Over Multatuli. Jaargang 28. Delen 56-57
(2006)– [tijdschrift] Over Multatuli– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 49]
| ||||||||||||
Santíago Martín
| ||||||||||||
[pagina 50]
| ||||||||||||
uw boek bevlekken, zyn er niet minder kostbaar om! Integendeel. [...] Er woelen en toernooien meer Don Quichotten in myn hoofd, dan ooit werden afgeranseld door 'n onridderlyke wereld. (vw v: 506f.) In zijn naschrift bij De Bruid daarboven (1872) stelt Multatuli hetzelfde te menen als Don Quichot: Naief en oprecht als Don Quichot zelf, haakte ik naar stryd, hoe ongelyker hoe liever. De ware overwinning scheen my te bestaan in een onafgebroken reeks van smartelyke nederlagen. (vw iii: 547) Wouter(tje) Pieterse, ‘onzen kleinen bewaker’ (Multatuli 1938: 99)Ga naar eind5., nadat hij op ridderlijke wijze het bleekmeisje Femke probeert te verdedigen tegen een paar jongens, verzucht met soortgelijke woorden: ‘Het speet hem, dat de jongens weg waren. Ja, al waren er tien geweest, hij had lust in ongelijke strijd’. (100) Multatuli trachtte met zijn Woutergeschiedenis een schets te geven van den stryd tussen laag en hoog, tussen zielenadel en ploertery. Wouter is een nieuwe - en betere! - Faust, een Don Quichot naar den geest. (vw ii: 715) Ook De geestrijke ridder Don Quichot van de ManchaGa naar eind6. heeft recht op het predikaat dat Maarten 't Hart aan De geschiedenis van Woutertje Pieterse toeschrijft: ‘Een onvergankelijke serie mensenportretten’, ('t Hart 1990: 172) Maar het is duidelijk dat de oude edelman en de jonge knaap in allerlei opzichten meer verschillen dan overeenkomsten hebben. Het zeventiende-eeuwse Spanje van Cervantes bijvoorbeeld heeft weinig van doen met de Nederlandse negentiende eeuw van Multatuli. Vanuit literairwetenschappelijk oogpunt is Don Quichot complexer (inbeddingen, kunstgrepen, kaderverhalen, vertellers- en focalisatieniveaus, enz.) dan Woutertje Pieterse. Als romanfiguur is Wouter statischer dan Don Quichot. De gevolgen van de onschuldige vaagheid van de jonge schelm tussen ‘de nuchtere werkelijkheid [...] en zijn fantasie, die trouwens evenzeer werkelijkheid was’, (94) zijn wellicht van geringer belang dan de gespleten lotgevallen van de Spaanse ridder die werkelijkheid en fictie (on)bewust door elkaar haalt. Maar zowel de Ridder als de Deugniet tonen een grote verbeeldingskracht. Beiden beïnvloeden hun naaste omgeving en worden tegelijkertijd (en vaak op gewelddadige wijze) door de maatschappij verstoten of op hun plaats gezet. Hier beperken we ons tot het tentoongespreide idealisme en dientengevolge de verstoting uit de maatschappij van beide romanpersonages. Dekker en Cervantes zijn belezen schrijvers. Eduard Douwes Dekker ontleende waarschijnlijk zijn pseudoniem aan enkele versregels van Horatius. Cervantes legt talloze citaten van de geleerde dichter in de mond van Don Quichot. Multatuli is op zijn beurt een bewonderaar van Cervantes. Verschillende ge- | ||||||||||||
[pagina 51]
| ||||||||||||
De Don Quichote-uitgave (Amberes 1673) uit Multatuli's privé-bibliotheek (foto: Multatuli Museum, Amsterdam)
| ||||||||||||
[pagina 52]
| ||||||||||||
