Over Multatuli. Jaargang 25. Delen 50-51
(2003)– [tijdschrift] Over Multatuli– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 57]
| |
Gerard Termorshuizen, Journalisten en heethoofden. Een geschiedenis van de Indisch-Nederlandse dagbladpers 1744-1905. Met medewerking van Anneke Scholte. Amsterdam en Leiden: Nijgh & Van Ditmar en KITLV 2001. 862 pp. Euro 68,95. ISBN 90 388 7426 X.Gerard Termorshuizen besteedt in zijn Journalisten en heethoofden geen aandacht aan de nieuwste pershistorische en communicatiewetenschappelijke inzichten. Is zijn boek daarom een gemiste kans? Nee, integendeel: wie dat beweert, ontkent de waarde van gedegen bronnenonderzoek op grond van leggers en ander historisch materiaal. Journalisten en heethoofden is het zoveelste bewijs dat veel pershistorisch onderzoek staat of valt met een betrouwbare inventarisatie en een eerste analyse van wat er überhaupt is geweest en nog is. Soms is dat ondankbaar werk. Menigeen zal erkennen dat het gedaan moet worden, maar weet tegelijkertijd de waardering voor dit monnikenwerk zo te presenteren, dat er subtiel afbreuk wordt gedaan aan de prestatie die de onderzoeker levert. Dat doe ik niet: er was ontegenzeggelijk behoefte aan dit boek, dat voor het eerst zo'n compleet overzicht van het Indisch-Nederlandse perslandschap geeft. Er is monnikenwerk verricht - bibliografisch en inventariserend, en ook intelligent en analyserend. Vanzelfsprekend kijken we uit naar het tweede deel, dat de periode 1905-1942 tot onderwerp heeft en dat Termorshuizen nu bezig is te schrijven.
Voor alle duidelijkheid: Journalisten en heethoofden beschrijft de Indisch-Nederlandse dagbladpers in de jaren 1744 tot 1905. In 1744 verscheen het eerste weekblaadje in Nederlands-Indië, de Bataviase Nouvelles. In 1905 begon er, volgens Termorshuizen, een nieuw tijdperk in de koloniale geschiedenis na een lange periode van economische en politieke malaise. Het boek schetst het begin van de pers: de eerste krant, de regeringskranten en het handgeschreven Borneo's Nieuwsblad. Daarna volgt er een algemeen overzicht van de commerciële dagbladpers, inclusief het poli- | |
[pagina 58]
| |
tieke, sociale en culturele kader. Vervolgens wordt de geschiedenis van ruim zeventig grotere en kleinere dag-, nieuws- en weekbladen beschreven, per streek in chronologische volgorde: eerst die op Oost-Java, dan die op Midden-Java, West-Java en de Buitengewesten. Het boek is niet geschreven voor lezers die primair geïnteresseerd zijn in het werk van een specifieke journalist, redacteur of uitgever: ze moeten vaak door het hele boek bladeren, omdat allerlei personen in uiteenlopende periodes aan diverse bladen en blaadjes meegewerkt hebben. Termorshuizen neemt immers de kranten als uitgangspunt en niet de personen die ze uitgaven of eraan meewerkten. Dat is een perfecte keuze, omdat Journalisten en heethoofden vooral tot doel heeft inzicht te geven in de ontwikkeling van de media met de nadruk op de inhoud van de kranten. Dat Termorshuizen zich vooral baseert op de inhoud, is een pluspunt; het gaat hem niet om louter institutionele geschiedenissen. Wel legt hij vanzelfsprekend bepaalde accenten: politieke en economische ontwikkelingen krijgen de meeste aandacht, terwijl cultureel nieuws, literatuur, recensies, advertenties etc. alleen terloops ter sprake komen. Termorshuizen helpt de lezers die wel voornamelijk biografisch geïnteresseerd zijn, door middel van verwijzingen in de tekst en via een personen- en firmaregister, plus een ‘Chronologisch carrièreoverzicht van journalisten werkzaam bij meer dan één Indische krant’ achter in het boek. De bijlage met bibliografische informatie, getiteld Bibliografische profielen, bevat gegevens over onder meer vindplaats, redacteuren, uitgevers, drukkers, verschijningsfrequenties, formaat, abonnements- en advertentietarieven. Dit deel van het boek laat zien hoe waardevol de medewerking van Anneke Scholte is geweest. Er kleeft helaas wel een nadeel aan de opzet van de Bibliografische profielen. De bijlage kan het misverstand wekken dat hier sprake is van een complete bibliografie van de Indisch-Nederlandse pers. De gebruiker ziet daar, bijvoorbeeld, als laatste jaar van verschijning van de Javasche Courant het jaar 1830 genoemd. Uit de tekst van het Voorspel maakt de oplettende lezer op dat de Javasche Courant tot 1942 is verschenen, maar dat Termorshuizen vindt dat de krant na 1830 geen noemenswaardige informatie over Indië biedt. Er wordt in het begin van de bijlage niet uitgelegd dat blijkbaar alleen de jaren van de krant voorzover ze benut zijn, zijn opgenomen. Bovendien zou ik er zeker voor gekozen hebben om in de Bibliografische profielen de krant tot 1905 voor alle bestaansjaren bibliografisch te beschrijven. Nu wekt de bijlage de indruk dat de krant in 1830 ophield te bestaan, terwijl de bibliografische waarde van Journalisten en heethoofden aldus flink beperkt wordt - waarschijnlijk zelfs zonder dat de gebruiker van de Bibliografische profielen zich dat realiseert. Overigens: deze profielen zijn hoofdzakelijk gebaseerd op de krantenleggers in het Krantendepot in de | |
[pagina 59]
| |
Koninklijke Bibliotheek. Daarnaast is archiefmateriaal van o.a. kitlv en kit gebruikt. Of en wat sommige andere collecties, zoals de collectie Cahais of bepaalde collecties in het Nederlands Persmuseum (zoals die van de A.J. Lievegoed) aan het onderzoek hebben bijgedragen, vermeldt Termorshuizen niet.
