nog wel meer met de kruisdrager Jezus als toonbeeld. Zo werden de opofferingen bewonderenswaardig en verhieven ze degene die de offers bracht. ‘Wie geen smart voelt heeft van 't lijden de eer niet’, schreef Multatuli in Idee 446.Ga naar eind4 Voordat Domela Nieuwenhuis, in Friesland ‘ùs ferlosser’ genoemd, in 1887 de gevangenis inging trok hij in een rede waarin hij afscheid nam van zijn volgelingen de vergelijking met het lijdensverhaal van Christus. Hij citeerde maar liefst 54 regels van de Kruissprook.Ga naar eind5 Zo kwam zowel de strijd voor de bevrijding van de arbeidersklasse in een stralend licht te staan, als zijn persoonlijke bijdrage aan die strijd. De fascinatie voor Jezus was niet beperkt tot Multatuli en zijn volgelingen. Ook een politieke leider als Abraham Kuyper werd ervan beticht als ‘verlosser’ te poseren.Ga naar eind6 Daar had hij Multatuli's bemiddeling niet voor nodig; hij had de enige echte anti-revolutionaire Jezus Christus tot zijn beschikking. Interessant in dit verband is de hypothese van Vermoortel dat Multatuli met zijn parabels en bijbelse thema's een leemte opvulde in het vrije en socialistische denken. Dat had zulke mooie verhalen immers niet.Ga naar eind7 In Multatuli's woorden schuilden X procent egocentrische esthetica en Y procent reële, menselijke troost. Maar hier gaat het om iets anders; om het politieke gebruik, of de politieke inzet van de Multatuliaanse religieuze dramatiek. Vrijdenkers en socialisten - Vermoortel houdt het in zijn hypothese bij deze twee - waren ontvankelijk voor die dramatiek. In hun tijd manifesteerde zich echter nog een andere beweging die zich door de Jezusfiguur liet inspireren. Zo publiceerde Evolutie in de lente van 1893 een paasgedicht. De titel ‘Messiade’ verwees naar het destijds nog beroemde epische gedicht in hexameters van de Duitse dichter Friedrich Gottlieb Klopstock (1724-1803) over het heldenleven en -lijden van Jezus Christus en zijn hemelse verheffing. De auteur, Viola van Boschwijk, bracht in haar gedicht eveneens een eerbetoon aan de gekruisigde. Het was een tragisch, geactualiseerd eerbetoon: ‘Strijder van voor achttien eeuwen / 't kruishout is ook nu nog daar, / Doornenkroon dekt nog het voorhoofd / Wie als U is, rein en waar.’Ga naar eind8 Waar het feminisme was verbonden met het vrije denken - in de vrijdenkerij ontmoeten vrouwen, vrijdenkers- en vroege arbeidersbeweging elkaar - werd het als radicaal getypeerd. Wilhelmina Drucker en Theodore Haver waren de belang- | |
[pagina 96]
| |
rijkste pioniersters van dit radicale feminisme. Ze namen de feministische pioniersrol die Multatuli op zijn beurt had vervuld in dankbaarheid aan; zijn naam viel nogal eens in de kolommen van Evolutie.Ga naar eind9 De auteurs van de bewerkingen van Het Gebed van den onwetende en de Kruissprook projecteerden het feministische lijden en strijden op deze gedichten. De zo letterlijk mogelijke variatie op een gezaghebbende tekst was een beproefd retorisch middel van buitenstaanders om de rechtvaardigheid van hun aspiraties waar te maken. Een fraai voorbeeld hiervan is de feministische ‘correctie’ op de Onafhankelijkheidsverklaring van de Verenigde Staten van Noord-Amerika, de Seneca Falls Declaration of Sentiments van Elisabeth Cady Stanton en de haren uit 1848.Ga naar eind10 De oorspronkelijke tekst was zo schitterend geformuleerd dat ze bijna uitnodigde tot een bezinning op het ontbrekende recht op onafhankelijkheid en zelfbestuur van de vrouwelijke sekse. Om het te zeggen met Multatuli, zelf een uitblinker in het letterkundig gebruik van heilige teksten voor eigen doel, ‘omdat noch natie noch geloof my verschil doet aannemen tussen mensen en mensen’.Ga naar eind11 | |
