Over Multatuli. Jaargang 24. Delen 48-49
(2002)– [tijdschrift] Over Multatuli– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 36]
| |
Oskar Wellens
| |
[pagina 37]
| |
een ontmoeting en verdere omgang met D.H. Lawrence van wie hij met veel enthousiasme The White Peacock (1911) en The Rainbow (1915) had gelezen, alsmede enkele essays die de Engelsman tussen 1918 en 1919 had gepubliceerd in The English Review. Bij hun aankomst in Perth op 4 mei 1922 werden Lawrence en zijn vrouw Frieda uitgenodigd door Mrs. Frances Zabel, de eigenares van de plaatselijke boekenwinkel ‘The Booklover's Library’. Daar ontmoette Siebenhaar het paar voor de eerste keer en kon hij hen ervan overtuigen om langer dan gepland in Perth te blijven. Tijdens een van de volgende samenkomsten bracht Siebenhaar Max Havelaar ter sprake en gaf hij Lawrence een kopie van zijn onuitgegeven essay over Multatuli. De Engelsman bleek geboeid en beloofde het artikel te zullen lezen. Vrij snel kreeg Siebenhaar verheugend nieuws te horen. Lawrence schreef op 21 juni 1922 vanuit Sydney dat hij het essay ‘interesting’ vond, maar te lang, en stelde Siebenhaar voor om bij wijze van proef de eerste vijftig bladzijden van Max Havelaar in het Engels te vertalen en hem de tekst ter inzage toe te sturen.Ga naar eind7. Siebenhaar zette zich prompt aan het werk met, zoals hij zich herinnerde, ‘indomitable industry and eagerness, and in a short space of time I conquered those first fifty pages of translation.’Ga naar eind8. Bij ontvangst van dit manuscript toonde Lawrence zich opnieuw opgetogen. ‘I think your translation is perfectly splendid’, zo schreef hij, ‘you seem to me to have caught so well the true spirit of the thing. Really it seems to me a first rate translation.’ Alleen maakte hij bezwaar tegen Siebenhaars vertaling van het gedicht beginnend met het vers ‘Moeder, 'k ben wel ver van 't land’, dat hij ‘rather tedious’ vond en verwijzend naar mogelijke uitgevers, hoopte hij dat deze Max Havelaar niet te ‘old-fashioned’ zouden vinden, want, zo voegde hij eraan toe: ‘They want things modern and thrilling.’ In ieder geval spoorde hij Siebenhaar aan om nog wat verder te vertalen.Ga naar eind9. Dat Lawrence werkelijk van plan was om een uitgever voor Siebenhaars Max Havelaar te vinden blijkt uit een brief aan Robert Mountsier, zijn agent in New York, gedateerd op 25 oktober 1922, waarin hij het nog steeds onvolledige Engelse manuscript van Multatuli's werk insloot met de woorden: ‘I'd have you show it to publishers. It's a queer work - real genius. Do something with it if you can, will you?’Ga naar eind10. Toen in april 1923 de vertaling van Max Havelaar ten slotte compleet was, benaderde Lawrence Thomas Seltzer, zijn uitgever in New York, die niet geïnteresseerd bleek en het manuscript in zijn kluis opborg. Siebenhaar begon in de volgende maanden zijn geduld te verliezen. ‘I don't forget Max Havelaar’, schreef Lawrence hem sussend, eraan toevoegend: ‘But at the moment publishers are in despair, so I am keeping quiet about it. Heaven knows why book-selling should be in a bad way - but it is.’Ga naar eind11. Siebenhaar besloot dan toch maar zelf een uitgever te contacteren, onder wie Lawrences nieuwe uitgever in New York, Alfred A. Knopf, die, op aandringen van Lawrence zelf, akkoord ging Max Havelaar te publiceren in zijn pas opgerichte ‘Blue Jade Library’. Siebenhaar kreeg als honorarium 250 dollar. Alles was dus in kannen en kruiken, op een inleiding na, die Knopf van Lawrence eiste, ongetwijfeld om de nieuwe Engelse Max | |
[pagina 38]
| |
Havelaar met Lawrences naam op de voorpagina in de schijnwerpers te plaatsen. Lawrence, die dacht dat hij van de hele Max Havelaar-affaire én Siebenhaar af was - hij vond hem toch maar een ‘bore’ -, was duidelijk met deze opdracht verveeld. Om over wat achtergrondinformatie te beschikken vroeg hij Siebenhaar zijn oorspronkelijke essay over Multatuli te sturen, maar dit bleek onvindbaar en bovendien stond Knopf te trappelen om Max Havelaar op de markt te gooien. Knopfs ‘urgency’, schreef Siebenhaar, ‘and the fact that by this time we were again a considerable distance apart, prevented, to our mutual regret, a personal consultation on the subject of this introduction. Lawrence had to do the best he could in the face of the handicap, and he did.’Ga naar eind12. Deze inleiding is vrij interessant omdat ze de weerslag is van Lawrences persoonlijke lectuur van Max Havelaar. Max Havelaar, or The Coffee Sales of the Netherlands Trading Company verscheen in januari 1927 in New York, dus bijna vijf jaar nadat Siebenhaar