het lezen van dit boek niet gemakkelijk zijn. Nog weinigen zullen namen als Mansoer, Dewantoro, Gani, Tjipto Mangoenkoesoemo, Sjarifoedin, P.F. Dahler en D.M.G. Koch dadelijk in hun juiste contekst kunnen plaatsen. Glissenaar noemt uiteraard een groot aantal namen, maar het genoemde bezwaar doet zich des te sterker voelen omdat in het boek geen register is opgenomen.
Bij het lezen werd ik telkens weer getroffen door de toch betrekkelijk grote ruimdenkendheid van velen in de pers en de (betrekkelijke) liberaliteit van het gouvernement destijds. Mensen als de marxist Sneevliet, Douwes Dekker, en zelfs Soekarno werd, binnen ruime grenzen, weinig in de weg gelegd. Voor staatsondermijnende zaken lag dat anders, maar we moeten niet vergeten dat zulke vrijheid in het vooroorlogse Nederland ook zijn grenzen had. Het beeld dat de opvattingen van de ‘Vaderlandsche Club’ in Indië maatgevend waren, is op zijn zachtst gezegd bezijden de waarheid.
Wie ook streefde naar Indië los van Holland was D.M.G. Koch, oprichter van het toonaangevende blad Kritiek en opbouw. Hij woonde in Bandung in - wat wij noemden - een paviljoentje, op de Multatuli Boulevard (!), vlak bij ons om de hoek. Tot ver in de jaren vijftig bleef hij in Indonesië wonen omdat dat zijn land was. Teleurgesteld over de ontwikkelingen van na 1949 vertrok hij ten slotte toch nog naar Nederland. Koch verdient een studie zoals die van Glissenaar over E.F.E. Douwes Dekker.
Setiabuddhi, zoals D.D. bekend, werd bleef in Indonesië en stierf in 1950. Het zou interessant zijn als we zijn oordeel konden horen over het Indonesië van nu. Hij zou zeker verbaasd zijn dat de in 1914 speciaal naar aanleiding van hem, Tjipto en Soewardi, haastig in elkaar geflanste ‘haatzaai’-artikelen door Soeharto uit de kast gehaald werden en onder precies dezelfde Hollandse (!) naam gebruikt werden om de bladen Titik en Tempo een verschijningsverbod op te leggen. Zijn voor de hand liggende commentaar zou terecht zijn en blijk geven van eerzucht, naast martelaarschap; zoals hij dat zijn gehele leven al gedaan had. Maar zijn woorden zouden niét, zoals die van zijn oudoom Multatuli, nog honderd jaar later klinken alsof ze de dag tevoren geschreven werden.