‘Uit het dagboek van een vrouw’Het eerste hier te bespreken gedicht was getiteld ‘Uit het dagboek van een vrouw’. ‘Naar Multatuli’ stond eronder en Sj.S.W. te R was de auteur.Ga naar eind12 Evolutie had het overgenomen uit het Friesch Volksblad. Dit was gelieerd aan de Friese Volkspartij, waarin socialisten en radicalen samenwerkten. Sj.S.W. was de onderwijzeres Sjieuwke Sikkema-Wieringa uit Ried, gemeente Franekeradeel. Zij leefde van 1854 tot 1933 en was actief in de geheelonthoudings-beweging. In het Friesch Volksblad schreef ze over de hervormingen die de Volkspartij nastreefde en over het vrouwenkiesrecht.Ga naar eind13 ‘Uit het dagboek van een vrouw’ was geënt op Het Gebed van den onwetende. Hierin had Multatuli niet het lijden van de onschuldige Zoon opnieuw tot leven gebracht, maar sprak hij God de Vader aan op zijn onvergeeflijke stilte. Dit vierentachtig regels tellende gedicht was nog beroemder dan de Kruissprook. Het was in 1861 in het blad van de Vrijdenkersvereniging De Dageraad gepubliceerd en daarna talloze keren door vrijdenkers voorgedragen, herdrukt en uitgevent. Wieringa had het verkort tot vijftig regels. De tot God de vader sprekende mens was in een vrouw veranderd en tegenover haar stond niet God de Vader maar ‘de overheid’. Die rolwisseling was in het feminisme niet vergezocht. De staat was een exclusief mannelijke macht die de vrouw als sekse had ontrecht en dagelijks opnieuw ontrechtte. Vooral in radicaal feministische beschouwingen werd menigmaal verontwaardigd vastgesteld dat de man zichzelf als God zelf beschouwde. Wilhelmina Drucker mocht zich bepaald kampioen noemen in het sarcastisch variëren op die beschuldiging. Ook in de Declaration of Sentiments heette het over | |
[pagina 97]
| |
de man: ‘He’ [het mannelijk geslacht] ‘has usurped the prerogative of Jehovah himself’. Sjieuwke Wieringa was erin geslaagd mee te deinen op de melodie van Multatuli's pen: Ik weet niet of we zijn geschapen met het doel
Om ons te ontwikk'len. Ook niet, of de heeren zich vermaken met ons leed
En schimpen op d'onwetendheid van ons geslacht.
Als dat zo waar’, zou 't vreeslijk zijn. Aan wien de schuld
Dat onder 't slavenjuk de vrouw nog steeds gebukt gaat?
Het was de schuld van de overheid die de wetten had gemaakt. De heren moesten het maar eens goed weten: de vrouw eiste haar rechten op. Het kiesrecht bijvoorbeeld. Heel wat beter dan die heren op het Binnenhof zou menig vrouw daar op haar plaats zijn. Het Multatuliaanse beeld van de ongelijkheid tussen het ene kind dat geloven kon en het andere kind dat de genade van de ontzagwekkende Vader niet deelachtig werd, werd nu voorgesteld als een ongelijkheid tussen de seksen: Is 't eene kind haar meer nabij dan 't ander?
Zoolang zij 't eene opheft en 't andere trapt in 't slijk
Zoolang is 't dwaasheid haar rechtvaardigheid te roemen.
