paar bijdragen van Montaigne opnamen die enkele eeuwen eerder in diens Essais waren verschenen. De Encyclopédie werd ook in Nederland gelezen en was populair: de tweede editie van het Huishoudelijk Woordenboek van N. Chomel en J.A. de Chalmot uit 1770, die uit zeven delen bestond (de eerste editie verscheen in 1743 en telde twee delen), bevat in enkele gevallen letterlijke vertalingen van lemma's uit de Franse Encyclopédie die overigens op haar beurt was geïnspireerd op de tweedelige Cyclopaedia or Universal dictionary of arts and sciences (1728) van de Engelsman Ephraim Chambers.
Multatuli had veel bewondering voor de Franse Encyclopedisten. Dat is opmerkelijk want zelden vinden we in zijn werk woorden van lof voor andere schrijvers of denkers. Dat hij voor het werk van de Nederlandse dominee-dichters weinig waardering had, spreekt vanuit deze tijd gezien voor zijn literaire oordeelsvermogen. Maar zijn schampere bewoordingen over veel Europese schrijvers en filosofen wekken bevreemding. Des te opvallender zijn zijn prijzende woorden in Idee 482 voor Europese verlichters, onder wie enkele Franse ‘Encyclopédisten’ (Jean le Rond d'Alembert, Denis Diderot, Paul Thiry d'Holbach, Jean-Jacques Rousseau, Jean-François de Saint-Lambert en Voltaire). (→ Minnebrieven; → Voltaire)
Verrassenderwijs noemt Multatuli hier ook de Duitse filosoof Arthur Schopenhauer, geen verlichter, maar een van de weinige buitenlandse filosofen uit zijn eigen tijd aan wie hij aandacht besteedt. In de Volledige Werken zijn drie berichten uit de jaren 1879-1881 over Multatuli's lezingen opgenomen waarin hij op Schopenhauers werk is ingegaan en waarvan de strekking min of meer gelijk is: hij keurde diens filosofie af omdat ze niets had bijgedragen ‘om wezenlijk de menschheid een stap nader tot geluk te brengen [...]. Volgens Schopenhauer moet de grondslag der zedelijkheid medelijden zijn. Doch hoe kan iets passiefs, zooals het medelijden is, daarvan de grondslag wezen? Neen, niet het medelijden, maar de waarheid is de grondslag der zedelijkheid.’ (vw xix: 720; andere verslagen in: vw xix: 486f en vw xxi: 209f) In het laatste bericht, van 12 maart 1881, merkt de auteur kritisch op: ‘uit niets bleek dat spreker [Multatuli] de beschouwing van Schopenhauer of Hartmann ooit onder de oogen heeft gehad [...]’. (vw xxi: 213) Waarom neemt Multatuli Schopenhauer op in de reeks namen in Idee 482 hoewel diens filosofie zo sterk van zijn eigen opvattingen verschilde? Misschien heeft hij zich verwant gevoeld met de Duitser die weliswaar tot 1831 enkele jaren aan de Berlijnse universiteit doceerde, maar bij zijn vakgenoten nooit het aanzien wist te verwerven waarop hij had gehoopt. Hij zal zich wellicht hebben laten verleiden door Schopenhauers verlossingsleer en opvattingen over ethiek, én door diens vermogen zijn gedachten in een heldere taal uit te drukken. Maar Schopenhauers pessimisme en diens opvatting dat de mensheid - en daarmee draait hij Leibniz' metafysica om - in de slechtste van alle denkbare werelden leeft, heeft Multatuli over het hoofd gezien.
Van systeembouwers hield Multatuli niet en zijn voorkeur ging in het algemeen niet uit naar Duitse, maar naar Franse filosofen: