Over Multatuli. Delen 30-31
(1993)– [tijdschrift] Over Multatuli– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 35]
| |
Tjasse Bruintjes en Dik van der Meulen
| |
[pagina 36]
| |
Multatuli gestorven is? Hij had immers pas op latere leeftijd veel last van benauwdheid. (Dat wil zeggen: tot kort voor z'n zestigste werd hij er niet wezenlijk door gehinderd. Er zijn brieven van hemzelf en getuigenissen van derden te vinden, waaruit blijkt dat hij wel eens benauwd was, zoals een opmerking van Marie Anderson: ‘'n 25 jaar voor zijn dood reeds placht hij zóo diep te zuchten alsof hij dan den adem kwijt was.’Ga naar voetnoot3 Maar eerst tijdens de lezingentournees (1878-1880) namen de klachten toe.)
Multatuli rookt een sigaar. Tekening door C. Vosmaer
| |
[pagina 37]
| |
Een ander verschil tussen astma en longemfyseem zit hem in het klachtenpatroon. De astmalijder heeft meestal aanvallen van kortademigheid, vooral 's nachts, maar ook bij het inhaleren van prikkelende stoffen zoals rook. Tussen die aanvallen is hij, zoals dat heet, symptoomvrij. De benauwdheid van de longemfyseem-patiënt is permanent. Voor Multatuli gold dit in zijn laatste levensjaren zeker. In die tijd was hij zelden meer symptoomvrij, 's nachts noch overdag. Bij alle inspanning, op het laatst zelfs de geringste, schoot hij in de hoest. Van rook leek hij echter weinig last te hebben. Een week voor zijn dood heeft hij nog veel genoegen beleefd aan de sigaren die Nederlandse vrienden voor hem hadden meegebracht. Dat het roken zijn gezondheid overigens geen goed zal hebben gedaan, behoeft geen betoog. Er is nog iets anders wat erop zou kunnen wijzen dat Dekker longemfyseem had. Zowel Julius Pée als Spigt hebben uitgebreid geciteerd uit een verslag van de Vlaming Willem de Bom, die Multatuli enkele maanden voor diens dood in Nieder-Ingelheim bezocht. De Bom schrok van de aanblik die de schrijver bood. Fel aamborstig was hij, hetgeen dan ook zekeren invloed op zijne manier van spreken oefende; zijne blauwachtige oogen trok hij meermalen wijd open, geweldig en herhaaldelijk hijgende, als snakte hij naar lucht. Onwillekeurig sprong hij soms van zijnen stoel op, zichtbaar door de borstkwaal geplaagd. Dat naar lucht happen, die haast visachtige ademhaling, kan goed bij longemfyseem passen. Dit alles betekent niet dat Multuli geen astma kan hebben gehad. Het eindstadium van zijn ziekte is vrijwel zeker longemfyseem geweest, maar deze kan zich hebben ontwikkeld uit een reeds bestaande astma. Of Dekker daadwerkelijk aan cara is overleden is overigens niet duidelijk; de uiteindelijke doodsoorzaak kan een longontsteking geweest zijn of hartfalen. In elk geval is het op z'n minst onzorgvuldig om alleen van astma te spreken. Maar zelfs de mogelijkheid dat hij in het geheel geen cara had, doch een andere aandoening, mag niet worden uitgesloten, omdat er nu eenmaal geen autopsie op het lijk is verricht.