Het kon nog vervaarlijker: ‘Haar dienen? Dwaasheid! Had zij dienst begeerd, / Zij gaf ons ook de rechten die wij vroegen.’ Zo was de persoonlijke, existentiële opstand tegen de God die weigerde zich te openbaren in het Multatuliaanse Gebed veranderd in een politiek - nogal revolutionair! - verzet tegen de staat. (En dat nog wel uit de mond van wezens die werden geacht van nature geheel buiten de politiek te staan.) Het einde van ‘Uit het dagboek van een vrouw’ had dan ook niet de ontreddering van het verlaten zijn, waarmee Multatuli zijn bede afsloot. Nee, de dagboekschrijfster hoopte dat alle Nederlandse vrouwen de overheid de ‘oorlog’ verklaarden, ‘op leven of op dood!’ Het was de bedoeling van de Noord-Amerikaanse feministen geweest om de liberale mannen van de Declaration of Independence te confronteren met het laten voortbestaan van een verschil tussen mensen en mensen. In dit geval lag het wat anders. Deze feministische variatie op Het Gebed van den onwetende leek niet geschreven om de auteur ervan op een dergelijke zondige ‘vergeetachtigheid’ te betrappen. De teksten van de feminist Multatuli waren boven verdenking verheven. Wel kon dit ‘dagboek van een vrouw’ als spiegel worden voorgehouden aan zijn volgelingen. Want anders dan men zou verwachten betoonden mannelijke vrij- | |
[pagina 98]
| |
denkers zich nogal eens weinig ontvankelijk voor het feministische deel van de boodschap van hun held. Feministen lieten hun teleurstelling daarover wel eens blijken. Wraakte Multatuli juist hen die zich de volgelingen van Jezus noemden omdat ze tegen zijn waarheden zondigden, men kan Jezus door Multatuli vervangen en de vrijdenkers als zijn volgelingen toespreken. Theodore Haver deed dit het duidelijkst in haar bijdrage aan een in 1906 verschenen gedenkboek van De Dageraad. Zij stelde vast dat de ‘sekse-vooroordelen’ ten aanzien van arbeid, onderwijs en seksuele moraal ook in vrijdenkerskring welig tierden. Hierbij verwees ze naar de Thugater-parabel, waarin Multatuli op ijzingwekkende wijze de implicaties van dat sekse-vooroordeel had blootgelegd. ‘Hoe vaak toch’, verzuchtte Haver, ‘ontmoeten wij mannen, ruim van blik, ontwikkeld in hooge mate, met Multatuli dwepende, voor wie echter diens “Achtste Geschiedenis van Gezag” niet geschreven schijnt.’Ga naar eind14 ‘Vader, leer haar niets, dan zal ze blyven voortmelken, tot het einde van haar dagen.’ Zo was volgens Multatuli de onderdrukking van de vrouw, doeltreffend van jongs af aan, bekokstoofd. Ook de socialistische bewonderaars van Multatuli leken de urgentie van deze parabel niet te beseffen. Hun blik was maar al te vaak vernauwd tot wat het wel erg kortetermijnbelang van hun eigen sekse dicteerde: vrouwen hoorden een lager loon te verdienen dan mannen, of, nog beter, een vrouw zou helemaal niet in loondienst moeten werken, zodat zij haar man kon verzorgen. Al snel leidde dat tot conflicten tussen Domela Nieuwenhuis en zijn volgelingen en de Vrije Vrouwenvereeniging.Ga naar eind15 In 1906 waren de politieke verhoudingen echter wat anders dan in het jaar dat Sjieuwke Wieringa haar aanklacht schreef. De onverenigbaarheid van feminisme en socialisme zou pas uitgekristalliseerd raken nadat de in 1894 opgerichte sdap onder Troelstra de arbeidersbeweging met vaste hand ging leiden. Troelstra moest er niets van hebben, van de ‘burgerlijke’ vrouwenbeweging. Vooral omdat ze het kiesrecht voor vrouwen eiste, zonder eerst te willen wachten tot zijn hele mannelijke achterban het had. Wieringa was een sympathisante van de even rijk geschakeerde als strijdbare arbeidersbeweging van haar tijd. Dat bleek al uit de woeste woordkeus van haar gedicht. ‘Als wij die overheid met innigheid verachten’, schreef zij bijvoorbeeld in plaats van het oorspronkelijke ‘Wanneer wij God niet dienen naar zijn zin’. Haar versie was een niet ongewone formule in de moties die op socialistische openbare vergaderingen werden ingediend en aangenomen. Uiteindelijk was die innigheid van de socialistische verachting waarschijnlijk door Multatuli geïnspireerd - ‘Publiek, ik veracht u met groote innigheid’.Ga naar eind16 Het bleek ook uit de inhoud van het gedicht. ‘Neen, ik erken u niet, regeering eener klasse...’, riep de door Wieringa aan het woord gelaten vrouw in haar dag- | |
