Over Multatuli. Delen 34-35
(1995)– [tijdschrift] Over Multatuli– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 51]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
B. Luger
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 52]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Dekker vraagt hem een correspondentieschaker voor hem te vinden. De Lelie heeft vervolgens de Amsterdamse apotheker J.L. Switzar bereid gevonden. Kort tevoren had Dekker een drietal partijen tegen S.E.W. Roorda van Eysinga gespeeld, maar die was geen partij gebleken. Bij Roorda waren de stukken van het bord gevallen, waarna hij niet in staat was gebleken de partij weer correct terug te zetten. Aan zo iemand viel weinig eer te behalen. Met Switzar wisselde Dekker tussen 1873 en '75 zes partijen (VW XVI en XVII). In maart 1875 laat hij Switzar dan weten voorlopig geen tijd meer voor briefschaak te hebben. Voor zover bekend is het er sindsdien niet meer van gekomen. Switzar bewaarde nagenoeg alle aan hem gerichte briefjes en briefkaarten, inclusief Dekkers aan De Lelie gerichte brief. De schaker-publicist Lodewijk Prins publiceerde ze in 1970 in het boekje Multatuli en het spel van koningen.Ga naar voetnoot2 Sindsdien beschikt het Multatuli-museum over de fotokopieën. De partijen met Roorda waren onvolledig overgeleverd; bij zijn publicatie van het bewaard gebleven materiaal reconstrueerde Prins de ontbrekende zetten. Die zeker overtuigende reconstructie werd helaas in VW XV niet overgenomen, waardoor de lezer geen fluit heeft aan de wèl gepubliceerde zetten. Het boekje van Prins verscheen onder auspiciën van het Multatuli-genootschap. In zijn voorwoord bedankte hij Stuiveling, Ett en Bij voor hun steun. Waar die steun uit bestaan heeft, ontgaat de lezer, want zowel in het ontcijferen van de handschriften als in het Multatuli-gerichte commentaat slopen ettelijke fouten, zoals ik aantoonde in een bespreking van het boekje in De Gids.Ga naar voetnoot3 Toen Stuiveling kort daarop afscheid nam van de Universiteit, boden (oud-)medewerkers en vrienden hem een bundel aan, waaraan ik een opstel bijdroeg over het schaken van Multatuli.Ga naar voetnoot4 Met de correcte publicatie van twee partijen van Dekker, voorzien van schaakhistorisch commentaar, hoopte ik te zijner tijd de editeuren van het Volledig Werk van dienst te kunnen zijn. Het ging om de zesde en laatste partij tegen Switzar, bijna gelijktijdig gespeeld met de eerste en enige partij tegen A. van der Linde, de schaakhistoricus en Coster-deskundige, een man die zich in zijn latere leven een tweede Multatuli, ja, een Plurimatuli gevoeld had. Beide partijen waren overigens door Dekker gewonnen, nota bene terwijl hij van huis was voor het bijwonen van repetities en première van Vorstenschool. Naar de mening van Prins waren het de meest toonbare die de amateur Dekker ooit gespeeld had. Beide publicaties, in De Gids en in de bundel Weerwerk, bleven niet onopgemerkt. Het SchaakbrevierGa naar voetnoot5 van Frank en Ten Have vermeldde ze bij het lemma | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 53]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