Een ander tekort van deze studie is dat er naar verhouding te weinig aandacht wordt gegeven aan de Nederlandse pers van destijds, terwijl de vergelijking met het moederland toch een cruciale rol speelt. Centraal in het boek staat namelijk de gedachte dat de Indisch-Nederlandse pers zich kenmerkte door haar ‘tropenstijl’ en zich daardoor sterk onderscheidde van de pers in het moederland. Het gaat er mij niet zo zeer om dat dit boek de Indisch-Nederlandse pers meteen in een breed internationaal perpectief had moeten zetten - zo doet een onderzoeker nooit genoeg. Maar in het kader van dit boek is het voor de lezer van direct belang tegelijkertijd een beeld te krijgen van de verhouding tot de pers in het moederland. Want: hoezo ‘tropenstijl’? Nederland kende ook wel degelijk bladen en tijdschriften met een pikante toon, zoals in de utopische journalistiek en de lilliputterpers. De Javasche Courant was na 1830 ook de moeite van het lezen niet waard, net zo min als de lectuur van de Dordrechtsche Courant destijds onder bij de Nederlandse lezer grote opwinding veroorzaakte. Daarnaast lijkt Termorshuizen het alleenrecht op de histoire intime aan Indische kranten toe te schrijven, maar de kranten in het moederland bieden eveneens een fascinerend inzicht in de sociale geschiedenis van destijds, in het leven van alledag. En ook in Nederland moesten de eerste socialisten vooral onder journalisten gezocht worden... Nog een voorbeeld: Termorshuizen signaleert dat Indisch-Nederlandse kranten ontzettend veel nieuws uit andere kranten overnamen, maar vermeldt niet dat dat in Nederland ook zo was. Dat maakt iets uit: je kijkt als lezer van Journalisten en heethoofden anders tegen bepaalde informatie aan, wanneer je weet er geen specifiek Indisch-Nederlands gegeven in het spel is. Kortom, vaak ontbreekt het perspectief voor de lezer en blijft onduidelijk hoe bepaalde feiten moeten worden gewaardeerd. Dat geldt ook voor het zicht op de inheemse pers. Het boek gaat over de Indisch-Nederlandse pers in een Nederlands-Indië waar zich ook een eigen inheemse pers ontwikkelde. Hadden die twee helemaal niets met elkaar te maken, was er geen sprake van wederzijdse beïnvloeding?
En Multatuli? Ook in dit boek blijkt opnieuw de invloed van Multatuli en zijn Max Havelaar. Diverse journalisten schaarden zich achter zijn aanklacht tegen de onderdrukking van de Javaan, zoals C.E. van Kesteren en James Cohen Stuart in De Locomotief; E.F.J.J. van den Gheijn, P. Brooshooft en A.M. Courier dit Dubekart in de Soerabaya-Courant; Cd. Busken Huet en H.G. Bartelds in de Java-Bode. Anderen keerden zich tegen | |
[pagina 60]
| |
hem, onder wie M. van Geuns in het Soerabaiasch Handelsblad, J.J.G. Hennequin in het Bataviaasch Handelsblad, F.K. Voorneman in het Padangsch Handelsblad en C.M. van der Leeuw in de Samarangsche Courant. Daardoor fungeerde Multatuli ook hier als lakmoespapier: aan het standpunt van de journalist over Multatuli konden de lezers meteen aflezen wat de politieke kleur van de scribent was. Voor- en tegenstanders betrokken hun stellingen en zorgden voor een levendig en vaak vinnig politiek debat in de kranten. Dat is geen nieuws, maar dat dat hier duidelijk wordt gemaakt in de totale context van de Indisch-Nederlandse pers, is een van de vele verdiensten van Journalisten en heethoofden.
Korrie Korevaart Universiteit Leiden |
|