P.A. Harthoorn
Zomaar een brief?
De jaren zeventig waren een gouden tijd voor filatelisten die zich specialiseerden in het verzamelen van poststukken. In die tijd was het nog mogelijk interessante zaken te vinden. Oude archieven van koopmanshuizen werden ‘geplunderd’ en kwamen op de markt terecht. Het ging de verzamelaar vooral om aantrekkelijk gefrankeerde stukken en poststempels uit het tijdperk waarin nog geen of weinig postzegels gebruikt werden. Het aanbod was kennelijk groot, want belangrijke handelaren, zoals de Argyll Stamp Company, die zich een zaak op het Strand in Londen kon veroorloven, stuurden zichtzendingen naar betrouwbare klanten, waaruit deze hun keus konden maken.
In een van die zendingen zat een brief van een zekere E.D. Dekker te Amsterdam aan de firma Loman en Hager in Batavia. De brief is gedateerd 2 juli 1844. Enveloppen werden toen weinig gebruikt. Nadat de brief geschreven was werd deze dichtgevouwen en gesloten met een ouweltje of een lakzegel. Aan de buitenzijde werd dan de naam van de geadresseerde geschreven. Op de brief van de heer Dekker stonden slechts twee ronde poststempels, één van Amsterdam en de andere van Den Helder. Ze waren van een algemeen type en voor een verzamelaar nauwelijks interessant. Om deze reden had de handelaar de brief gewaardeerd op slechts £5.
Voor een Engelsman heeft de naam E.D. Dekker geen enkele betekenis, maar bij een Hollander gaat er even een lichtje branden - kon dit Eduard Douwes Dekker zijn? Die had in Nederlands-Indië gewoond. In de brief wordt melding gemaakt van de bevrachting van een schip genaamd ‘Dorothea’. Nu had ooit een artikel gestaan in Ons Amsterdam, van de hand van B. Ram, over het geslacht Douwes Dekker. Daarin stond dat Eduard op 18-jarige leeftijd als passagier met het schip van zijn vader - de ‘Dorothea’ - naar Batavia gereisd was. Helaas, een eenvoudig rekensommetje leerde dat dit omstreeks 1838 geweest moest zijn.
Eduard, die een gouvernementsbaan had, stond in het tijdvak september 1843 - november 1844 op wachtgeld en bevond zich op dat moment in Indie. Hij kon de brief dus niet geschreven hebben. Wie dan wel? De oplossing was simpel. De vader van Eduard heette Engel. Hij was de op 3 september 1787 te Oost-Zaandam geboren zoon van Pieter Douwes en Engeltje Dekker. Na het overlijden van zijn ouders voegde Engel de naam van zijn moeder bij de zijne, noemde zich voortaan Engel Douwes Dekker en tekende met E.D. Dekker.