Over Multatuli. Jaargang 21. Delen 42-43
(1999)– [tijdschrift] Over Multatuli– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 43]
| |
Annemarie Kets-Vree
| |
[pagina 44]
| |
van N[ieuw] Guinee, ik heb de 2e Kamer 'n onbruikbaar kollegie genoemd, ik heb ('t eerst!) gezegd dat er verrotting was in den staat. -’Ga naar voetnoot3 En inderdaad: al die vermeldingen in het register van Multatuli's Volledige werken tonen het overtuigend aan: Dekker heeft zijn vijand op vrijwel alle terreinen fel bekritiseerd: als leider van de liberale burgerij, als auteur van de Historische schetsen, als minister en als de vader van de Grondwet en de Kieswet. Thorbeckes overlijden in 1872 maakt geen einde aan Dekkers aanvallen: er volgen nog 107, bepaald niet vleiende, grafschriften en als er vervolgens plannen worden gemaakt voor een standbeeld voor de overleden staatsman is dit voor Dekker aanleiding zijn grieven nogmaals naar buiten te brengen. De Multatuli Encyclopedie vat het aldus samen: ‘[hij] schold hem uit, bij zijn leven en na zijn dood.’Ga naar voetnoot4
Wie het werk van een bepaalde schrijver uitgeeft, moet leren de door hem beschreven wereld met diens ogen te bezien, ook al houdt hij er persoonlijk misschien andere opvattingen op na. Het lijkt me niet erg kies om in aanwezigheid van de spreker van vandaag als het ware namens Douwes Dekker zijn bezwaren tegen de ‘thorbeckeritis’ nog eens in extenso uit de doeken te doen. In plaats daarvan wil ik u een glimp laten zien van de Thorbecke die ik in mijn huidige onderzoek heb leren kennen. Via de bril van Johannes Kneppelhout alias Klikspaan, de schrijver van de Studentenschetsen, zien we Thorbecke rond 1840 functioneren als hoogleraar rechten in Leiden. Klikspaans oordeel is uitgesproken positief. Naar zijn zeggen waren Thorbeckes colleges zeer in trek. Dat is ook te zien op een litho van Klikspaans vaste illustrator Alexander Ver Huell, die de collegezaal in de tuin van Thorbeckes huis aan de Leidse Garenmarkt heeft afgebeeld. Het vertrek is meer dan gevuld met (uitsluitend mannelijke) studenten, terwijl dienstboden ijverig extra stoelen aandragen. In tegenstelling tot zijn collega's, die jaar in jaar uit dezelfde dictaten voorlazen inclusief de in de marge bijgeschreven grappen, gaf ‘de Thor’, zoals zijn studenten hem liefkozend noemden, echt les. Hij sprak uit het hoofd en liet zijn toehoorders naar eigen inzicht de hoofdzaken noteren. Voor Klikspaan - over het algemeen niet mals met zijn kritiek - is Thorbecke de ideale leermeester. ‘Indien het alle Hoogleeraren behagen kon’, zo schreef hij in 1841, ‘aldus hunne lessen in te rigten zouden zij hun collegie te gelijk aangenaam, opwekkend, onmisbaar maken, in plaats van, zoo als nu, helaas! meestal geschiedt, den Studenten een dagelijksch voorbeeld te geven van vadsige sleur, opdat zij daaraan van lieverlede gewennen en gedurende hun volgend leven aan alles wat gemakkelijk, traag en leuterig is met de liefde van eene schapenteek vastgezogen blijven.’Ga naar voetnoot5 | |
[pagina 45]
| |
‘Historica diplomatica’ door Alexander Ver Huell, ca. 1873. Prof Thorbecke geeft college.
De eeuw waarin Thorbecke en Douwes Dekker leefden en waarop beiden hun stempel hebben gedrukt, is ver van ons af komen te staan. Dat blijkt alleen al uit zo'n lange en omslachtige zin van Klikspaan. Toch is dat verleden niet onbereikbaar geworden. Getuigenissen van allerlei aard - officiële documenten, maar ook fictionele werken als de Havelaar en de Studentenschetsen - bieden ons de mogelijkheid een blik te werpen in de wereld van onze voorouders. De negentiende-eeuwse standenmaatschappij bestaat niet meer, maar Batavus Droogstoppel, in wie Multatuli die maatschappij een gezicht heeft gegeven, leeft nog steeds. Alleen - zoals een patriciërswoning uit de Gouden Eeuw of, recent nog, Kasteel Haarzuilens tot een ruïne dreigen te vervallen als ze niet worden onderhouden, zo zakt ook ons literaire erfgoed in de vergetelheid weg als we niet aan literaire monumentenzorg doen. Willen we toegang krijgen tot de wereld van Max Havelaar en Batavus Droogstoppel, dan moeten we iets weten van verloren gegane instellingen als de Nederlandsche Handel-Maatschappij en haar koffieveilingen. Dan is het nuttig om te weten dat het Pak van Sjaalman niet een lijst van lukraak bijeen gesprokkelde onderwerpen is, maar - integendeel - refereert aan talrijke kwesties die toen volop in de belangstelling stonden. Dan heeft zelfs een detail als de driegulden waarmee Droogstoppel een oude en onbruikbaar geworden knecht wil wegsturen betekenis, aangezien Droogstoppels tijdgenoten heel goed wisten dat die munt allang uit de roulatie was genomen. Literaire monumentenzorg houdt in: de lezer behulpzaam zijn bij het overbruggen van de afstand tussen nu en toen. Ontsluiting van de bron vraagt, | |
[pagina 46]
| |
zeker bij historische teksten, om uitvoerige commentaar: woordverklaringen, maar ook informatie over historische achtergronden, onbekende personen en literaire toespelingen. Het Constantijn Huygens Instituut voor tekstedities en intellectuele geschiedenis heeft tot taak het Nederlandse literaire erfgoed vanaf de middeleeuwen tot en met de twintigste eeuw voor hedendaagse lezers toegankelijk te maken. Op het CHI wordt gewerkt aan edities van onder andere de Lancelotcompilatie, de Opera omnia van Erasmus, de brieven van Vincent van Gogh en de gedichten van Achterberg. In 1992 verscheen er bij het CHI een historisch-kritische uitgave van Max Havelaar in een reeks die niet toevallig de naam ‘Monumenta Literaria Neerlandica’ draagt. Nu verschijnt er op basis van die wetenschappelijke editie in de reeks ‘Nederlandse Klassieken’ van Uitgeverij Prometheus/Bert Bakker een uitgave van hetzelfde werk in een vorm die zich richt op een breder publiek van cultureel geïnteresseerde lezers. Het doet mij veel genoegen dat het hoogtepunt van onze negentiende-eeuwse letterkunde een plaats heeft gekregen binnen deze reeks en het is mij een eer het eerste exemplaar van deze uitgave te mogen aanbieden aan de heer Vonhoff. |
|