beurtenissen van Wouter brengen de lezer de daden van Don Quichot in herinnering. De verhalen worden heel bewust in een vaag verleden gesitueerd: ‘In een dorpje van de Mancha, waarvan ik mij de naam niet wens te herinneren, leefde nog niet lang geleden een van die edellieden...’ versus ‘Het jaar weet ik niet. [...] 't is lang geleden’. (7) Net als zijn literaire voorbeelden (Catalaanse, Portugese ridderromans...) wil Don Quichot een roemruchte ridder worden waarover men eeuwen daarna nog spreekt en schrijft (men denke aan de profetische woorden van de baccalaureus Sansón Carrasco in deel 11, hfst. 11).Ga naar eind7. Beide schrijvers zoeken houvast bij een denkbeeldig klankbord: Fancy (Multatuli), ‘een vriend’ (Cervantes). In de ban van zijn roversheld Glorioso heeft Wouter onder andere wilde dromen over Afrika en Femke, ‘als de minnaar in een boek’. (357)Ga naar eind8. De beroemde episode (deel 1, hfdst. viii) waarin de Spaanse ridder molens aanvalt omdat hij denkt dat het gevaarlijke reuzen zijn krijgt een speelse weerklank in het ‘geklapper van de molen’ (31) waarin Wouter het geklaag van Fancy (69, 80) of Amalia hoort. De zin ‘Het gebeurt zeer dikwijls, dat we iets niet zien omdat het te groot is’ (69) had Don Quichot tegen Sancho PanzaGa naar eind9. kunnen zeggen toen de schildknaap zijn heer erop attent maakte dat het windmolens waren in plaats van reuzen. Het eiland Barataria waarover ‘de droevige vechter tegen windmolens’ (Hilberdink 2000: 43) aan zijn schildknaap verhaalt is aanvankelijk net zo utopisch als het prinsendom van Wouter: ‘Het prinsendom van Wouter lag in de maan..., neen, veel verder’ (65). In beide boeken wordt er een bibliotheek onder de loep genomen (Don Quichot, deel 1, hfst vi; Woutertje Pieterse, hfst. xix); zijn er kaderverhalen (o.a. ‘De ongepast Nieuwsgierige’ en ‘De gevangene’ in Don Quichot; Woutertje Pieterse, hfst. xvi, xix), en talloze metanarratieve opmerkingen door een externe primaire verteller. Beide boeken voeren tot slot spreekwoordelijke personages op: Don Quichot, Sancho Panza en meester Pennewip. Net als de Spaanse ridder heeft Wouter een idealistische geest: O, als hij het boek [Ivanhoe] geschreven had, als hij de god ware geweest, die door bemiddeling van almachtige schrijvers, helden en booswichten op hun respectieve plaatsen zet. (245) ‘Onze kleine ridder van de waarheid’ (227) waant zich verschillende keren een fiere ridder door toedoen van zijn contacten met de ‘boekerige romanwereld’. (30) De externe verteller springt woedend op de voorgrond en neemt de naam Don Quichot in de mond (311, 312) waarschijnlijk om de verbeeldingskracht van ‘de kleine deugniet’ (172) in toom te houden: De romantiek is veerkrachtig, en wat er in afmeting en gehalte aan de omstandigheden ontbreekt, wordt aangevuld en opgesierd door de onbewuste goede wil van de Don Quichotten (605). | ||||||||||||
[pagina 53]
| ||||||||||||
Ook zijn moeder, Juffrouw Pieterse, waakt over de fantasie van haar zoon en treedt met geweld op. (75)Ga naar eind10. Het jongetje met het ‘stadskleurig gezichtje’ (8) dat over de Engelse ontdekkingsreiziger Mungo Park (1771-1806) droomt, maakt zich schuldig aan donquichotterieën. Zo droomt hij over FemkeGa naar eind11. - zijn Amsterdamse Dulcinea del Toboso -, en verdiept zich in de spannende avonturen van de roverhoofdman Glorioso. Wouter is goedgelovig (tegenover de Hallemannetjes, Femke), niet ‘sluw’ (64) en heeft (theologische en morele) bedenkingen (104, 278) die voor zijn tijdgenoten ongepast zijn. De knaap wil ‘iets tot stand brengen, iets leveren: de plaats betalen die het lot hem bood’ (223) maar wordt voortdurend door zijn kleinburgerlijke omgeving verstoten: o.a. door zijn broers, Femke - symbool van zuiverheid - en de Hallemannetjes d.z.b.f.w., allegorie op de hypocriete burgermoraal (Van der Meulen 2002: 68). Zo denken zijn broersGa naar eind12. ‘dat-i vals en gniepig was, omdat hij weinig sprak en niet van knikkeren hield’. (21)Ga naar eind13. Femke, bij tijd en wijle, buitte hem uit - ‘Mijn vrindje, ja..., maar..., dan moet je ook alles voor me doen wat ik verlang’ (219) - of ‘wilde hem niet kennen’. (341) Voor meester Pennewip behoort Woutertje ‘tot de klasse der rovers, moordenaars, vrouwenschenners en brandstichters...’