Chinezen van Europa -
In Idee 189 (vw ii: 407) schrijft Multatuli dat de Nederlanders de ‘Chinezen van Europa’ zijn, een benaming die zij in de achttiende eeuw vaker kregen. Ze waren zo vreemd en onbegrijpelijk in hun voorkomen en aard dat de rest van de Europeanen, in het bijzonder mensen met een classicistisch georiënteerde smaak, met dit begrip de Nederlanders uit Europa verstootten. Alle wat Chinees was, zo luidde de interpretatie van onder anderen Denis Diderot in Lettre sur les sourds et muets (1751), werd door ordeloosheid gekenmerkt. Dat gold vooral voor Aziatische kunst die sterk verschilde van classicistische kunst met haar eis van eenheid. De Nederlandse en Vlaamse schilderkunst uit de zeventiende eeuw vertoonde vaak een tafereel van meerdere personen, in veel gevallen gewone boeren of burgers. Op kunstkenners die door de Grieks-Romeinse of ook Italiaanse kunst waren geschoold, maakte zo'n schilderij gauw de indruk van bedreigende wanorde. (→ Ordening) Doordat in Nederlandse huizen dankzij de intensieve handel met Azië ook Chinees kunsthandwerk te vinden was, was de link ‘Nederlands = Chinees’ snel gelegd.
Multatuli blijkt daar weet van te hebben gehad hoewel hij het begrip, ingeleid door een beperkend ‘inderdaad’, in een ander verband gebruikt. Hij wil aantonen dat Nederland net zo onvrij is als elk land in Azië. ‘De politieke vryheid’, betoogt hij, ‘die wy inderdaad bezitten, baat ons weinig, daar ze gesmoord wordt onder een hoop land-, stad-, dorps-, buurt-, huis- en familiegebruikjes, die ons inderdaad maken tot de Chinezen van Europa.’ (vw ii: 407)
Ira Wilhelm