Over Multatuli. Jaargang 23. Delen 46-47
(2001)– [tijdschrift] Over Multatuli– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 54]
| |
Chantal Keijsper
| |
[pagina 55]
| |
boden boeken uit de leesbibliotheek, zoals we straks zullen zien. Ook door andere personages in Woutertje Pieterse wordt gelezen (en voorgelezen), en er vinden discussies over literatuur plaats. En dan is er nog Multatuli zelf die, volgens het programma van zijn Ideeën, zijn mening over bepaalde boeken en auteurs hier en daar tussen de woorden en gedachten van zijn personages wringt.Ga naar voetnoot5 In dit artikel wordt aandacht besteed aan de literatuur die door Wouter en zijn omgeving wordt gelezen. Wat lezen zij en welke rol speelt de lectuur in de ontwikkeling die Wouter van klein jongetje naar de zestienjarige Wouter doormaakt, wanneer het verhaal eindigt.Ga naar voetnoot6 | |
De familie Pieterse en de ‘bibliotheek’ van StoffelMultatuli situeert de Woutergeschiedenis in Amsterdam aan het begin van de negentiende eeuw. Wouter woont samen met zijn moeder, juffrouw Pieterse, zijn oudere broer Stoffel en zijn kleinere broertjes en zusjes in een kleine woning in de binnenstad. Stoffel, onderwijzer in hart en nieren, heeft de plaats van de overleden vader ingenomen. Hij is tevens het voorbeeld van negentiende-eeuwse braafheid en deugdzaamheid, maar hij is vooral saai. Het gezin is doopsgezind en er wordt naar de Bijbel geleefd; fatsoen is de norm. Romans worden er geweerd evenals schouwburgbezoeken. In het classificatiesysteem van Stoffel, waarin alle standen in een pyramide zijn geclassificeerd, behoort de familie Pieterse tot de ‘Burgerstand, IIIe klasse, zevende onderafdeling. Burgermensen “op kamers” wonende.’ In dit milieu worden ‘preken v.d. Palm’Ga naar voetnoot7 gelezen en leest men de Opregte Haarlemsche Courant (de ‘Haarlemmer’), samen met de buren van ‘III, 7, b2 (Pp)’, (p. 21) Er wordt dagelijks ten huize van de familie Pieterse een preek voorgelezen door de huisdominee, die hier echter door drankgebruik niet altijd toe in staat is. Dan neemt Stoffel het over: ‘Stoffel begreep, bij onstentenis van huisdominee, geroepen te zijn tot de preek van de dag.. Hij behandelde Ezechiel en de afscheiding van de tien stammen, en deed er wat bij uit Mattheus. Daarna ging-i over op de Makkabeeën, en sloot met Daniel, Paulus, 'n Onze Vader en de H. Geest.’ (p. 58) | |
[pagina 56]
| |
Tijdens de ‘avondjes’, wanneer de familie Pieterse visite heeft, wordt er gelezen in het Oude Testament (p. 33). Het Nieuwe Testament wordt gewoonlijk alleen op de zondagen gelezen, zoals blijkt uit het volgende citaat, waarin Wouter motiveert waarom hij het Nieuwe Testament heeft ‘verkwanseld’ om Glorioso te kunnen lenen: ‘Men zou 't Nieuw-Testament niet zo gauw missen, dacht-i, omdat de Zondag nog vér was, en in de week zou 'r niet naar gevraagd worden. Nog eens: 't was geen vingerhoed, geen breipen, geen suikerpot, of zo iets van dagelijks gebruik.’ (p. 15) Naast de bijbel bezit de familie Pieterse meer non-fictie boeken. In het milieu van de familie Pieterse heeft het boek status; wat in een boek staat is de waarheid. Zo verdedigt juffrouw Pieterse haar zoon Stoffel die beweert dat de mens tot de zoogdieren behoort, tegen een zeer beledigde juffrouw Laps met de woorden: - Maar mens, 't staat in 'n boek... omdeliefdewil, geloof me... 