Over Multatuli. Jaargang 25. Delen 50-51
(2003)– [tijdschrift] Over Multatuli– Auteursrechtelijk beschermdVerlicht despotisme -Wie de verlichtingsdenkbeelden in het werk van Multatuli nagaat zal snel stuiten op zijn genegenheid voor het politieke stelsel van het ancien régime. De felle haat tegen politici als Thorbecke die Multatuli soms zelfs de ‘broederlyke liefde die 't beginsel onzer daden behoort te zyn’ uit het oog deed verliezen bracht een afwijzing van het gehele parlementaire systeem met zich mee die er niet om loog.Ga naar eind1. (Idee 452, vw iii: 151) Ondanks het feit dat de auteur vooral duidelijk lijkt te zijn in zijn kritiek op het parlementarisme laten zich ook enkele aanwijzingen vinden voor de politieke denkbeelden die hij daarvoor in de plaats gesteld wenste te zien. Deze zullen hier worden geschetst op basis van onder meer de Ideeën 451 en 452 (verschenen in Ideeën 11, 1864-65), zijn studie Een en ander over Pruisen en Nederland (1867) en het toneelstuk Vorstenschool (1875). In het vroege literaire oeuvre van Multatuli is een gedicht te vinden met de titel ‘De Molenaar van Sanssouci’.Ga naar eind2. De daarin beschreven anekdote, vermaard bij iedereen die ook maar zijdelings heeft kennis genomen van de Pruisische geschiedenis, refereert aan de reputatie van koning Frederik ii als rechtvaardige vorst die zelfs de uitbreiding van zijn Potsdamse Arcadië opoffert aan de uitspraken van de ‘fiksche Regtbankte Berlijn’: ondanks de aanvankelijke dreiging | |||||||||||||||
[pagina 63]
| |||||||||||||||
van de monarch wil zijn buurman, de molenaar, zijn molen die de aanleg van het buitenverblijf Sanssouci in de weg staat, niet aan Frederik verkopen. Hij beroept zich daarbij op zijn recht als heer in eigen huis, gewaarborgd door de justitie in Berlijn. De koning respecteert uiteindelijk de onkreukbare houding van zijn onderdaan en herziet zijn bouwplannen. ‘Kon 't in een Republiek wel immer beter gaan?’ is de conclusie van Multatuli. Het verhaal heeft - via schoolboeken en andere vaderlandse lectuur - veel bijgedragen tot de mythevorming rond de persoon van Frederik de Grote, die mag gelden als een van de ‘prototypes’ van het historisch verschijnsel van het ‘verlicht despotisme’.Ga naar eind3. Multatuli heeft zich later kritisch uitgesproken over de literaire waarde van zijn vertaling; hij is evenwel niet teruggekomen op de inhoud ervan, die, ondanks de slotwending, de Pruisische koning bepaalde sympathieën toch niet ontzegt.Ga naar eind4. Ook andere boegbeelden van de Pruisische staat, in de eerste plaats Otto von Bismarck, mochten rekenen op de waardering van de auteur. (Ter Laan 1995: 293; Van der Meulen 2002: 513f) Een verklaring voor dit feit is gelegen in de felle kritiek van de schrijver op het eigentijdse, politieke systeem in Nederland.Ga naar eind5. Voor Multatuli ligt de oorzaak van de ellendige toestand van het Nederlandse volk in het hedendaagse staatsbestel dat doordrongen is van ‘de zuurdesem der oude Republiek’. Hij noemt de Nederlandse grondwet van 1848 ‘een huichelachtig mixtum compositum waar den Koning 't recht ontnomen is om goed te doen, en elke fortuinmaker met weinig of geen kosten 't recht kopen kan om kwaad te doen’. (Een en ander over Pruisen, vw iv: 75) De geest van de oude Republiek, waarvan ook de eigentijdse Nederlandse staat volgens Multatuli doordrongen is, bestaat in de huichelarij van de regeerders die zich wel burgervaders noemen, maar geen enkele poging ondernemen het leed van de bevolking te verzachten. Vandaar ook dat Multatuli niets moet hebben van de politieke voormannen van de ‘Gouden Eeuw’. In zijn afrekening met een schriftje van Thorbecke over Johan de Witt valt zijn oordeel over deze politicus eveneens heel kritisch uit: ‘Zo-min er in Nederland één stuk brood meer is gegeten, ten gevolge der kunstjes van Jan de Witt, zo-min ook is er, tot-nog-toe één stuk vlees meer genoten, door de kunstjes van Mr. Jan Rudolf Thorbecke.’ Het voornaamste kenmerk van het oude en het nieuwe staatsbestel is voor Multatuli dan ook een verregaande corruptie, ‘en... in 1900 als in 1700: het volk van Nederland betaalt het spel’. (Idee 452, vw iii: 176f) Enkele honderd families wier leden al eeuwenlang op het kussen zitten houden ook heden ten dage de macht in handen, terwijl de koning door het beginsel van de ‘onschendbaarheid’ in de grondwet elk recht tot inspraak ontnomen is. Maar het zou juist de macht van de koning moeten zijn die de heerszuchtige oligarchie in bedwang moet houden: Men zou zich desnoods het ideaal van vryheid, gelykheid, broederschap kunnen voorstellen onder een verlicht despotisme, onder een monar- | |||||||||||||||
[pagina 64]
| |||||||||||||||
chie, getemperd door vrees voor volksongunst (ik beweer daarom niet dat het daar altyd wordt gevonden, maar 't zou mogelyk zyn) onder een grondwet echter als de onze, waar geen koninklyke macht alle andere macht onder zich nivelleert, onder een grondwet die de verdrukking van 't ganse volk door een twee-, driehonderdtal familiën toelaat, aanmoedigt en voorschryft, is gelykheid, vryheid, broederschap onmogelyk. (Een en ander over Pruisen, vw iv: 75) De machteloze positie van de koning wordt door Multatuli in scherpe bewoordingen omschreven. Hij is veroordeeld tot nietsdoen, hij wordt gedwongen tijdens de troonrede leugens over de toestand van het vaderland uit te spreken, hij moet zijn ware gezindheid verbergen. De grondwet van 1848 maakt hem tot een karikatuur: Een grondwet-koning is zogenaamd onschendbaar, dus: niet aansprakelyk. In zijn succesvolle toneelstuk Vorstenschool werkt Multatuli deze gedachten verder uit.Ga naar eind6. De auteur heeft er twee modellen van koningschap tegenover elkaar geplaatst: de door zijn ministers en onbenullige hovelingen beheerste koning George die het regeren overlaat aan de door eigenbelang gedreven hofkliek en, hoewel goedaardig van karakter, zijn plichten verzaakt, zich bezig houdend met jachtpartijen en sjieke uniformen. Koningin Louise daarentegen belichaamt het idee van de goede vorst. Zij doorziet de aanslagen van de hofcamarilla en leeft voor de belangen van het volk. Door haar rationele houding kan ze het web van een verderfelijke intrige verscheuren en haar man de ogen openen voor zijn eigenlijke plicht - de welvaart van zijn volk te verbeteren. Het stuk werd naast een vorstenspiegel ook een opvoedingsdrama genoemd. (De Leeuwe 1950: 83) Door deze karakteristiek is het verbonden met het toneel van de Verlichting. (Alt 1994, Engbers 2001) We vinden hier een zelfde zucht tot de waarheid als grondbeginsel van het menselijke handelen en daarmee ook van de politiek: ‘Een eerste plicht des Soevereins is: weten.’ Ook de vorst is vervolgens gehouden tot de algemene eisen van medemenselijkheid, zijn verstand en zijn geweten binden hem aan de nood van de gemeente, meer dan een plaats in ‘d'Almanach de Gotha’ moet hij een ‘eerzuil in het hart des volks’ nastreven. (Multatuli 1975: 49; 51 en 50) Edele gevoelens en menslievende plichtsvervul- | |||||||||||||||
[pagina 65]
| |||||||||||||||
ling worden vervolgens, zo bewijzen enkele protagonisten in het stuk, ook onder dat volk gevonden, waardoor de echte zielenadel de standsgrenzen doorbreekt. Ten slotte verbindt de scherpe kritiek op de gedegenereerde adel, belichaamd in de jonkheer Von Schukenscheuer-Schiefschalheim, en de intrigante en onbekwame ministers dit toneelstuk met het maatschappijkritische verlichtingsdrama. Maar er is meer. Koningin Louise vertelt aan haar moeder dat ze eens als kind in een droom een visioen had. Een engel deed haar kiezen tussen twee kronen, de een gemaakt van doornen, de andere van goud: ‘Wat wilt ge, koningin of mens zyn, sprak hy, Met het beeld van het