Over Multatuli. Jaargang 25. Delen 50-51
(2003)– [tijdschrift] Over Multatuli– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 16]
| |
Frits Abrahams
| |
[pagina 17]
| |
sche en op een vaste plaats verschijnende bijdrage aan een krant of weekblad’ levert. Multatuli heeft dat wel eens geprobeerd, maar hij heeft het om allerlei redenen nooit lang kunnen volhouden. Je zou hoogstens kunnen zeggen dat Multatuli een columnist had kunnen worden als hem alles had meegezeten. Maar dat was niet het geval. Er is maar bitter weinig wat Multatuli heeft meegezeten. Dat vond hij zelf ook, als ik hem goed heb begrepen. Nadat zijn eerste stukje uit de Japansche Gesprekken in het Handels- en Effectenblad was verschenen, en ik citeer nu Multatuli zelf, ‘liepen de aandeelhouders te hoop en bedreigden den Directeur van die courant met allerlei akeligheid, indien hy niet terstond 'n eind maakte aan de publicatie van zulke infame denkbeelden.’ ‘Men ziet’, stelde Multatuli vast, ‘als feuilletonist heb ik weinig chance. Ook m'n Millioenen-Studiën immers in 't Noorden moesten afgebroken worden, en wel: “omdat de lezers er niets van begrepen”.’Ga naar eind2. Multatuli doelt hier op de redactie van het dagblad Het Noorden die hem dit had laten weten. Multatuli wás iemand, en daarin verschilt hij niet van minder begaafde medemensen, die de schuld van zijn falen graag bij anderen legde. Was dat in dit geval terecht? Ik betwijfel het. Laat ik nu eens voor mezelf als lezer spreken. Het heeft mij de nodige moeite gekost om in het werk van Multatuli door te dringen. Dat is me ook pas op latere leeftijd, toen ik meer geduld had, gelukt. Zijn schrijfstijl is prachtig, maar niet gemakkelijk, want soms nogal wijdlopig en met veel kennis die bekend wordt verondersteld. Je moet er erg aan wennen. Dat valt mij elke keer weer op als ik hem een poosje niet heb gelezen. Ik relativeer dan ook die recente enquête onder literaire experts, waarvan de uitkomst was dat Multatuli nog altijd de meest prominente schrijver van Nederland is. Ik vind het best, als we met ‘prominent’ maar niet ‘geliefd’ bedoelen. Want Multatuli wordt alleen nog door een handvol liefhebbers goed gelezen. Ik vermoed dat sommige van deze respondenten sociaal wenselijk hebben geantwoord, terwijl ze hun roman van Renate Dorrestein of Joost Zwagerman stiekem terzijde legden. Ik spreek nog wel eens een Nederlandse intellectueel, of een schrijver - wat niet hetzelfde hoeft te zijn - en het valt me dan altijd weer op dat ze zelden of nooit in Multatuli geïnteresseerd zijn. De meesten hebben na hun schooltijd nooit meer een boek van hem gelezen. Ze vinden hem maar, om Boudewijn Büch te citeren, ‘een beetje een zeur’.Ga naar eind3. Kortom, ik kan me goed voorstellen dat de lezers van het Handels- en Effectenblad en van Het Noorden het na enkele afleveringen van Multatuli's feuilletons wel geloofden. Het maakt een beduidend verschil of zo'n gecompliceerde tekst in een vluchtig medium als een dag- of weekblad staat of in het eenmanstijdschrift, waarin Multatuli zijn Ideën publiceerde en waarvoor hij meer belangstelling opwekte. | |
[pagina 18]
| |
Daarom durf ik te beweren dat Multatuli alleen al door zijn stijl geen geslaagde krantencolumnist zou zijn geworden als hij meer kansen had gekregen, en zeker niet in onze tijd. Zo'n columnist moet bondiger en toegankelijker kunnen schrijven. Maar het is niet alleen een kwestie van vorm en stijl. Ook door zijn inhoudelijke keuzes zou Multatuli het nu moeilijk hebben zich als pure columnist te handhaven. Dat komt doordat hij een schrijver was en geen columnist. Die begrippen worden wel vaker met elkaar verwisseld, vooral door columnisten die zich graag schrijver wanen. Er is een wezenlijk verschil tussen de schrijver en de columnist. De schrijver, de goede schrijver, maakt zijn lezer deelgenoot van zijn innerlijk leven, met alle obsessies en kwellingen die daarbij horen. Hij doet dat soms zeer verhuld en indirect, maar hij doet het. De columnist kijkt wel uit. Hij weet dat zijn krant morgen bij de buurvrouw op de keukentafel ligt, en dus is hij voorzichtig. Hij laat het vliesje op zijn ziel zien, niet de bodem. De schrijver schrijft over zichzelf, de columnist doet alsof. Over de intieme gedachten van een van onze beste columnisten, Simon Carmiggelt, weten wij zo goed als niets. Daarom heb ik het ook altijd terecht