[pagina 99]
| |
boek uit. De stand waaruit de door haar genoemde ambtsdragers van de overheid - ‘burgemeester of kamerlid, minister, om 't even...’ afkomstig waren lag ver weg van de wieg waarin Sjieuwke Wieringa had gelegen. Maar ook haar mannelijke strijdmakkers stonden buiten de politieke klasse van die dagen. Belangrijker nog: de meeste van hen hadden net zo min kiesrecht als de vrouwen. De schuldvraag kon ‘formeel’ niet bij hen worden gelegd; ze hadden part nog deel aan de wetten. Sjieuwke Wieringa combineerde haar feministische strijd nog met de klassenstrijd. | |
KruissprookKomt mee, komt mee, daar wordt 'n vrouw gekruist
Komt allen mee, daar is wat schoons te zien!
Enkele maanden voor de feestelijke herdenking van een halve eeuw Max Havelaar in 1910 publiceerde Evolutie een gedicht dat met deze regels begon. Het was niet de eerste keer dat iemand zich had gewaagd aan een herschrijving van Multatuli's Kruissprook. Zo had de moedige en kleurrijke anarchistische vrijdenker A.M. Reens (1870-1930) in 1902 de brochure 'n Nieuwe Kruissprook laten verschijnen. Hierin vereerde hij Domela Nieuwenhuis door hem als gekruisigde op te voeren. De aanleiding was de oproep van het sdap-blad Het Volk geweest, om naar een openbare bijeenkomst te komen waar de oud geworden anarchistische vijand van de sociaaldemocraten sprak. Partijgenoot Vliegen, aldus de oproep, zou komen om hem vanuit de zaal te bekritiseren. Men verstoorde elkaars vergaderingen graag in deze revolutionaire kringen. Het minder verheffende van de versie van Reens zat hem in de reeël bestaande namen van de ‘Schmoelen’; de sdap-voormannen ‘Willem Judas Vliegen’ en ‘Pieter Jelles en Ankersmit en Mendel, kortom al wat er zoekt naar baantjes’. Ook maakte de manier waarop Reens, zelf van joodse komaf, het joodse element in de sdap aan de orde stelde het gedicht er niet sympathieker op.Ga naar eind17 De Kruissprook in Evolutie was van zulke smetten vrij. Het gedicht was bijna gehalveerd, maar de inzet, het ritme en de sfeer ervan - en een groot aantal frasen - waren weer behouden gebleven. ‘Naar Multatuli’ stond er opnieuw onder en de auteur was ‘N.K.’.Ga naar eind18 Dit was Nita ofwel Angenita Klooster. Ook zij was onderwijzeres en ook zij was actief in de geheelonthoudersbeweging. Ze leefde van 1880 tot 1971 en behoorde tot een nieuwe generatie feministen die Drucker en Haver voluit als haar ‘wegbereidsters’ erkende. Klooster liet, naast haar oeuvre aan kinderboeken en ander werk, een aantal feministische gelegenheidsverzen en toneelstukken na. Multatuli's Kruissprook, met zichzelf als slachtoffer en held, was al een variatie | |
[pagina 100]
| |
op het bijbelverhaal. Het zou ‘wat schoons zijn deze keer’ - de man scheen nog jong, schreef Multatuli. Nu had Angenita Klooster een feministische versie van deze variatie gecreëerd. In deze Kruissprook werd geen man maar een vrouw gekruisigd: er zou ‘wat extra schoons’ te zien zijn. In de Haagse toelichtingen op de wetten die vrouwen van allerlei rechten uitsloten heette het nogal eens dat ze beschermd werden door hun man en daarom geen, voor mannen bestemde, rechten nodig hadden.Ga naar eind19 Maar hoe zag de werkelijkheid eruit in de ogen van de vrouwenbeweging anno 1910? Vrouwen stonden juist onbeschermd in het leven doordat zij rechteloos waren. Nu liep een vrouw de weg naar Golgotha. Ook aan haar kon het publiek zien ‘dat ze veel geleden heeft en droeg, / Maar dat ze langen tijd nog lijden kan’. Wat had de ongelukkige vrouw gedaan? Ja, 'k weet het eig'lijk niet. Maar wat 'k wel weet
Is, dat ze aan heeft durven randen, kort geleden,
Het hoogst gezag: de goddelijkheid des mans.
