Over Multatuli. Delen 38-39
(1997)– [tijdschrift] Over Multatuli– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 17]
| |
Gary L. Baker
| |
[pagina 18]
| |
Met het woord partij duidde men een losse groepering van mensen aan, die in het algemeen dezelfde politieke inzichten hadden, maar zich overigens niet strikt aan een duidelijk, gedetailleerd programma bonden. In de Kamers behield ieder lid zich het recht voor om geheel naar eigen mening te stemmen. Het is dan ook vaak zeer moeilijk om in de vage, vlottende groeperingen een bepaalde partij-indeling te onderscheiden. Er waren zekere kernen van politieke wil waaromheen zich, in een spel van aantrekking en afstoting, individuen heen en weer bewogen. Thorbecke zelf was zo'n kern [...].Ga naar voetnoot3 Het parlement was er niet om een heel volk welwillend en onbaatzuchtig te dienen, maar bestond uitsluitend om der wille van hen die het vertegenwoordigde: de aristocratie, de upper middle class en de geschoolde middenklasse. Multatuli stelt dat een ‘overheersend kenmerk’ van het parlementaire systeem het ‘gebrek aan verantwoordelijkheid’Ga naar voetnoot4 is en hij omschrijft het systeem als ‘'n overeenkomst tussen vyf, zes, acht personen, om tezamen één - dat is géén - geweten te hebben.’Ga naar voetnoot5 Multatuli is de mening toegedaan dat het parlementaire systeem zoals hij het kent de politieke status quo in stand houdt, waarbij de lagere klassen schaamteloos worden uitgebuit ten gunste van de hogere. In deel IV van zijn Ideën laat Multatuli blijken dat Vorstenschool zijn opvattingen over ‘staatkunde’Ga naar voetnoot6 behelst. Met name uit Louise's alleenspraken vernemen we de theoretische grondslag van Multatuli's politieke opvattingen. Koningin Louise, dikwijls in aanwezigheid van haar zwijgende moeder, geeft geregeld omvangrijke monologen ten beste over het karakter van de regering zoals zij dat ziet. Een goed voorbeeld van haar opvatting over haar positie als koningin is de fameuze droom waarin zij verhaalt van een engel die haar was verschenen en haar vraagt: ‘Wat wilt ge, koningin of mens zyn, sprak hy, | |
[pagina 19]
| |
Tenslotte verlangt Louise een koningin te zijn die in de eerste plaats zal worden herinnerd door haar volk om haar integriteit, als een staatshoofd met een menselijk hart: Een eerzuil wil ik, ja... maar niet van steen, Aldus laat Multatuli Louise verlangens uiten die qua strekking geheel tegengesteld zijn aan de gesignaleerde onverantwoordelijkheid en gewetenloosheid van het heersende parlementaire systeem. Louise is tenslotte koningin, en dus niet verkozen maar ‘goddelijk’ geroepen tot haar ambt. Voorts vervult zij dat ambt door met haar volk te lijden, en niet door dat lijden te veroorzaken of, erger nog, te ontkennen. Vanuit haar machtige positie is zij niet uit op persoonlijk materieel gewin maar onderkent zij het symbiotische verband tussen verschillende klassen of individuen uit verschillende klassen. Aldus schetst Multatuli de noodzaak van een maatschappijstructuur die is gebaseerd op wederzijdse verstandhouding tussen een volk en haar leiders, en niet op uitbuiting.
Titelpagina van de eerste afzonderlijke uitgave van Vorstenschool, 1875.
