Reinder Storm
Arthur Japin De zwarte met het witte hart. Amsterdam, De Arbeiderspers, 1999. 14e dr. ISBN 9029523212. 389 p.
De zwarte met het witte hart is een uitzonderlijk boek. In deze historische roman verhaalt Arthur japin de geschiedenis van Kwasi en Kwame, twee Afrikaanse prinsjes die in 1837 op ongeveer tienjarige leeftijd naar Nederland werden overgebracht, als onderpand voor een onwettige slavenhandel van de Nederlandse regering. Ze kregen een degelijke opvoeding in hun nieuwe vaderland. Kwasi wortelde goed, en zou het liefst een echte Hollandse jongen zijn geworden, Kwame daarentegen probeert uit alle macht zijn oorspronkelijke cultuur te behouden. De opzet van het boek is fragmentarisch, haast als een scenario: in allerlei brokstukken, reisverslagen, dagboekaantekeningen, brieven, herinneringen, een lezing, wordt deze hoogst opmerkelijke episode uit de doeken gedaan. Het decor is afwisselend de westkust van Afrika, Holland, Weimar en Nederlands-Indië. Er zijn momentopnames uit verschillende periodes in verwerkt, afgewisseld met terugblikken van de hoofdpersoon van het boek, Kwasi Boachi, uit 1900. De stijl is zuiver, hier en daar afstandelijk maar toch werkelijk meeslepend.
Kwasi Boachi wordt opgeleid in Delft tot mijnbouwkundige en brengt vervolgens een belangrijk deel van zijn leven, vanaf 1850 tot aan zijn dood in 1904, door in Nederlands-Indië. Hij wordt er in de ontwikkeling van zijn carrière op even duistere als onmiskenbare wijze tegengewerkt, en het hoe en waarom hiervan te ontraadselen is de feitelijke plot van het boek. Bijzonder knap weet Japin tot op het laatst de spanning hieromtrent te bewaren. De roman is grotendeels op feiten gebaseerd, waarvan de bronnen tamelijk globaal worden aangeduid.
Omstreeks 1850 is Kwasi Boachi met zijn meerdere Cornelius de Groot op reis door de Indische archipel (deze De Groot wordt genoemd in een brief van Multatuli uit 1882 aan Lina de Haas). Op Ambon brengen Boachi en De Groot een avond door bij het echtpaar Douwes Dekker (p. 319-331). We leren hen tijdens deze korte episode, zoals te verwachten valt, kennen als een vrijmoedig en intelligent stel, dat onorthodox omgaat met geldende regels en gebruiken:
(gesprek tussen Cornelius de Groot en Tine)
‘Kom, ik wijs u uw kamers.’
‘Mijnheer Boachi slaapt bij de bedienden.’
‘Geen denken aan.’ Ze schatte nog in of Cornelius misschien een grapje