gevonden dat Carmiggelt zich een journalist bleef noemen, en niet een schrijver. En Renate Rubinstein dan, zal men zich afvragen, zij schreef toch wél zeer persoonlijk. Nou en of, en daarom zou ik haar bij hoge uitzondering eerder een schrijver dan een columnist willen noemen. Ik denk dat zij zichzelf ook zo zag. De gewone columnist speelt een rol. Hij is een amuseur, hij haalt de lezer even uit zijn zorgen. Soms maakt hij zich boos, maar niet te vaak en zeker niet te vaak over hetzelfde onderwerp. Wat de columnist zelden doet, dat is zijn slechte humeur op zijn lezer loslaten, of de lezer confronteren met zijn tegenspoed en wanhoop - allemaal dingen die Multatuli wél deed. Art Buchwald leed aan zware depressies, toch bleef hij trouw zijn hilarische stukjes schrijven alsof er niets aan de hand was. Jan Vrijman liet pas in een van zijn laatste stukjes weten aan welke ziekte hij stervende was. Carmiggelt had een getourmenteerd liefdesleven, maar hij bracht ons er niet van op de hoogte. Dat liet hij over aan Renate, zijn vriendin, de schrijver. Toen ze multiple sclerose kreeg, raadde hij haar aan er niet in de krant over te schrijven. Een boek, dat kon wel, vond hij. Jan Blokker heeft eens geschreven dat er onder de talloze latere columnisten in Nederland maar twee echte reïncarnaties van Multatuli zijn, de rest beschouwde hij eerder als klonen van Hildebrand die het dagelijks leven kopiëren. Die twee reïncarnaties van Multatuli zijn, volgens Blokker, Brandt Corstius en W.F. Hermans. Het zijn twee voorbeelden die illustreren wat ik bedoel. Want net als met de ‘columnist’ Multatuli is het ook met de columnisten Brandt Corstius en Hermans slecht afgelopen. Brandt Corstius werd er door de Volkskrant uitgegooid en wordt nog alleen door Vrij Nederland gedoogd. | |
[pagina 19]
| |
Het verwijt van lezers en redacties was en is dat hij te veel zijn stokpaardjes berijdt, zoals in de affaire Buikhuisen. Zijn grote verdiensten als columnist worden nauwelijks meer genoemd. Onlangs drukte Vrij Nederland per ongeluk tweemaal hetzelfde stukje van hem af, iets wat vroeger ondenkbaar zou zijn geweest. Hermans moest ophouden als Age Bijkaart nadat hij een conflict met hoofdredacteur Sandberg over zijn honorarium had gekregen. Kortom, wie als columnist op Multatuli lijkt, heeft het nog altijd moelijk in de Nederlanse pers. Adriaan Morriën heeft eens geschreven dat Léautaud voor hem een ideale schrijver is, omdat er weinig afstand was tussen wat Léautaud over zichzelf en anderen dacht en wat hij daarover schreef. Morriën constateerde: ‘Men schrijft niet de helft van wat men denkt (zelfs W.F. Hermans niet), omdat men door angst, medelijden of wellevendheid wordt weerhouden. Tolstoi beweerde eens dat hij de waarheid over “de vrouwen” zou vertellen wanneer hij in zijn graf zou liggen. Maar zodra hij het verschrikkelijke woord zou hebben uitgesproken, zou hij het deksel van zijn kist haastig boven zich dichttrekken. Léautaud heeft niet zo lang gewacht. Hij heeft zijn waarheid over alles en nog wat al bij zijn leven gezegd. Hij kon dat doen omdat hij niet, zoals Tolstoi, getrouwd was en omdat hij zich door zijn eigenzinnige persoonlijkheid buiten alle gemeenschappen had gehouden die mensen aangaan om het leven aangenaam of draaglijk te maken.’Ga naar eind4. Ik vermoed dat ook bij Multatuli dat verschil tussen het gedachte en het geschrevene geringer was dan bij veel andere schrijvers. Dat bepaalt voor een belangrijk deel zijn kracht als schrijver. Multatuli vond het bovendien een pluspunt voor een schrijver als hij veel geleden had. Zo noemde hij het een ‘hoofdfout’ van Goethe dat hij ‘als mens en schrijver niet geleden had.’Ga naar eind5. En áls je geleden had, dan moest je er volgens Multatuli ook zo veel mogelijk over schrijven, waarbij een flinke scheut pathos en megalomanie niet verboden was. Ook dát zou Multatuli als columnist minder geschikt hebben gemaakt. Als ik me in mijn columns zó vaak zou beklagen over mij aangedaan onrecht als Multatuli deed in zijn geschriften, dan zou de hoofdredactie van NRC Handelsblad mij na enkele maanden bij zich roepen en vragen: ‘Frits, is er iets thuis? Ga er eens een weekje uit, naar Vlieland of zo, wij betalen de bootreis.’ Laten we Multatuli dus geen columnist meer noemen. Het is te veel eer voor de columnisten en te weinig eer voor de grote schrijver die Multatuli is. |