In een beknopt historisch overzicht stelt Peter Szondi dat toneel als zodanig, oorspronkelijk ontstaan in het Elizabethaanse Engeland, zich ontwikkelde in Frankrijk in de 17e eeuw en de Duitse klassieke periode aan het eind van de 18e eeuw tot een ‘“document” of history’ die tenslotte een ‘historico-philosphical nature’ verraadt.Ga naar voetnoot9 Multatuli's Vorstenschool, met zijn sociale, politieke en filosofische opvattingen is te plaatsen, zij het betrekkelijk laat, in deze traditie van Europees toneel met een historisch-filosofische inslag. De didactische aspecten van Vorstenschool, waarin een koning van zijn vrouw leert hoe hij een goed en rechtvaardig staatshoofd moet zijn en waarin een werkmansvrouw de waarde leert kennen van poëzie, | |
[pagina 20]
| |
geven aan dat Multatuli het theater en het toneel op een bepaalde manier gebruikt. Hij verwijst naar theater als ‘Volksopvoeding’Ga naar voetnoot10 en stelt dat het toneel de ‘“planken [zijn] die de wereld betekenen.”’Ga naar voetnoot11 Multatuli blijkt aldus vertrouwd te zijn met het theater in de betekenis die er door Szondi aan wordt gegeven. Multatuli heeft het medium om zijn opvattingen over het parlement te vertolken zorgvuldig gekozen. In Idee 11 verklaart hij: ‘Om 'n gedachte uittedrukken, moet die geworden zyn tot beeld, dat is tot denkbeeld. Zo'n beeld moet men leren tekenen.’Ga naar voetnoot12 Men zou kunnen zeggen, Multatuli's drang tot schrijven volgt uit het verlangen een bepaald concept voor te stellen, te ‘representeren’, wat een interessante paradox oplevert als men bedenkt dat hij het parlementaire systeem kritiseerde, waar ook kamerleden het volk ‘representeren’. Hij verwijst naar zijn dramatische creatie als een denkbeeld, of: gedachte wordt beeld. Multatuli's doel in Vorstenschool is zijn opvattingen bekend maken door acteurs en actrices die karakters ‘representeren’, die op hun beurt een bepaald concept ‘representeren’ aan publiek. En, ofschoon Louise de woorden spreekt, de dramatische situatie toont de spanning en de kloof die Multatuli constateert tussen de rol die de overheid in de Nederlandse samenleving speelt en wat naar zijn opvatting die rol eigenlijk zou moeten behelzen. Het denkbeeld dat uit Multatuli's drama oprijst krijgt de functie van een meta-taal waarmee hij spreekt over politieke ethiek of sociale kwesties, zonder te vervallen in het taalgebruik van politici. De vorm van het drama maakt taalgebruik en beeldspraak mogelijk die, ongehinderd door meerduidige, enge en ongrijpbare associaties van de politieke terminologie, een verrassende blik biedt op het politieke bedrijf. Hier toont Multatuli meesterlijk rechtschapenheid als persoonlijke eigenschap in dienst van rechtvaardigheid in de specifieke situatie van het drama. Het conflict ontwikkelt zich rondom de advocaat, minister en tweede adviseur van de koning, Van Huisde, die heeft samengezworen om de positie te bemachtigen van een zekere De Weert die zich op dat moment mag verheugen in de aandacht en het grootste vertrouwen van Louise's echtgenoot, koning George. Van Weert, zo wil de intrige, heeft een bezoek afgelegd bij Hanna, een arm naaistertje, die zich heeft verloofd en ondanks haar armoede zich heeft ontfermd over een buurkind van wie de moeder overleden is. Hanna is niet bekommerd om ‘fatsoen’ waar het het kind betreft, en ze is dan ook een perfect doelwit voor roddel en achterklap. Van Huisde laat een beurs vol geld op Hanna's drempel achter. Iemand uit de kringen van het hof, aangenomen wordt Van Weert, vindt de beurs en neemt hem mee, onder de ogen van een buurtgenoot van Hanna, van wie prompt wordt aangenomen dat zij er een nog heel wat verachtelijker baantje op na houdt. Hanna moet dan natuurlijk naar de koning snellen en verklaren dat | |
[pagina 21]
| |
Van Weert haar nooit in die zin bezocht heeft, wat dan de vraag doet rijzen waar Van Weert dan eigenlijk wél uithing. Van Huisde heeft dan zijn antwoord klaar: Van Weert bracht avonden en nachten door in koningin Louise's aanwezigheid, wat er vervolgens toe moet leiden dat de koning alle vertrouwen in De Weert verliest. Van Huisde komt zodoende in aanmerking voor de positie van naaste vertrouweling van de koning. Interessant is dat Van Weert niet éénmaal op het toneel verschijnt en op de lijst van dramatis personae ontbreekt. Dit benadrukt zijn obligate en loze functie in het geheel, parallel aan die van leden van het parlement.