't staat in 'n boek.’ (p. 38) De status van het boek kan ook worden afgelezen aan de ‘bibliotheek’ van Stoffel, een enkele kast (!) waaruit het wasmeisje Femke, met wie Wouter bevriend is, geen almanak mag lenen: ‘- Ach neen, 't boek is van Stoffel en hij heeft gezegd, dat ik niets mag wegnemen uit z'n kastje. Dat is zijn bibliotheek, weet-je, omdat-i schoolmeester is.’, zegt Wouter haar (p. 83) Stoffels boekenbezit bestaat voor het merendeel uit boeken voor gebruik in zijn klas, zoals bijvoorbeeld De geschiedenis van Jozef, voor kinderen van W. van Oosterwijk Hulshoff, Verhandelingen over spelling (waarschijnlijke een uitgave voor scholen van Matthys Siegenbeek), De brave Hendrik en aardrijkskundeboekjes van Ippel. Daarnaast bevat de verzameling enkele stichtelijke en godsdienstige werken, zoals ‘Preken van dominee Hellendoorn... Katechismus van idem’, en een aantal overige titels, zoals ‘Werken van 't dichtlievend genootschap’ en een Reglement op de brandwacht. (p. 80) | |
Juffrouw Laps en de anderenOok in de kennissenkring van de familie Pieterse werd gelezen. De ‘typetjes’ hebben elk hun eigen lectuur waarmee Multatuli de verschillen tussen geloof, milieu en stand benadrukt. Zo is de gereformeerde kennis van de familie Pieterse, juffrouw Laps, een flat caracter die niet alleen naar de Bijbel leeft (of denkt te leven), maar die in elke zin minstens eenmaal ‘de Schrift’ noemt. Alle andere literatuur wordt door haar hartgrondig verworpen en wanneer meester Pennewip haar vraagt of ze wel eens een komedie heeft gezien, antwoordt juffrouw Laps: ‘Nee meester! Wat ik lees, lees ik in de Schrift... dát lees ik!’ (p. 127) Multatuli bekritiseert via juffrouw Laps het streng gereformeerde milieu dat volgens hem met de Bijbel in de hand verwerpelijke dingen doet of toestaat | |
[pagina 57]
| |
van anderen, zoals het slaan van kinderen. Hij laat juffrouw Laps op een avond bij de familie Pieterse thuis naar aanleiding van het streng straffen van enkele van de aanwezige kinderen opmerken:
Titelgravure bij het eerste deel van Glorioso (Amsterdam, 1805), Collectie Multatuli Museum.
‘“'t Was juist als in de Schrift stond”, zei ze en zij haalde 'n tekst aan waarin wordt voorgeschreven iemand te slaan. Waar 't staat, weet ik niet, maar 'k ben zeker dat 't érgens staat. Want in die Schrift staat alles. Vooral van slaan.’ (p. 35) Tegenover dit protestantisme staat het katholicisme van Femke en van pater Jansen. Wouter heeft duidelijk meer sympathie voor deze personages en hun geloof. Pater Jansen gedraagt zich vrij en onconventioneel, en hij heeft als een van de weinige volwassenen in het verhaal aandacht voor Wouter en diens problemen. Op een gezamenlijke tocht vertelt hij Wouter het volgende over zijn lectuur: ‘[...] ik heb thuis 'n Vulgata. Daar staat wat in! Ze is kwarto, zó dik, en dat in 't vierkant en in leer gebonden... 'n hele vracht! En er zijn sloten aan ook, Stijn [=de huishoudster, CK] schuurt ze alle weken blank. Welnu ik pak een van die koperen lippen met m'n pink en Stijn zegt paters op, en ik houd m'n Vulgata - altijd met die | |