. (57) Er is voortdurend een spanningsveld tussen wat de harde maatschappij van beide helden vindt en wat zij over zichzelf denken. De mening van de buitenwereld is zo sterk dat ‘[o]ns Woutertje twijfelde aan alles wat hem niet werd ingegeven van buiten af, en dus aan zijn eigen zelfheid het meest’. (198) Don Quichot, daarentegen, heeft natuurlijk ook zijn moeilijke momenten maar is over het algemeen wel sterk bewust - o.a. omdat hij ouder en belezener is - van zijn invloed op zijn omgeving, en in het bijzonder op Sancho Panza. Maar het zogenaamde ‘burgerjongetje’ (567) is tevens ridderlijk dapper als hij een kind naspringt dat in de stadsgracht is gevallen (91) of tegen de wil van meester Pennewip een ‘Roverslied’ schrijft. (58-61) Het uitspreken van de waarheid staat voorop: ‘neen, ik heb onwaarheid gesproken!’ (246) Wouter is eerlijk en beseft dat hij niet met geld weet om te gaan (261) als de heer Motto hem een opportunistische werkelijkheid voorspiegelt. (256) Het is geen wonder dat de jonge held zich desperaat afvraagt: ‘och, wanneer toch zal ik “groot” zijn, en bekwaam om zó te liegen!’ (249) Don Quichot en Wouter zijn onbegrepen en haast wereldvreemde personages voor hun omgeving. Ze hebben een vervormd beeld van de werkelijkheid en handelen daarnaar. Er is een botsing tussen ‘Buiten-zijn’ (556) en werkelijkheid. Voor de gebroeders Halleman is Wouter een ‘klaploper’ (13), een woord dat Wouter voor het eerst hoort. Voor de Spaanse tijdgenoten (binnen en buiten het boek) van Don Quichot is de ridder een dolend en ridicuul anachronisme. Met een tijdsverschil van haast driehonderd jaar is de inspanning van beide hoofdpersonen gericht op het streven van buitentijdse idealen meestentijds verwoord in ridderboeken. De werkelijkheid stemt niet overeen met hun verbeeldingskracht en beide misplaatste helden worden genadeloos door de maatschappij aangepakt: scheldkanonnades, uitbuiting, fysiek geweld, minachting, | ||||||||||||
[pagina 54]
| ||||||||||||
ontkenning. De ontgoocheling en het verdriet van Don Quichot en Wouter is het besef van twee gevoelens. Het idee dat er niets moeilijkers bestaat dan het allerhoogste te willen bereiken. En de angstGa naar eind14. en het verdriet, in de bewoording van de verteller over Wouter, ‘dat ieder boven hem stond en dat hij het nooit zo ver zou brengen als de laagste’. (98) Het brein van de oude en arme edelman Quijana is reeds opgedroogd voordat hij aan zijn avonturen begint (deel 1, hfst. 1) en zich Don Quichot waant. Multatuli heeft om verschillende redenen zijn Wouter niet afgemaakt en de lezer kan naar hartelust speculeren over het lot van Wouter als hij bijvoorbeeld de leeftijd van Don Quichot bereikt.Ga naar eind15. Is misschien tegen die tijd zijn brein ook opgedroogd? Beide personages komen elkaar tegemoet. Ondanks alle verschillen (historische context, literair-weten-schappelijke oordelen e.d.) biedt Multatuli ons met de avonturen van Wouter een persoonlijke beeld van de jonge jaren van Don Quichot. | ||||||||||||
Bibliografie
|
|