hoopt dat het jonge paar langdurig komt logeren. Multatuli toont zich sceptisch over het eventueel illustreren van de Wouter-geschiedenis. Vervolgens schrijft hij:
‘Dank voor den “wedstryd”. Daar is veel schoons in. Met aandoening ontwaarde ik dat ge my door M laat aanhalen. Wat ligt de tyd van de kruis sprook al ver achter my. Toen was ik bitter, nu: afgemat, lam, onverschillig.’ (Volledige Werken xxiii, p. 232)
Het is duidelijk, dat in deze passage de moderne lezer een gebrek aan referentiële kennis heeft ten opzichte van de ontvanger van de brief. Wat is dat voor wedstrijd? Wie is die M? En wat heeft de ‘Kruissprook’ uit Minnebrieven daarmee te maken? Het commentaar van de Volledige Werken laat ons hier in de steek. Aan de ‘wedstrijd’ wordt stilzwijgend voorbijgegaan en bij ‘M’ staat slechts de noot: ‘Niet achterhaald’.
De formulering die Multatuli gebruikt, wekt de indruk dat het hier om een werk van kunst gaat. Bij een publicerend persoon als Muller en bij het ‘aanhalen’ van Multatuli denkt men dan al snel aan een werk van letterkunde. Terecht merkt Marita Mathijsen in het reeds genoemde essay op dat een annotator vaak te kampen heeft met een gebrek aan bibliografisch apparaat. Het kan een hele toer zijn om een publicatie terug te vinden, zeker als het een publicatie in een of andere krant of tijdschrift betreft, maar in dit geval is dat niet zo moeilijk. De vrienden van Muller schatten zijn ego goed in, toen ze hem de in 1915 verrasten met de in deel 1 van het Biografisch woordenboek van het socialisme en de arbeidersbeweging in Nederland vermelde Lijst der geschriften, hem op zijn zestigsten verjaardag door vrienden aangeboden (in 1924 verscheen nog een Apppendix). Maar zelfs deze persoonsbibliografie hoeft men niet uit de magazijnen van enige bibliotheek te bevrijden om het hier gestelde probleem op te lossen. Een blik in Brinkman's Catalogus leert dat H.C. Muller in 1884 een geschrift publiceerde onder de titel De wedstrijd der kunsten. Dramatische proef. Wie dit 24 pagina's omvattende geschrift leest, vindt prompt het antwoord op de vragen die Multatuli's briefkaart oproept.
In De wedstrijd der kunsten organiseert Muller in het schimmenrijk een samenkomst van kunstenaars uit diverse disciplines, landen en eeuwen. Hun eigen kunst bezingend voor de blinde Homerus, zou de oude Griek moeten beslissen wie het beste is. Zoals te voorzien is, weigert Homerus tenslotte een uitspraak te doen, omdat de overwinning niet aan één enkele kunstenaar toekomt. De wedstrijd gaat dus als een nachtkaars uit.
Intussen hebben dan diverse kunstenaars proeven van hun kunnen afgelegd en hun kunst bezongen. Schrijvers als Dante, Shakespeare, Goethe, Schiller, Heine en - namens Nederland - Vondel doen hun zegje, gevolgd door een beeldhouwer als Michelangelo, schilders als Raphaël, Rembrandt en Jan Steen en de componisten Bach en Wagner.
Behalve Michelangelo treden nog twee andere cultuurdragers op wier naam met een ‘M’ begint: de dichter Alfred de Musset en de Hongaarse schilder Munkaczy. Op laatstgenoemde doelde Multatuli in zijn briefkaart. Michael