[pagina 58]
| |
éne pink, moet je denken - tot quotidianum van de derde. En Stijn is niet heel vlug met 'r paters. Als ik ze zelf zei, bracht ik 't zeker tot remitte van de vierde, of misschien wel tot amen. Maar ik moet je 't bijzeggen dat wij katholieken geen kracht, macht en heerlijkheid hebben. Dat scheelt altijd 'n beetje. En... er is niets apokriefs in de Vulgata. Met 'n protestantse bijbel zou ik 't wel laten, dat vat je wel!’ (p. 478) Femke leest dagelijks in een katholiek godsdienstboekje, zij doet dit om ‘zalig’ te worden. Op een dag maakt zij Wouter deelgenoot van een boekje ‘waarin verzen staan’. ‘En Wouter las: Allerreinste moeder, Allerzuiverste moeder [enz.].’ (p. 77-78) Hij begrijpt er helemaal niks van en vraagt Femke of hij het boekje mee naar huis mag nemen om het te bestuderen. ‘Dit kon niet, want Femke moest het dagelijks gebruiken’, aldus Multatuli. (p. 79) En dan is er niet te vergeten Wouters onderwijzer, meester Pennewip, die het onsterfelijke ‘Roverslied’ van Wouter afkeurt omdat het niet over de deugd gaat, zoals de opdracht aan de schoolklas luidde. Daarentegen ziet hij wél schoonheid in het - door Multatuli in de Ideeën zo fel bekritiseerde - toneelstuk Floris V van Bilderdijk.Ga naar voetnoot8 Op een avond bij de familie Pieterse haalt meester Pennewip het boekje, dat hij speciaal voor die gelegenheid heeft meegenomen, uit zijn zak. Hij is duidelijk onder de indruk van het stuk, wanneer hij het woord neemt: ‘Het is een voortbrengsel of anders gezegd: een werk van een onzer eerste vaderlandse dichters, sprak Pennewip met plechtigheid, ja zelfs... ik zou durven zeggen van de eerste of... de voornaamste, ook wel de Vorst der Nederlandse dichteren genoemd. Hij is 'n man, die in godzaligheid voor niemand behoeft uit de weg te gaan.. In den vollen zin des woords zou ik hem durven rangschikken onder de Belijders. Dit boek, juffrouw, bevat een comedie, en wel van de soort die wij gewoon zijn treurspelen te noemen... omdat er iemand in sterft.’ (p. 128) Veel gelezen wordt er thuis bij de deftige familie Ouwetijd & Kopperlith, waar Wouter als jongste bediende terechtkomt nadat zijn vorige werkgever, Motto & Cie. failliet is gegaan. Deze handelsfamilie koopt geen boeken, maar leent ze, omdat het hebben van een particuliere bibliotheek niet bij hun milieu zou passen. Zij bezitten geen studieboeken, dichtbundels, toneelwerken enzovoorts, maar lenen romans, bij voorkeur Franse. Zo zit de ‘jongeheer Eugène [...] nog altijd over z'n romannetje gebukt’ (p. 354) en moet de werknemer Gerrit geregeld komen opdraven om boeken te ruilen voor de oude mevrouw Kopperlith: | |
[pagina 59]
| |
Voor Woutertje Pieterse viel ik terstond. Zelfs toen ik het boosaardige stuk schreef dat in de Multatuli-herdenkingsbundel Er is niets poëtischer dan de waarheid werd opgenomen, kon ik het niet over mijn hart verkrijgen iets kwaads over Woutertje Pieterse te zeggen. Er bestaat in onze taal geen humoristischer roman. [...] Al had hij Woutertje Pieterse maar voltooid. Het heeft niet zo mogen zijn, en daarom ben ik ook geen echte Multatuliaan...