Daar was het beeld weer van de man die zich als God gedroeg. En andermaal was er sprake van een opstand: ‘Ze heeft gepredikt: vrijheid voor de vrouwen / En opstand tegen 't hoogst gezag des mans.’ Daarvoor werd deze vrouw nu - het leek wel een vervolg op Uit het dagboek van een vrouw - gestraft met de dood. Er was in dit lijdensverhaal geen Schmoel de wisselaar. Zo'n figuur paste beter in een klassenstrijd. Met de voorstanders daarvan had de vrouwenbeweging intussen weinig positieve ervaringen mogen beleven. Angenita Klooster was een toegewijd lid van de Vereeniging voor Vrouwenkiesrecht. De eis van de VvVK was dat vrouwen, als sekse, kiesrecht kregen. De sdap beschouwde dat als een soort oorlogsverklaring aan de arbeidersklasse; als een seksenstrijd die de klassenstrijd beoogde te doorkruisen. Deze partij had geen oog voor de politiek van rechtsgelijkheid die de VvVK hiermee nastreefde. De uiterste consequentie van haar rechtsopvatting was inderdaad dat als mannen in de hogere klassen het kiesrecht hadden (hoe slecht ze er ook mee omgingen), hun vrouwen er niet van uitgesloten konden worden. De sdap had in 1910 zeven zetels in de Tweede Kamer; na de Kieswet van Van Houten in 1896 was het kiesgerechtigde deel van de mannelijke bevolking flink gestegen. Vrouwen hadden zetels noch kiesrecht - enkel en alleen om de reden dat ze vrouw waren. Daarover voelden ze zich beledigd en gekwetst, ook door de sdap. De struikelende vrouw op weg naar haar einde in deze Kruissprook had het kiesrecht opgeëist. Zij was ‘zelfs’ zo ver gegaan dat ze ‘ontkennen wou dat ieder vrouw geboren huisvrouw is’ en dat zij haar het recht wilde geven om ‘man en kind en | |
[pagina 101]
| |
plichten te verzaken/ door arbeid buitenshuis’. In plaats van ‘Eli Sabachtani’ riep zij: ‘Ik vroeg om menschenrechten voor de vrouw.’ Naar de oprechte overtuiging van vrouwen als Drucker, Haver, Angenita Klooster en de schrijvers van de Declaration of Sentiments was niet de vrouwelijke maar de mannelijke sekse met de seksenstrijd begonnen. Dat betekende niet dat ze vrouwen alleen als slachtoffers beschouwden. Ook in deze Kruissprook werkten de onderdrukten aan hun eigen onderdrukking mee. Vrouwen maakten deel uit van het publiek dat even belust was op de sarcastisch gekleurde sensatie als de toeschouwers in de oorspronkelijke tekst. Aan het woord was geen vader maar een moeder en uit haar mond kwam de zin: ‘kind'ren werpt haar vlug met drek’. Zo plaatste Klooster de gekruisigde feministe, de pionierster, in de door Multatuli verbeelde traditie van de strijders voor waarheid die door het volk werden vervolgd, in plaats van daarvoor te worden beloond. Ze legde daarbij op nogal schokkende wijze vast dat ook vrouwen hieraan deelnamen. Multatuli had de hoon en verdachtmakingen die hij onderging of meende te hebben ondergaan in de Kruissprook verwerkt. Daarmee schoot hij niet alleen in de roos bij socialisten en vrijdenkers, maar ook bij feministische