Gelukkig kwamen mijn drie tantes, met de daarbij behorende ooms, heelhuids met De Oranje terug uit Indië.
Ik zal een jaar of acht, negen geweest zijn toen mijn tantes voor een tijdje bij ons in huis trokken. We woonden in Den Haag in de Adelheidstraat en ons rijtje huizen was het enige dat overeind was blijven staan tijdens het bombardement van de Engelsen op het Bezuidenhout. ‘Een foutje!’ Maar ik kon wel lekker spelen in het puin.
Op een dag hadden de tantes een banaan voor me op de kop getikt. Tot hun verbijstering had ik nog nooit een banaan gezien, laat staan gegeten! Ze lieten me zien hoe ik de schil eraf moest trekken en... maar ik dwaal af.
Jaren later zat ik voor mijn eindexamen hbs b - kunt u nagaan hoe lang dat al geleden is - op het Johan de Witt-Lyceum in Scheveningen. Een van mijn tantes had mijn vader geadviseerd om mij daar op school te doen, omdat ze daar zo aardig voor Indische kinderen waren. Integreren ging in die tijd, bij ons op school althans, gewoon vanzelf.
Op de middelbare school werd toen nog les gegeven in Nederlandse literatuur en werd er van je verwacht, dat je voor je examen een boekenlijst van minstens twintig titels inleverde en daar moest absoluut de Max Havelaar van Multatuli op staan. Een stevige pil, waar ik destijds als een berg tegenop zag.
Nu zat er in mijn klas een leuk meisje, dat met haar ouders in 1949 uit Indië was gekomen. Ze zat schuin voor me en we hadden al een keer gezoend op het strand van Scheveningen. Zij raadde mij aan om hoofdstuk 17 te lezen: Saïdjah en Adinda.
‘Een verhaal dat op zichzelf staat en waar “ze” meestal over vragen’, vertelde ze. Ik mocht de Max Havelaar wel van haar lenen. Ik las het en vond het een prachtig verhaal! Mijn nieuwsgierigheid was gewekt en ik heb de Max Havelaar met enige tussenposes, moet ik eerlijkheidshalve zeggen, helemaal gelezen.
Helaas kreeg ik er geen vragen over op mijn eindexamen, maar omdat ik ook de voetnoten had doorgenomen, had ik genoeg ammunitie om me later, tijdens verhitte discussies over kolonialisme, uitbuiting en onderdrukking in de Gordel van Smaragd, staande te houden. Vooral het slot van Max Havelaar mocht ik graag in de strijd werpen:
Want U draag ik mijn boek op, Willem den derden, Koning, Groothertog, Prins... meer dan Prins, Groothertog en Koning... keizer van 't prachtig rijk van insulinde dat zich daar slingert om den evenaar, als een gordel van smaragd...
Aan U durf ik met vertrouwen vragen of 't uw keizerlijke wil is: Dat Havelaar wordt bespat met den modder van Slijmeringen en Droogstoppels?