koningsdiadeem als doornenkroon refereert Mutatuli aan een eeuwenoude traditie in de staatkundige theorie rond het koningschap. Augustinus, Thomas van Aquino, de christelijke staatstheoretici in de Renaissance en ook de grondlegger van het absolutistische staatsdenken, Jean Bodin, zien de heerser in de directe navolging van Christus. (Noak 2002: 159-167) Hij is de christomimētēs, de verbeelder van de rol van Christus op het aardse schouwtoneel.Ga naar eind7. Zijn roeping is het de bepalingen van de decaloog om te zetten in politiek en daarmee de gelukzaligheid van het volk te garanderen. Voor de persoon van de heerser betekent dit de martelaar te worden van zijn positie. Daarom ook beschrijft Lipsius, de vader van de Nederlandse politieke theorie, het ambt van de vorst als munus, als last en liefdedienst tegelijk. (Oestreich 1969: 51-67) Lipsius' woorden, waarmee hij het doel weergeeft van de vorstelijke regering, komen dan ook overeen met de eisen van Multatuli. Lipsius: ‘In dese woorden hebbe ick begrepen, het eynde van een oprecht Vorstendom, ende de reyne pale, tot welcke dese Coninclijcke worstelaer soude mogen lopen, ende niet anders en is dan 't profijt, versekertheyt ende welvaert vanden ondersaten.’ (Lipsius 1623: 11, vi, b8r) Multatuli: ‘Ik voor my, ik blyf er by, dat de ellende des Volks moet worden uitgeroeid!’Ga naar eind8. (Idee 451, vw iii: 148) Het verlicht despotisme heeft eveneens de gedachte van de vorst als dienaar van het volk sterk beklemtoond.Ga naar eind9. De nadruk ligt echter voortaan minder op de religieuze fundering van het koningschap. De vertegenwoordigers van de natuurrechtelijke school, als Grotius of Pufendorf, zien de staat als resultaat van een overeenkomst onder de oorspronkelijk vrije individuen, waardoor recht, orde en vrede moeten worden gewaarborgd. De koning heeft de plicht de staat volgens de wetten van de rede te regeren. Ook daarbij is hij gebonden aan het | |||||||||||||||
[pagina 66]
| |||||||||||||||
geluk van de onderdanen als fundamenteel doel van het politieke handelen. Het begrip ‘despotisme éclairé’ werd vooral gebruikt voor een rationeel georganiseerd staatsbestuur, waar de vorst, bijgestaan door kundige ambtenaren, zelf de verantwoordelijkheid op zich nam voor het welvaren van het volk. Het gaat hier om een politieke ethica die doordrongen is van het stoïcijnse plichtsbesef en de absolute prioriteit van de raison d'état boven de persoonlijke belangen niet alleen van de onderdanen, maar ook van de vorst zelf. Hij regeert soeverein, dus zonder inspraak van een parlement, maar ook zonder medezeggenschap van de ministers. Op deze wijze wordt de vorst, zoals een klassiek geworden gezegde van Frederik ii luidt, ‘le premier serviteur de l'Etat’.Ga naar eind10. De uitwerkingen van dit systeem zijn - althans volgens Multatuli - voor de politiek belangstellenden waar te nemen in het welslagen van de Pruisische staatkunde. Na de voor Pruisen succesvolle oorlogen van 1864 en 1866 voorspelt Multatuli in de genoemde, in 1867 verschenen studie Een en ander over Pruisen en Nederland dat het ook met de bevoorrechte positie van Frankrijk binnen Europa gauw gedaan zal zijn.Ga naar eind11. (Van der Meulen 2002: 523-526) Het is allemaal Pruisisch wat de klok slaat. Gezien de ellendige toestand van de Nederlandse samenleving voelt de auteur hoegenaamd zelfs genegenheid voor een Pruisische invasie, in ieder geval wenst hij de regerende politici hartstochtelijk de tuchtiging door een Pruisische korporaal toe. (vw iv: 63) Zijn bewondering voor de Pruisische regeerwijze steekt de auteur niet onder stoelen of banken, ‘want’, zo schrijft hij, ‘ik weet by eigen ondervinding dat het onmogelyk is de werking der Pruisische Staats-machine gade te slaan, zonder daarvoor den eerbied te gevoelen die men aan elke grootse schepping verschuldigd is.’ (vw iv: 67) In Pruisen heeft zich het proces voltrokken dat Multatuli ook als oplossing zag voor de Nederlandse gravamina: een sterke man, Bismarck, durfde de regering alleen te aanvaarden, hij joeg de hele bende van ministers en parlementariërs naar huis en nam zelf de verantwoordelijkheid; de stuurman van het staatsschip laat in zwaar weer niemand anders aan het roer staan: Slechts één, Pruisen, met kracht bestuurd door een groot man die den moed had alléén te staan, en de ‘geachte leden’ terugzond naar katheder en geldla, één land slechts zag zyn parlementair stelsel omgeworpen, of geschorst althans. Toen er behoefte was aan degelykheid, aan ‘handen uitsteken’, werd het als een belemmerend passagier in stormweer, door den scheepsbevelhebber ‘van dek’ gejaagd. Nu de storm voorby is, mogen die heren terugkomen, en opnieuw een praatje maken. Maar men kan zich verzekerd houden, dat de officier van de wacht z'n instructiën heeft om hen opnieuw ‘naar de hut’ te jagen, als er buien komen opzetten aan den horizont. (vw iv: 88) Mocht het allemaal ingegeven zijn door Multatuli's neiging tot provoceren, door zijn haat tegen Thorbecke en de liberalen, door zijn algemene bewonde- | |||||||||||||||
[pagina 67]
| |||||||||||||||
ring voor grote mannen, ja wellicht door zijn oude jeugddroom om ‘koning van Afrika’ te worden - toch is de genegenheid voor de behoudsgezinde regeerwijze opmerkelijk. Maar Multatuli, het ‘vat vol tegenstrijdigheids’, blijft er niet bij. (Van der Meulen 2002: 79f; 513) Weliswaar eindigt zijn studie met de uitroep ‘Leve de Koning!’Ga naar eind12. Dit weerhoudt hem er echter niet van in hetzelfde stuk vurig voor een algemeen kiesrecht te pleiten. Als Nederland de voorkeur geeft aan het parlementarisme moet het volk ook echt in de gelegenheid gesteld worden mee te spreken over zijn belangen. De census in de kieswet hoort afgeschaft: Ik ben tegen 't parlementair stelsel. Maar als men dit nu eenmaal houden wil, behoort het in oprechtheid te worden toegepast, en niet met de huichelary van een bespottelyken census. Vrye en algemene verkiezingen, dát is - nu we eenmaal mee varen in 't schuitje van de eeuw - 't enige middel om dat vaartuig te doen aanlanden in goede haven, en vooral om te beletten dat reizigers en bemanning ál te erg worden uitgezogen. De lyders der constitutiekoorts willen dat het Volk meespreke. Welnu: dát dan ook 't Volk meespreke! 't Is vals en schandelyk het in den waan te brengen dat er gezorgd wordt voor z'n belangen, als dit inderdaad niet geschiedt. Vrye en algemene verkiezingen, ja.Ga naar eind13. (Idee 451, vw iii: 144) Daarmee verlaat de auteur vanzelfsprekend het kamp van het verlicht despotisme. Het stelde zich weliswaar het geluk van het volk ten doel, maar het volk was veroordeeld tot gehoorzamen en zwijgen. Multatuli's sympathieën voor het ‘despotisme éclairé’, in de grond van de zaak ironisch gekleurd, staan zijn onafhankelijk politiek oordeel dus niet in de weg. Net als voor Koningin Louise in Vorstenschool is het ook voor hem onmogelijk één politieke richting te kiezen, uit vrijzinnigheid veracht hij het moderne partijgeknoei.Ga naar eind14. (Multatuli 1975: 110) De liberalen - die in de plaats gesteld hebben ‘voor 't misbruik van de adel, misbruik zonder adel’, de behoudsgezinden - die ‘niets behouden dan eigen geld en goed’, de radicalen - ‘de schreeuwers om verbetering van weer en wind’ - zij allen worden door de auteur afgekeurd. Zijn ironische slotsom blijft: ‘Als ik kiezen moest[...] - dan koos ik de oude, styve politiek, met ap- en dependentie van z'n vormen. De domheid in 't latyn, in officieel kanselary-tenu, doet minder kwaad, dan als ze zich op straat en markt vertoont [...]. Ik ben aristokratisch, middeleeuwsch...’ (Multatuli 1975: 110-116)
Bettina Noak | |||||||||||||||
[pagina 68]
| |||||||||||||||
Literatuur
| |||||||||||||||
[pagina 69]
| |||||||||||||||
|
|