‘Multatuli’. In kringen van editeuren van Multatuli's Volledig Werk moeten ze onbekend gebleven zijn. Immers te pas en onpas kwamen Prins' commentaren in het VW terecht, inclusief fouten in weergave en commentaren.Ga naar voetnoot6 Maar soms dutte ook Prins al. In een brief van (waarschijnlijk) 10 november 1873 schreef Dekker per vergissing: ‘Dat ik nu de pion E6 opgeef..’, waar alleen pion f6 bedoeld kan zijn. Prins, die de partij ongetwijfeld op het bord had, verzuimde te corrigeren en de editeur van VW dwaalt dus in commissie. In zijn brief van 11 februari 1874 schrijft Dekker: ‘16 f2-E3 (neemt paard)’. Dat is correct en kan ook moeilijk anders, want het is een reactie op 15. g4-e3, zoals in hetzelfde briefje herhaald wordt. Een pion kan nu ten enen male geen paardzet uitvoeren... behalve in het VW waar staat: ‘(neemt pion)’ (VW XVI: 423). Het klakkeloos varen op het kompas van Prins leidt tot een dwaze fout in VW XVI: 479 waar nota bene onder Dekkers ondertekening van zijn brief van 19 maart 1874 staat: ‘Er volgde: 26... Le6-h3† 27 Kg2xh3 Te8xe4’. alsof die toevoeging van zijn hand is. Maar de fotokopie bevat niets dergelijks; het gaat dan ook om commentaar van Prins. Een aardig extraatje voor de lezer-schaker is weer dat bij elk briefje met schaakzetten verwezen wordt zowel naar het voorafgaande als het eerstvolgende briefje. Zodoende hoeft men minder te bladeren en te zoeken als men de partij zou willen naspelen. In principe is die service natuurlijk inkonsekwent ten opzichte van andere onderwerpen in de brieven die zonder zulke verwijzingen blijven, maar wie zal in gemoede klagen over zoveel gedienstigheid. De vreugde is echter van korte duur, want de service wordt gestaakt na het XVIe deel. Wat ook vervalt is het klakkeloos overgenomen commentaar van Prins, wat wel tot minder fouten aanleiding geeft, maar de lezer herhaaldelijk in het duister doet tasten. Zo ontbreekt nu de toevoeging dat Van der Linde de partij in diens tijdschrift De Schaakwerld (1875) publiceerde en daar van aantekeningen en een gefingeerd slot voorzag teneinde zijn nederlaag tegen de amateur te verdoezelen. Men kan die wonderlijke geschiedenis in Weerwerk nalezen. Dat men het commentaar op de schaakzetten achterwege laat is één ding, maar dat men niet weet te vermelden in welk boek van Multatuli Van der Linde heeft gelezen dat Dekker van corres- | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 54]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
pondentieschaak hield (VW XVII: 296) lijkt mij een laakbare omissie. Datzelfde geldt de door Dekker gelezen schaakliteratuur, die veelal niet geïdentificeerd wordt. Opnieuw: zie Weerwerk. Wie Portius of Neumann - aanwezig in de KB Den Haag - of welk ander Duits theorieboek hanteert komt het ‘Zweispringerspiel im Nachzüge’ tegen. Bij Oom Jan leert zijn neefje schaken en zulke boekjes heet dat ‘het tweepaardenspel in de nahand’. De commentator wilde hier teveel, raadpleegde een doorsnee woordenboek en vond daar ‘Nachzüge = achterhoede’ en vertaalde dienovereenkomstig.Ga naar voetnoot7 Niemand die hem corrigeerde. Enigszins buiten het kader van gedateerde en goed traceerbare schaakuitingen van Dekker valt het anonieme en ongedateerde ‘aantekenboekje’ bevattend twee schaakpartijen waarover ik tien jaar geleden in dit tijdschriftGa naar voetnoot8 schreef. Al gaat het dan niet om een brief, een Multatuli-document is het ontegenzeggelijk. Het ontbreekt in de 25 delen VW. Evenals het briefje dat Mimi in 1916 nog aan H.C. Muller schreef, met wie Dekker vroeger gecorrespondeerd en ook geschaakt had. Het bevat informatie over door Dekker geraadpleegde schaakliteratuur en had derhalve in elk geval dienst kunnen doen bij de identificatie van titels. Niet opgenomen en niet gebruikt... Het briefje was gepubliceerd in Aarts' Letterkundige Almanak voor het Multatuli-jaar 1987 en het begeleidend commentaar was ondertekend door de toenmalige penningmeester van het Multatuli-genootschap, Chr. Bij. Die overigens zijn auteurschap later