Titelgravure bij het tweede deel van Glorioso (Amsterdam, 1805), Collectie Multatuli Museum.
| |
[pagina 60]
| |
Wouter Pieterse is even diep gedacht, even krachtig opgevat en even meesterlijk uitgewerkt als Max Havelaar. ‘Dat eeuwige boekenruilen stond in verband met haar verveling. Ze was geabonneerd in drie leesbibliotheken tegelijk, en verslond al wat daarin frans was. Dat er noch door haar, noch door wien ook van de andere familieleden ooit 'n penning besteed werd om een boek te kopen, spreekt vanzelf. Van 'n bibliotheek was geen spoor in den huize Kopperlith! De “heren” meenden dat zo-iets behoorde bij geleerdheid, 'n eigenschap waarvoor zij allerfatsoenlijkst de neus optrokken.’ (p. 190) Hoe groot is het verschil tussen deze besproken milieus en dat van de doktersfamile Holsma (‘deftige middelstand’), waar de kleine Wouter regelmatig op bezoek komt en in het gezin wordt opgenomen wanneer hij thuis problemen heeft. Hij kijkt zijn ogen uit: de opvoeding geschiedt in dit gezin zeer democratisch en met zachte hand en er wordt niet uit de Bijbel voorgelezen (er wordt zelfs niet gebeden aan tafel!) maar uit studieboeken zoals de Nederlandse Zeereizen, ‘naar de oorspronkelijke journalen uitgegeven door Bennet van Wijk’ (p. 154).Ga naar voetnoot9 Ook vinden er discussies over literatuur plaats waarbij de kinderen betrokken worden en brengt de familie regelmatig bezoeken aan de schouwburg. ‘Wanneer de lezer gewoon is aan effect-romans, zal 't hem bevreemden te vernemen, dat Wouters bezoek bij de familie Holsma grote invloed uitoefende op 't ontwikkelingsproces van z'n geest. Het spreekt vanzelf dat dit zich niet terstond openbaarde, doch er was 'n kiem van verandering in z'n gemoed gelegd, die niet weder kon verstikt worden. Van zelfstandig denken was nog geen spraak, maar hij wist nu toch dat er iets áls zelfstandig denken mogelijk was, al durfde hijzelf zich die weelde niet aanmatigen, waartoe hem dan ook de nodige rijpheid ontbrak. Niet hij, Wouter, zou 'n mening hebben, maar hij begon in te zien, dat er andere meningen bestonden dan die van z'n omgeving en dit was 'n grote stap.’ (p. 162) Deze vertegenwoordigers van verschillende, zeer uiteenlopende milieus en geloofsovertuigingen, hebben ieder hun specifieke leesgedrag en lectuur. Deze groep kan nog worden aangevuld met de ‘schoolmakkers’ van Wouter, die avonturenromans lezen en elkaar de verhalen uit deze boeken vertellen. Wouter wordt geconfronteerd met de opvattingen van al deze - zeer verschillende - mensen en zal in zijn ontwikkeling keuzes gaan maken. Het lezen speelt daarbij een belangrijke rol, zoals we hierna zullen zien. | |
[pagina 61]
| |
Wouters lectuurMet het lenen van Glorioso begint de Woutergeschiedenis. De karakterontwikkeling van de kleine Wouter wordt hiermee in gang gezet. Het lezen van Glorioso verandert zijn leven; geen dag zou meer als voorheen zijn. Niet alleen ontdekt Wouter het plezier van het lezen, hij kan ook gaan ontsnappen aan de banale realiteit van alledag. Want zijn leven is geen lolletje. Zoals we reeds hebben gezien, straalt het gezin Pieterse niet veel warmte en gezelligheid uit, en er is weinig liefde of aandacht voor de opgroeiende Wouter. Samen met haar zoon Stoffel vindt juffrouw Pieterse Wouter vaak lastig en er wordt hem regelmatig duidelijk gemaakt dat er - wanneer hij zijn gedrag niet verbetert - weinig van hem terecht zal komen. Het is niet moeilijk te raden dat Wouter gebukt gaat onder deze strenge en kille opvoeding.Ga naar voetnoot10 Hij wil avonturen meemaken, iets betekenen en bewonderd worden. Wouter bezit zelf geen boeken, maar leest wel boeken uit Stoffels ‘bibliotheek’. Volgens zijn moeder kent hij veel boekjes uit zijn hoofd. Deze deugd wordt echter tegen hem gebruikt, wanneer hij dingen doet die zijn moeder niet wil hebben: ‘Z'n onoverwinnelijke tegenzin in zuurkool bijv. paste geen jongen die zoveel boekjes van buiten kende’ [...]’ (p. 176) Romans komen in het huis van de familie Pieterse niet voor en Wouter weet dat dit genre thuis en ook op school verboden is. Tot Wouters verplichte stichtelijke literatuur behoort een godsdienstboekje waaruit hij door de dominee na kerktijd wordt overhoord. ‘De titel van 't boekje weet ik niet meer’, schrijft Multatuli, ‘maar de eerste regels waren: 1e vraag: Vanwaar hebt gij, en alles wat er is, uw oorsprong?’, waarop Wouter had willen antwoorden: ‘wel, van m'n moeder... maar in 't boekje stond: Van God, die alles uit Niet heeft voorgebracht.’ De tweede vraag luidde: ‘Hoe weet gij dit?’ waar Wouter, die er niets van begreep, op had moeten antwoorden: ‘Uit de Natuur en uit de Openbaring.’ (p. 60) Na het eerste jaar catechisatie krijgt Wouter van de dominee: ‘een boekje met drie honderd vijf en zestig bijbelteksten, één en twintig gebeden, evenzoveel dankzeggingen, een vader-ons, de tien geboden en de artikelen des geloofs. Er was 'n voorschrift bij hoe dat alles moest gebruikt worden: eens per dag, 'n jaar lang; driemaal daags, 'n week lang bij herhaling, en de rest quantum sufficit. Voorin stond op 'n ingeplakt blaadje: ter beloning aan WOUTER PIETERSE omdat hij de lessen in de Noorderkerk wel heeft opgezegd en ter aanmoediging om ter ere Gods op de ingeslagen weg voort te gaan. En daaronder stonden de namen van Dominee en Ouderling met krullen die Pennewip zouden beschaamd gemaakt hebben.’ (p. 60) | |
[pagina 62]
| |
Over Wouters schoolboeken komen we ook een en ander te weten in de Woutergeschiedenis. De meest aangehaalde zijn de boekhoudboeken van A.B. Strabbe (1741-1805). Daarnaast komen we titels tegen van Ippel, het Leesboek tot oefening in het kunstmatig lezen, geschiedenis-, aardrijkskundeboekjes en Pieterson's Geslachtlijst van Nederduitsche naamwoorden. Wouters kan zijn fantasie enigszins kwijt in het lezen en bekijken van zijn collectie zogenaamde centsprenten. Dit waren al dan niet gekleurde prenten met historische figuren en taferelen. Zo'n vel was in 12 of meer vakken verdeeld en kostte twee duiten. Wanneer de koper niet kapitaalkrachtig genoeg was, werd het vel door midden gescheurd en voor de helft van de prijs verkocht.Ga naar voetnoot11 Zijn verzameling bestond uit: ‘de zeer nauwkeurige gecostumeerde afbeeldingen der figuren uit Macbeth, Othello, Koning Lear, Hamlet, Toverfluit, Barbier van Sevilla, Freischütz en nog 'n tal van andere stukken, waarvan het een hem nog romantischer voorkwam dan 't ander.’ (p. 110) Wouter wordt getroffen door de helden op deze prenten. Die komt hij in de werkelijkheid niet tegen. Zijn vader is er niet meer en noch Stoffel noch de huisdominee of meester Pennewip zijn voorbeelden voor de naar avontuur hunkerende Wouter. Dan hoort hij op school van spannende avonturenromans, te leen bij leesbibliotheken. Daarin komen mannen voor die alles hebben waar Wouter naar op zoek is: moed, heldhaftigheid en avontuurlijkheid. Het kwaad is snel geschied: Wouter wordt ‘aangestoken met de romanziekte’! En Wouter is niet de eerste en enige lezer van Glorioso. De leesbibliotheekhouder uit de Hartenstraat nam ‘uit de kast 'n deeltje dat, vet en belezen op omslag en bladzijden tekens droeg van veel onzindelijk genot’. (p. 9) Wanneer Wouter jongste bediende wordt bij de firma Motto & Cie, die naast een tabakswinkel een leesbibliotheek beheert, hoeft hij niet langer in het geheim boeken te lezen en ze voor zijn familie te verbergen. Onder werktijd leest hij Sophia's reize van Memel naar Saksen en Paul Clifford van E. Bulwer Lytton (p. 194). Ook leest hij uit deze bibliotheek waarschijnlijk de streekromans, ‘dorfsgeschichten’ genoemd, waar Wouter aan denkt bij het verhaal van pater Jansen over een gedupeerde bruidegom. ‘In bijna alle Dorfsgeschichten die Wouter gelezen had, droeg zich de zaak op die wijs toe. Of zou pater Jansen de bruidegom hebben neergeveld?’ (p. 481) Door het lezen van romans kan Wouter ontsnappen uit zijn milieu en krijgt zijn verbeelding een sterke impuls.Ga naar voetnoot12 In deze romanwereld kan hij zichzelf | |
[pagina 63]
| |
Behalve zijn onvoltooide Woutergeschiedenis, het modern klein burgerlijk epos, heeft geen werk zooveel lezers gevonden als de Max Havelaar.
Titelgravure bij het derde deel van Glorioso (Amsterdam, 1805), Collectie Multatuli Museum.
| |
[pagina 64]
| |
idealiseren en uitgroeien tot een held die prinsessen moet redden en vijanden verslaan - Wouters ‘zucht naar het hogere’. Zijn fantasie wordt sterk geprikkeld, soms zo sterk dat het verschil tussen realiteit en fantasiewereld gaat vervagen. ‘Na Glorioso namelijk, en de onmogelijkheid om die waardig te vervangen, was-i in de namiddagen die hij vrij had, onwillekeurig weergekeerd naar de plek waar-i kennis had gemaakt met de boekerige romanwereld, en hoe grof ook de kleuren waren van 't eerste beeld uit die wereld dat zich aan hem voordeed, ja misschien juist óm de grofheid van die kleuren, hij voelde zich daardoor zó aangetrokken, dat-i zichzelf geheel veranderd voortkwam, en niet meer begreep hoe-i ooit z'n genot had kunnen zoeken in die taartjes op de hoek.’ (p. 23) Maar er gebeurt nog meer na het lezen van Glorioso. Wouter begint ook zijn omgeving anders te bekijken: ‘Ook verveelde hem z'n broer Stoffel, en z'n zusters, en juffrouw Laps, en huisdominee, en alles. En hij begreep niet waarom de hele familie niet naar Italië ging, om daar 'n behoorlijke roverij op te zetten.’ (p. 24) Niet lang na de ontdekking van de roverromans leert Wouter Femke en even later ook dokter Holsma kennen. Deze beide personages gaan een grote invloed uitoefenen op het opgroeien van de jongen. Wil Wouter zich ontwikkelen - dit is zelfstandig leren denkenGa naar voetnoot13 -, dan zal hij niet moeten vluchten uit de werkelijkheid - hetgeen door het lezen van romans wordt teweeggebracht - maar zal hij moeten studeren en zijn plichten met aandacht moeten vervullen. Dokter Holsma praat met Wouter over diens ‘naastbijliggende plicht’: ‘Er zijn op dit ogenblik heel andere vijanden te verslaan, dan de ridders uit je romans’, aldus de dokter (p. 331). Wouter moet de dokter beloven zich serieus te wijden aan zijn nieuwe baantje bij de firma Ouwetijd & Kopperlith en de avonturenromans laten liggen. Femke daagt Wouter uit om binnen drie maanden de beste van de klas te worden, hetgeen door Wouter zeer letterlijk wordt opvat. Hij begint terstond met studeren: ‘Hij begon met z'n “Ippel”, z'n “Strabbe”, z'n “Oefening in het kunstmatig lezen”, z'n “Vaderlandse en andere Geschiedenis-boekjes” lief te krijgen als gewaardeerde vijanden die hij onder de ogen zijner uitverkorene verslaan zou in eerlijke strijd. Zelfs “Pieterson's Geslachtlijst van nederduitse naamwoorden” begon z'n gemoedsstemming zeker waas van poëzie te verspreiden, dat alle andere Herkulessen zou beschaamd gemaakt hebben over de nietigheid van hun werk.’ (p. 169) | |
[pagina 65]
| |
Ten slotte nog een woord over Woutertje Pieterse. Ja, eigenlijk hadden we daarmede moeten beginnen of, nog beter, daaraan dit geheel opstel moeten wijden: want zij, die na ons komen, zullen dit wellicht zijn meesterwerk noemen.
