Chantal Keijsper
Eduard Douwes Dekker / Multatuli, Ik ben zwanger van denkbeelden. Toelichting: Annemarie Kets-Vree. Amsterdam, Em. Querido's Uitgeverij B.V., 1996. Griffioenreeks.
Tussen 24 februari en 6 mei 1851 schreef de toen 30-jarige Dekker vanuit Menado een zeer lange brief aan zijn jeugdvriend Arie Cornelis Kruseman (1818-1894). Kruseman was inmiddels een belangrijk boekhandelaar-uitgever te Haarlem van vele literaire en wetenschappelijke werken. Hij gaf ook het mode- en handwerkperiodiek Aglaja uit, dat de ‘onhandige’ Sjaalman in de Max Havelaar liet vallen op een boekverkoping.
Het doel van de brief is duidelijk: Dekker wil zekerheid over zijn schrijfkunst en vraagt Kruseman, die hij vleiend ‘de moedige Uitgever’ noemt, om zijn toekomstig werk over ‘Belasting, Schoolwezen, Pauperisme, Christendom, Kolonisatie, Bestuur, Koningen’ te publiceren. Want hij heeft ‘over dat alles folianten klaar - op 't schrijven na’. Hij is ‘zwanger van denkbeelden’, schrijft hij elders in de brief.
Dekker is serieus: ‘Veel had ik ervoor over zekerheid te hebben of ik tot iets goeds in staat ben of niet; want de gedurige twijfel daaraan beneemt mij de kracht tot doorzetting die ik toch zo hoognodig heb om mijn traagheid te overwinnen. Met ijver zal ik iets beginnen - de opgewondenheid die al wat er is op 't gebied der Esthetiek leven geeft - er is kracht genoeg - maar zie, ik hoef me maar even in het hoofd te halen: “'t is toch maar prulwerk” en weg is de impressie. -’
In het epistel van vierenveertig dichtbeschreven pagina's vertelt Dekker onder andere over zijn leven als secretaris van Menado, zijn huiselijk leven - zijn vrouw Tine ligt ziek te bed en Dekker is bang dat zij zal sterven - en zijn eerdere ervaringen in Nederlands-Indië. Ook geeft hij beschouwingen over van alles en nog wat: poezië, schrijvers (bijv. Bosboom Toussaint), Napoleon, geloof, opvoeding en onderwijs. Zijn literaire kwaliteiten moeten verder blijken uit het opnemen van vroeger werk: (gelegenheids-)gedichten en Losse bladen uit dagboek van een oud man. De vorm van de brief is die van zijn later geschreven bundels Ideën (maar dan zonder nummering): ogenschijnlijk ongeordende stukken tekst van zeer verschillende lengte. De Losse bladen uit het dagboek van een oud man is in deze brief op dezelfde wijze tussen andere tekstpassages opgenomen als het verhaal van Woutertje Pieterse vele jaren later in de Ideën. ‘De combinatie van brief en inlassingen is een demonstratie van zijn [=Dekkers] veelzijdigheid: hij beheerste de genres van het verleden, maar was ook iemand met een eigen toon, een auteur van de toekomst’, schrijft Kets-Vree in haar toelichting.
De brief wordt door Kruseman niet beantwoord. Nog hoopvol gestemd,