Nieuwverworven
Een tot nu toe onbekende brief van Multatuli aan de ‘heer Janson’ werd op 7 december 2005 geveild bij veilinghuis Beijers te Utrecht. De u b Amsterdam wist de brief te verwerven. Hij zal worden toegevoegd aan de toch al rijke Multatulicollectie aldaar. Hieronder enige context en een transcriptie. Daarin zijn enkele afkortingen tussen [ ] opgelost.
April 1875: de opvoeringen van Vorstenschool zijn net een maand aan de gang. Multatuli zwerft van stad naar stad, de voorstellingen achterna en hier en daar lezingen gevend. Hij beleeft weer eens een periode van hoogtijdagen in zijn grillige carrière. Maar hij krijgt ook als nooit tevoren kritiek te verduren. In Onze Tolk verschijnt in die tijd de artikelenreeks Onkruid onder de tarwe, waarmee Johannes van Vloten M. nagenoeg knock-out slaat en in De Banier spuit J.W.T. Cohen Stuart zijn kritiek op Multatuli nadat zijn vader A.B. Cohen Stuart dat daarvoor al had gedaan. En De Gids, hem toch vaak gunstig gezind, is niet gelukkig met Vorstenschool en verwijt M. er teveel een literaire tekst van te hebben gemaakt en te weinig rekening te hebben gehouden met het speciale karakter van toneel en de eisen die dat stelt aan een tekst. Geen wonder dat hij verlangt naar de relatieve rust die Wiesbaden hem biedt.
De ‘heer Janson’ die hij in de opgedoken brief aanschrijft is een onbekende, in de Multatuliliteratuur komt hij niet voor, verdere correspondentie met hem is onbekend. Maar het moet, gezien de vriendelijke toon van de brief en de opmerking dat hij Janson ‘nog te spreken had’, iemand geweest zijn van wie M. geld had te verwachten. Janson heeft M. blijkbaar verzocht een lezing te geven. Maar M. geeft aan dat hij niet de baas is van zijn eigen agenda, dat de heren Le Gras, Haspels en Van Zuylen als een soort managementbureau voor hem functioneren en zijn activiteiten rond de uitvoeringen van Vorstenschool bepalen.
[10 april 1875]
Rotterdam, vrijdagavond
Waarde heer Janson!
Dank voor Uw vriendelyk schryven. Reeds gisteravend keerde ik terug van Amsterdam. Doch ik moet weer daarheen, schoon ik nog niet weet,