Illustratie door Karel Müller.
Uit de Tsjechische vertaling van Woutertje Pieterse. Praag 1953. | |
[pagina 66]
| |
Lezen om zich te ontwikkelen - Wouter weet het wel, predikt het zelfs tegen Femke, maar kan in het dagelijks leven de verleiding van de avonturenromans dikwijls niet weerstaan en kan zijn fantasie niet altijd in de hand houden. Uit een fictief gesprek met Femke blijken zijn hogere idealen. Hij legt Femke uit dat ‘jij en ik’ dom zijn, maar: ‘we kunnen wat leren. En... daartoe leven wij. Zó is 't eigenlijk, zou ik denken. Ik wil je uitleggen, Femke, waarom ik dat geloof. Er was 'n tijd dat men geen boek kon drukken. Alle werken waren maar geschreven met de pen, en de zangen ook, en de psalmen ook, en de gebeden ook, - verbeeld-je, hoe lastig in de kerk! - zodat het heel wat in-had, 'n boek te krijgen. De mensen hadden kramp in de vingers van al dat geschrijf. En nu? Gut, bij m'n gewezen patroon - hij is weggelopen naar Amerika - stond 'n hele winkel vol boeken en de mensen betaalden maar 'n gulden per deel... als pand, weet-je? En vóór de uitvinding van die kunst van drukken - 't gebeurde te Haarlem in den Hout, en ik zou je de zaak precies kunnen vertellen, want er zijn versies op gemaakt - nu, toen was 'n boek zo duur, zó duur, dat... bijna niemand wat te lezen kreeg. En nu betaal je voor 'n hele almanak... met de verjaardagen van koning en koningin er bij, en ook 't weer, en de groenten die je zaaien moet, en paas, pinkster en hemelvaart, en de kermissen, en de maan, en de paardenmarkten, en de prentjes van nederlandse heldendaden... och, Femke, dat alles koop je nu voor één dubbeltje. Is 't waar of niet?’ (p. 213-214) | |
Tot slotTot het einde van de onvoltooide Woutergeschiedenis zien we Wouter worstelen met zijn ontwikkeling. Dagelijks moet hij kiezen tussen de moeilijke weg van dokter Holsma en Femke om via studie en hard werken in de realiteit een ontwikkeld iemand te worden, of de makkelijke weg van de romans die met hun mooie illustraties hem steeds proberen te verleiden tot het leven in de fantasiewereld. Niet zelden neemt Wouter zich serieus voor de moeilijke weg te gaan bewandelen, maar belandt hij halverwege toch weer in de fantasiewereld waarin hij als held hogere idealen probeert te verwezenlijken, zoals het bestrijden van onrecht, het helpen van arme mensen of het redden van hulpeloze prinssessen. Wanneer we naar Multatuli's poëtica en naar parallellen met zijn eigen leven kijken, is het aannemelijk dat Multatuli, wanneer hij de Woutergeschiedenis zou hebben voltooid, deze strijd in Wouters volwassen leven zou hebben laten voortduren, totdat de hoogste graad van ontwikkeling was bereikt: het heldendom. Wouter wordt dan - net als Multatuli's eersteling - een held! Het echte avontuur kan gaan beginnen: ‘En dan voort / Weer gespoord / Naar een nieuw avontuur...’ |
|