Jan Rudolph Thorbecke
| |
[pagina 22]
| |
Aldus beraamt Van Huisde een plan, ten koste van koningin Louise, dat de grenzen van schijn en werkelijkheid doet vervagen: 't Verschil van blyk en schyn is vaak gering, In het spel met dit subtiele en subjectieve onderscheid tussen schijn en werkelijkheid vertolkt Van Huisde Multatuli's grootste bezwaar tegen het parlementaire systeem zoals dat ontworpen is door Thorbecke's liberalen. Elke vorm van absolute waarheid, absolute verantwoordelijkheid, absolute rechtvaardigheid, elk spoor van broederschap, van saamhorigheid of individuele vrijheid verdwijnen in de subjectieve interpretatie van persoonlijke belangen van hen die over macht en rijkdom beschikken. Nogmaals, Van Huisde gebruikt een meta-taal die onderstreept dat absolute waarheid in het staatsbestel niet bestaat, als gevolg van de versnippering door het representerende in plaats van het verantwoordelijke regeringssysteem. Multatuli baseert zijn mensbeeld op menselijke integriteit, op verplichting jegens de medemens, en hij hecht grote waarde aan de integriteit van de menselijke geest en, zodoende, ook aan kunst. Elke regeringsvorm die deze aspecten van het menselijk bestaan blootstelt aan individualistische of partijpolitieke uitbuiting heeft zijn werkelijke doel uit het oog verloren en is schadelijk als maatschappelijke grondslag. Het is niet juist Vorstenschool in direct verband te brengen met de Nederlandse wetshervormer van 1848, J.R. Thorbecke. Ook het toevallige feit dat Thorbecke stierf in het jaar waarin Vorstenschool voor het eerst werd gepubliceerd is geen reden om aan te nemen dat het stuk iets met Thorbecke te maken heeft. Voor Multatuli was Thorbecke niet zozeer een persoon maar de personificatie van een verwerpelijke politieke handelwijze. Wanneer Multatuli de grote feilen van de regering in zijn dagen kritiseert, richt hij zich tot Thorbecke. Thorbecke vertegenwoordigt het tegenovergestelde van koningin Louise en, op den duur, koning George wanneer Multatuli Thorbecke's politieke opvatting als volgt definieert: ‘Hy brengt het gehele Volk, al z'n belangen, wensen, hoop en rechten, terug tot dit ene: besturen, regeren, heersen. En dit alles, niet ten behoeve van dat Volk, geheel en alleen met het oog op de belangen of 't vermaak der heren die van dat besturen, enz. een vak maken, 'n uitspanning, een métier.’Ga naar voetnoot14 Hierin ligt ook de betekenis van Louise's keuze voor ‘lyden’ boven ‘heersen’. Thorbecke's beperkte opvatting over het landsbestuur geplaatst naast Multatuli's ruimere benadering: maatschappij, staat en regering (Idee 4 luidt: ‘Een verzameling van | |
[pagina 23]
| |
hout, steen, kalk enz. is niet altijd 'n gebouw.’Ga naar voetnoot15) toont de regering Thorbecke onoprecht en verdeeld en dus als inhalig en tiranniek van aard. Multatuli schreef Vorstenschool om de ‘“staatkundige” ziekten van de dag’Ga naar voetnoot16 aan de kaak te stellen. Dit verklaart Multatuli's frustratie betreffende de Nederlandse politiek en stelt en passant dat deze van binnen rot is.Ga naar voetnoot17 Een concreet punt waarop Multatuli's kritiek zich richtte was Thorbecke's kieswet die het stemmen alleen toestond aan mannen uit de gegoede klassen. Alleen zij konden dus invloed uitoefenen op de politieke en economische koers van Nederland. Multatuli stond een algemeen kiesrecht voor evenals