aan zijn vertaling begonnen was. Laten we even summier bepalen wat de kerngedachten zijn van deze ‘introduction’ die feitelijk meer over Lawrence onthult dan over Multatuli en zijn boek.Ga naar eind13. Lawrence betoogt dat Multatuli, die hij een paar keer een ‘satirical humorist’ noemt, Max Havelaar niet schreef omdat hij gedreven werd door mededogen voor het lot van de arme Javaan, maar door een diepe haat voor het verburgerlijkte bestel. Het verhaal over de verdrukking van de Javanen dient enkel om de kleinburgerlijke schijnheiligheid aan de kaak te stellen, een vertelprocedure waarin Lawrence zich natuurlijk perfect kon vinden. ‘The book is a pill rather than a comfit. The jam of pity was put on to get the pill down’, besluit hij. Bovendien gebruikt Lawrence deze inleiding om zijn eigen frustratie over de literaire kritiek te uiten, die volgens hem blind was voor zijn genie en alleen maar de middelmatigheid wist te prijzen. ‘It is surely the mistake of modern criticism’, schrijft hij, ‘to conceive the public, the man-in-the-street, as the real god, who must be served and flattered by every book that appears, even it where the Bible [...]’. Welk onthaal viel Siebenhaars Max Havelaar te beurt in de professionele kritiek? Uit de vele recensies van het boek in literaire tijdschriften citeer ik hieronder een handvol commentaren die ik illustratief vond. In zijn bespreking van Max Havelaar onder de titel ‘A Dutch Classic’ schetst Michael ThorpeGa naar eind14. van de Times Literary SupplementGa naar eind15. bondig de ontstaansgeschiedenis van het boek, waarbij hij wijst op de commotie die het uitlokte in Nederland en Duitsland en ook Engeland niet onberoerd liet. Alhoewel Multatuli nog verscheidene geschriften produceerde, vindt Thorpe de Havelaar een ‘remarkable’ werk waardoor Multatuli aanspraak maakt op een ‘title to celebrity’. Over de structuur van de Havelaar zegt Thorpe dat het een ‘motley’ is, maar het boek ‘is not only a modern satire but a “mixture” of the old Latin sort, and its variety brings every resource into play with a singular power of assertion.’ Vervolgens bespreekt Thorpe de figuren van ‘Batavus Drystubble’ en Havelaar; de eerste vindt hij ‘a memorable creation’ en van de tweede: ‘Havelaar is a fervent | |
[pagina 39]
| |
idealist, in whom the author, too, idealized himself at some risk, giving him almost every attractive quality; but he remains sufficiently human’. Hij besluit als volgt: Max Havelaar ‘is still vivid because it is the whole of this man and flashes an intense light of the real on shams and unreality.’ In een lange openingsparagraaf behandelt de anonieme criticusGa naar eind16. van The New StatesmanGa naar eind17. eveneens de genese van Max Havelaar en veroordeelt hierbij alle westerse mogendheden die in hun kolonies alleen maar oog hadden voor ‘commercial prosperity’. Over het boek zelf schrijft hij dat ‘The confusion in form is so extreme that it really does not matter. There are two books, not one; and each is as alive, in spite of some old-fashioned passages, as on publication nearly seventy years ago.’ In een korte aankondiging beschrijft The NationGa naar eind18. Max Havelaar als volgt: ‘it is much more interesting as a novel than as a tract, for despite its cumbrous machinery and its elaborate humor it has a fascination of a high order. Its irony goes deeper than mere polemics; and its picture of Java has all the life and color necessary to cali up a haunting panorama of the East.’ The American Political Science ReviewGa naar eind19. typeert de Max Havelaar zo: ‘It is a description of the evils of the culture system which at that time prevailed in the Dutch East Indies and which were, part at least, done away with as a result of this book.’ Uit deze selectie van beoordelingenGa naar eind20. blijkt dat Siebenhaars Max Havelaar gunstig werd onthaald door Angelsaksische critici en dat zij nog steeds Multatuli's boodschap en stijl wisten te waarderen. We hebben gezien dat Lawrence Siebenhaars vertaling ‘first rate’ vond. Peter King, daarentegen, beschreef ze als ‘unreliable’ en verwees naar Lawrences ‘Inleiding’ als ‘of interest’.Ga naar eind21. Siebenhaar beklaagde zich erover dat hij het copyright van zijn Max Havelaar aan Knopf moest afstaan; ten onrechte want er kwam immers geen herdruk van het boek. De derde en tot dusver laatste Engelse vertaling van Max Havelaar werd in 1967 bezorgd door Roy Edwards in de reeks ‘Bibliotheca Neerlandica’ van de reeks ‘A Library of Dutch Classics from Holland and Belgium’.
Vrije Universiteit Brussel oskar.wellens@pandora.be |
|