Leesbibliotheek -
De burgerij van Europa stelde als toenemende economische factor eisen op het maatschappelijk en later ook op het politieke vlak. Ze wilde zich ontwikkelen en meer toegang hebben tot de boekenwereld. Er ontstond zelfs een literair genre dat zich vooral op deze groep richtte, de roman met ondersoorten als de sentimentele en de brievenroman. Maar boeken waren nog steeds een verhoudingsgewijs duur product en de techniek was nog niet dusdanig ontwikkeld dat er voor een lage prijs veel boeken konden worden geproduceerd en aangeboden. Literaire, kunstminnende en andersoortige genootschappen richtten eigen bibliotheken op, maar het lidmaatschap daarvan was vaak nog een te hoge drempel voor de eenvoudige burgerman met leeshonger. Kiene boekhandelaren in Frankrijk begonnen daarom met het opzetten van winkelbibliotheken, die later ook wel huur- of leesbibliotheken gingen heten. De eerste leesbibliotheek duikt in Frankrijk al aan het einde van de zeventiende eeuw op, maar de grote ontwikkeling van dit soort boekhandels lag toch hoofdzakelijk in de achttiende eeuw. Franse boekhandelaren exporteerden het idee naar andere Europese landen. Begin achttiende eeuw opende de eerste winkelbibliotheek in Berlijn de deuren, gedreven door een Fransman, in de jaren daarna werd het fenomeen ook bekend in Engeland, Schotland en Nederland.
De opzet van een leesbibliotheek was even eenvoudig als lucratief. De boekhandelaar zorgde ervoor dat hij steeds de nieuwste boeken en tijdschriften in huis had die hij voor een klein bedrag uitleende aan zijn klanten. Na een aantal klanten was hij uit de kosten, de overige leners zorgden er met hun leengeld voor dat hij zijn collectie op peil kon houden en populaire werkjes die stukgelezen waren, kon vervangen door nieuwe exemplaren. Het extra voordeel voor de boekhandelaar was dat hij ver van tevoren op de hoogte was wat er aan nieuws ging verschijnen en dat hij met korting inkocht bij zijn collega-uitgevers en boekhandels.
In Nederland werd de leesbibliotheek in de tweede helft van de achttiende eeuw een algemeen verschijnsel. Hoewel er nog nooit uitgebreid onderzoek naar is gedaan, moeten er honderden geweest zijn in het land, vooral in de grote steden. In elk geval was er eind achttiende, begin negentiende eeuw eentje gevestigd in de Hartenstraat in Amsterdam, de leesbibliotheek van Gerbrand Roos. Behalve leesbibliotheekhouder was Roos ook boekhandelaar en uitgever. Pas in de loop van de negentiende eeuw zouden de functies van boekhandelaar en uitgever steeds meer als apart vak worden uitgeoefend. Op een kwade dag stapte bij Roos, na lang aarzelen, een jongetje binnen dat de avonturen van de roverhoofdman Glorioso wilde lezen. Om het leengeld te kunnen betalen verkwanselde dat jongetje zijn bijbel, het begin van zijn zedelijk verval.
Wouter Pieterse, want over hem gaat het natuurlijk, vindt overigens later zelf emplooi in een leesbibliotheek. De firma Motto, Handel & Cie waar hij gaat werken, heeft snuif en tabak te koop en daarnaast ook boeken te leen. En het is vooral dát feit dat de jonge Wouter heeft aangetrokken in de verder nogal shabby