ontkende. En zulks terecht. Voor buitenstaanders was de echtheid van brief en commentaar misschien moeilijk aan te tonen (Almanak leugen zak!), maar in het museum was een en ander heel goed te controleren geweest. Uiteraard is ook dat nagelaten. Gezien het vele dat ontbreekt of foutief in het VW is terechtgekomen, is het niet meer dan billijk ook op het teveel te wijzen. De opdracht in een exemplaar van Millioenenstudiën, door Dekker aan zijn schaakvriend Switzar gezonden, staat twee maal in het VW: XVI: 626 en XXV: 69. Treurig en welhaast symbolisch voor al die slordigheden, waarvan zovele gemakkelijk te vermijden waren geweest, is wel dat Mimi's commentaar bij de allerlaatste activiteit van Dekker, de schaakzet 3.Lf8-c5 tegen Auke Gorter verminkt wordt weergegeven. Dekker liet zich op zijn sofa nog Neumann aanreiken teneinde zich op het verwachte Evansgambiet voor te bereiden. Mimi schreef dan ook: ‘Was opgeslagen Neumann blz. 30’ Dat die voorbereiding onnodig bleek, omdat Gorter 4.Pc3 speelde, kon hij niet meer weten; het antwoord kwam pas na Dekkers overlijden binnen, maar dat in het VW XXIV: 65 nu staat: ‘Was ongeslagen Neumann blz. 30’ slaat werkelijk alles. Onkunde, onwil en ongeduld. Of wel: ‘Deze fouten zyn storend’.Ga naar voetnoot9 | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 55]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Tenslotte, schaakvrienden, zouden we bij al die ellende vergeten dat het nu mogelijk is met enig deduceren en combineren een volledige schaakpartij aan Dekkers oeuvre toe te voegen: de door Dekker met wit tegen D.R. Mansholt tussen midden juni en 8 oktober 1880 gespeelde en verloren partij. Toen Prins zijn boekje schreef, moest hij de ‘Episode-Mansholt’ noodgedwongen zeer kort houden, omdat hij slechts over enkele losse zetten en brieffragmenten beschikte, te weinig om iets te reconstrueren. Maar toch gaf hij op p. 172 een 8ste en 9e zet en op p. 173 een 25e zet, waarna Dekker zijn partij opgaf. Blijkbaar zijn inmiddels zo'n vijftien briefkaartjes boven water gekomen met schaakzetten aan en van dezelfde Mansholt. Het betreft echter geen volledige partij: wat er aan ontbreekt is het begin, zet 8 en 9 plus de slotzet. Combinatie met de gegevens van Prins en reconstructie van de beginzetten van het Lopergambiet, leveren nochtans een complete partij op, die ik de lezer graag aanbied ter compensatie van alle voorafgaande treurnis:
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 56]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Slotstelling:
wit: Kg3, De7, Tb7 en h1, Pf3 pionnen a2, c2, d4, g2, h2 (11) zwart: Kh8, Df5, Tg8, Pg4 pionnen a7, c7, d7, f6, g5, h7 (10) en wit gaf op in dezelfde brief waarin Dekker aan Mansholt schreef over zijn verdenking van Edu in de zaak-Bogaardt. (VW XX: 510 vlg.) Over de schaak-historische kant zij hier slechts opgemerkt dat de zet4...b5 in de klassieke verdediging van het Lopergambiet door Kieseritsky was uitgevonden en door hem in 1851 tegen Anderssen was beproefd in wat Anderssens' Onsterfelijke partij' zou worden. Kieseritsky zette overigens voort met 5. ...Pf6. 6.Pf3 en Dh6. Zijn tegengambiet zou spoedig in onbruik raken. De zet die Mansholt koos(5...Lb7) vond ik in een partij Kieseritsky-Devinck met het vervolg 6.Pc3 Lb4 7.Df3 etc.Ga naar voetnoot10 Voor Dekkers eigen opmerkingen bij de partij verwijs ik overigens naar VW XXV: 179-192. Dekker kende het schaken een beschavende invloed toe en hield ieder die er van hield voor een ‘fatsoenlyk man’ (VW XVI: 73). Hoe hij over de redactie van zijn Volledig Werken gedacht zou hebben? |
|