activisten. Spot en hoon was ons deel, heette het werkelijk in bijna iedere terugblik van de ouder geworden feministen.Ga naar eind20 De pioniersters - mannenhaatsters waren ze, manwijven en wat niet al - hadden dus evenzeer ‘veel gedragen’. Tegelijkertijd trof die hoon alle vrouwen, of ze zich er nu wel of niet bewust van waren. Ook de schrijfster van ‘Uit het dagboek van een vrouw’ uit 1893 repte van ‘hoon en spot ons aangedaan’. Dat sloot aan bij de manier waarop over de rechtspositie van vrouwen werd gesproken, niet alleen in de Declaration of Sentiments, maar ook in menige feministische klacht in het negentiende-eeuwse Nederland. De wetgever gaf ons dezelfde rechtspositie als kinderen, onder curatele gestelden, boeven en krankzinnigen, heette het niet aflatend. En: de makers van de wetten hebben hun eigen moeders, vrouwen en dochters beledigd.Ga naar eind21 De twee feministische onderwijzeressen betoonden Multatuli hun aanhankelijkheid, hun schatplichtigheid, hun eerbied. Tegelijkertijd gingen ze politiek aan de haal met zijn werk. Ze wilden gehoord worden, via welk medium dan ook. Ze ontnamen Christus, Multatuli of ‘de mens’ (dat was altijd een man) de hoofdrol, om hem aan de onderdrukte vrouw te geven. Multatuli gaf er als het ware aanleiding toe; zijn poëtische belijdenissen waren zo schitterend geformuleerd dat ze de lezers bijna uitnodigden om de bewustwording van hun eigen lijden voor een goede zaak aan het papier toe te vertrouwen - in zijn stilistische voetspoor. Er is in dit verhaal over de feministische inzet van - Multatuliaanse - religieuze dramatiek ten slotte nog een ander poëtisch werkstuk vermeldenswaard. Het werd in 1925 door Angenita Klooster gemaakt bij de dood van Wilhelmina Drucker. | |
[pagina 102]
| |
Deze activiste, met haar reputatie de radicaalste aller feministen te zijn, had in haar leven de meeste spot en hoon moeten incasseren. In dit gedicht herdacht Klooster namens de vrouwenbeweging dankbaar de offers die de overledene voor de goede zaak had gebracht. In Jezus-beelden. Er was nu geen sprake van een onbegrepen verlosser of een god die zich onbereikbaar hield. Zo dramatisch als het gedicht was, de tragische ontgoocheling van de twee Multatuli-bewerkingen ontbrak. Druckers volgelingen hadden haar uitstekend begrepen en brachten haar een, in melancholieke berusting verpakt, eresaluut. Aan Mevrouw Drucker
Op triesten winterdag doen wij u uitgeleide
Die ons Uw geest, Uw kracht, Uw leven gaf,
Die voor òns droeg den zwaren pelgrimsstaf,
Die in onkreukbre trouw voor ons den weg bereidde.
Wel moeilijk is het pad, dat we met lome schreden
Thans moeten gaan. De ziel van weedom zwaar,
Volgen we droef de bloembedekte baar
Van U, die voor òns heeft zoo groot een strijd gestreden.
En stil herdenken we in onze diepe rouwe
Hoe voor het Recht trotseerdet Gij laster, hoon en nijd;
Hoe als een Gij stond, O koninklijke Vrouwe
Heb dank voor Uwe liefd', Uw trouw, Uw eerlijkheid.Ga naar eind22
|
|