[Nummer 57]
Multatuli na Multatuli
Toen de redactie van Onder Multatuli het plan opvatte om meer dan 20 jaar na Atte Jongstra weer eens de Genootschapsgeschiedenis in te duiken - als historische vermoedens kunnen worden gebaseerd op hernieuwde fact finding om het verleden te reconstrueren, moet dat niet worden nagelaten - stuitte zij al snel op een buitensporig grote hoeveelheid materiaal van na de Tweede Wereldoorlog. Een zeer spannende periode, die gekenmerkt werd door heroprichting van het Genootschap en door het vragen van aandacht bij het wederopbouwende publiek voor Multatuli's leven en werk. In veel opzichten is toen de grondslag gelegd voor het letterkundig en maatschappelijk oordeel over Multatuli waar wij mee zijn opgevoed. Veeljarig Genootschapssecretaris (1945-1958) Hans de Leeuwe was daar nauw bij betrokken. In dit nummer een interview dat enkele maanden voor zijn overlijden, op 2 oktober 2006, plaatsvond.
De heruitvinding van Multatuli in de 20e eeuw is voor een groot deel te danken aan E. du Perron, al of niet in wisselwerking met Menno ter Braak. De lezing die Kees Snoek op de voorjaarsvergadering van het Multatuli Genootschap in 2005 hield en waarvan de weergave in deze Over Multatuli te vinden is, ging in op de verspringende posities in de waardebepalingen omtrent Multatuli die beide Forum-redacteuren in de reeksen essays en studies vanaf de twintiger jaren neerschreven.
De inpasbaarheid van Multatuli's ideeën in politieke regimes komt uiteraard niet alleen in Nederland voor. Petra Couvée begint haar artikel over Multatuli's heldendom in Rusland met de constatering dat deze kennelijke plooibaarheid Multatuli voor de heersende partijen zo geschikt heeft gemaakt te fungeren als ‘heraut van de vrijheid’. Maar het feit dat dit herautschap pas post mortem gaat leven, voert ook Multatuli blijkens zijn eigen geciteerde Idee 590 tot de aldaar geformuleerde wrange conclusie.
Ten slotte in dit nummer aandacht voor een van de ‘letterkundige praatjes’ die M. Randee, alias Lodewijk van Deyssel, in de negentiger jaren van de 19e eeuw in het Algemeen Handelsblad wijdde aan de Multatuli-brievenedities van rangschikster en toelichtster Mimi. Het onderhavige ‘praatje’ werd gepubliceerd op 10 januari 1892. Het vormt volgens auteur Rob van de Schoor (eerder schreef hij over Van Deyssel en Multatuli in Over Multatuli jrg. 26, nr. 53) een lezenswaardige aanvulling op wat er al in 1891 over de brieven bekend was gemaakt door A.J. (alias....) in Nederland. Ook Harry G.M. Prick (1925-2006) vond het ‘de moeite van het lezen overwaard’.
De redactie