vertegenwoordiging van alle klassen in de volksvertegenwoordiging.Ga naar voetnoot18 In 1850 was slechts 10,7% van de Nederlandse mannen (2,66% van het gehele Nederlandse volk) stemgerechtigdGa naar voetnoot19 en deze percentages waren omstreeks 1880, toen er enige beweging kwam in het kiessysteem, nog niet veel anders. Bovendien achtte Thorbecke, volgens Multatuli, de overheid niet verantwoordelijk voor de materiële of geestelijke welvaart van het Nederlandse volk.Ga naar voetnoot20 Met name dit was voor Multatuli niet te begrijpen, aangezien het parlementaire systeem geacht werd een verbetering te zijn ten opzichte van het feodalisme. De scherpste aanval van Multatuli op Thorbecke, en dus op het regeringssysteem dat hij vertegenwoordigde, deed hij toen hij over de inmiddels overleden politicus beweerde: ‘Thorbecke was niet excentriek, en bezat niet eens de fouten, laat staan de verdiensten van 'n groot man. Hy was noch artist, noch dichter, noch wysgeer... hy was dus geen Staatsman.’Ga naar voetnoot21 De volledige betekenis van deze kritiek ligt in specifieke filosofische vooronderstellingen die in Multatuli's gedachten ingewikkeld met elkaar verbonden zijn. De drie figuren uit de lagere klasse in Vorstenschool, Herman, Hanna en Albert vertegenwoordigen strijd, liefde en kennis. Van Herman kennen we de bereidheid om met geweld zijn bedrogen zuster te wreken. Hanna is de liefde, ze is verloofd en ontfermt zich desondanks onbaatzuchtig over een kind van wie de moeder gestorven is, en dat anders zou zijn overgeleverd aan een drankzuchtige vader. Albert is een ambitieuze ambtenaar die oog heeft voor de omstandigheden van de armen, mooie poëzie schrijft en een juridische graad heeft. In Multatuli's visie is Albert de ideale politicus. De drie figuren kijken toe hoe Louise, beschermvrouwe der waarheid, Van Huisde's samenzwering ontmaskert en hem | |
[pagina 24]
| |
tot boete voor zijn wandaden dwingt door hem zo diep mogelijk te laten buigen voor Hanna. Koning George aanschouwt de gehele scène en roept uit: ‘By God, 'k zal anders worden dan ik was!’Ga naar voetnoot22. Waarmee hij eigenlijk aangeeft ook een plaats te willen verwerven ‘... in het hart des Volks...’Ga naar voetnoot23. George verbindt liefde, kennis en strijd, via waarheid en rechtvaardigheid, met de werkelijkheid van zijn eigen positie en verandert in wat een echte vorst moet zijn. George heeft deze essentiële eigenschappen, voor zijn ogen vertolkt door Herman, Albert, Louise en Hanna, in zich opgenomen om te worden tot een ideale leider en een centrale, heersende figuur. Alleen met deze eigenschappen beschikt een leider over het instrumentarium om te regeren met een allesomvattende verantwoordelijkheid, met voldoende aandacht voor die aspecten van het leven, die Thorbecke uit zijn politieke verantwoordelijkheid had uitgebannen. Ze omvatten de materiële, geestelijke en zelfs esthetische welvaart van het volk.
We kunnen niet beoordelen hoe George het er na zijn transformatie tot ideaal heerser vanafbrengt. Men wordt overigens geacht hem op zijn woord te geloven. Toen Thorbecke in 1849 aan de macht kwam werd hem door zijn opponenten gevraagd wat alzo zijn politieke principes behelsden. Thorbecke antwoordde: ‘“Wacht op onze daden.”’Ga naar voetnoot24 Welnu, Multatuli beoordeelde Thorbecke, juist of onjuist, op zijn daden.
(vertaling R. Storm) |
|