Welke ziekte Multatuli ook gehad heeft, hij werd behandeld als een astmapatiënt en slikte daarvoor medicijnen. | |
[pagina 38]
| |
In 1881 was het hem wel duidelijk dat het met zijn longen niet in orde was. ‘M'n physiek laat veel te wenschen over. 't Minste vermoeit me en belet me m'n ademhaling,’ schreef hij op 3 mei. En op 31 augustus: ‘Ja, smorgens heb ik kramp op de borst, (asthma?) maar 's avends voel ik ruimte. Hoofdzaak is dat ik vóór den middag niet spreek. Vroege drukte maakt my den heelen dag onwel.’ Pas anderhalf jaar later, in december 1882, verklaarde de Amsterdamse arts Hendrik de Vries dat Dekker inderdaad astma had - een vaststelling waaraan niemand naderhand meer getwijfeld heeft, behalve, een enkele keer, de lijder zelf. Uit een brief van Multatuli aan De Vries blijkt dat de dokter geloofde de ziekte met medicijnen te kunnen verhelpen. Niet dat Multatuli daar op dat moment (het zogenaamde Huldeblyk is zojuist op een mislukking uitgelopen) op zat te wachten: De kwaal is niet dodelyk, zegt men. Jammer genoeg! Ik zou by 't gebruiken van Uw arsenicaal middel meer neiging voelen de grens van 't voorgeschrevene te overschryden, dan me toe te leggen op voorzichtigheid. Zou 't niet jammer zyn Uw kunde en uw groot offer ten koste te leggen aan zóó'n patient? Genezing door arsenicum. Acidum arsenicosum, ook bekend als arseen of rattenkruit, werd vroeger dikwijls gebruikt als opwekkend middel bij vele ziekten, hoewel het ook toen al een bekend vergif was. Ook Multatuli wist dat. Desondanks begon hij aan een arsenicum-kuur, die voorafgegaan werd door het slikken van ijzerchloride, ter bestrijding van ‘bloedparasieten’.Ga naar voetnoot5 Aanvankelijk had hij de indruk dat het hielp. ‘Ik verbeeld me dat m'n asthma iets minder is, en zal u trouw m'n bevinding meedeelen, vooral ook omdat het u van nut kan zyn by de behandeling van andere lyders.’Ga naar voetnoot6 Maar op 8 april 1883 schreef Mimi aan mevrouw Bremer-Snelleman: ‘O neen, de medicyn van dr de V helpt hem niet! Het asthma is en blyft zoo als 't was.’ Wat was de samenstelling van de arseenpillen? Beter gezegd: hoeveel arsenicum zat er in? En heeft Multatuli ze tot het einde toe geslikt? Waarschijnlijk niet, want hij had het land aan medicijnen en geloofde niet dat daarmee | |
[pagina 39]
| |
iets te verhelpen was; de arseenkuur zal dat voor hem hebben bevestigd. Maar toch, als we zien waartoe arseenvergiftiging kan leiden: een bleek en door benauwdheid misvormd gelaat met blauwe ringen om de ogen en blauwe lippen, vermoeidheid, gewrichtspijnen, en dit vergelijken met de beschrijving van Willem de Bom... Toeval? Hoewel verre van waterdicht, is er een manier om hierover meer aan de weet te komen. Zoals bekend werd Multatuli op 23 februari 1887, vier dagen na zijn dood, in het crematorium van Gotha verast. In 1930 werd ook Mimi gecremeerd. Nadat de as van Dekker en zijn vrouw in 1990 was verbust, kwamen de oude zinken asbussen in het Multatuli Museum terecht. Mét inhoud, nog steeds, hoewel niet veel; kennelijk zijn de nieuwe asbussen, die weer in het Multatuli-monument in Velsen zijn bijgezet, een beetje kleiner dan de oude. Zoals Jaap van der Does in Over Multatuli 26 al schreef, werd de as vroeger niet vermalen, en zo komt het dat we een paar botsplinters van Multatuli en Mimi (ter vergelijking) op arsenicum konden laten onderzoeken. Reeds vooraf was duidelijk dat de resultaten van het onderzoek met de nodige omzichtigheid moesten worden benaderd: ieder gezond mens heeft arsenicum in zijn lichaam, en bovendien wordt arsenicum vooral aangetroffen in de weke delen van een mens, dat wil zeggen, de delen die de crematie in elk geval niet doorstaan. Toch wordt arsenicum ook in het bot ingebouwd, en wel in het anorganische deel daarvan, dat de meeste kans heeft de lijkverbranding te overleven. Bij het onderzoek (waarbij gebruik is gemaakt van de zgn. Proton Induced X-ray Emission) is noch in het bot van Multatuli, noch in dat van Mimi arsenicum aangetroffen. Volgens drs. R.G.A.M. Panhuysen, die het onderzoek coördineerde, wil dit niet zeggen dat zij abnormaal weinig arsenicum hadden; wel betekent het dat de arsenicum-concentratie niet erg hoog zal zijn geweest. Kennelijk heeft Multatuli niet zoveel arsenicum binnengekregen, dat het in al zijn botten terug te vinden is.Ga naar voetnoot7
Behalve arsenicum vermelden de brieven van Multatuli en Mimi broomkali, chloral, morfine en, heel bijzonder, een stoommachine. ‘Ik brand dikwyls 's avonds voor dek het bewuste stoommachinetje dat hem heel goed bevalt,’ schreef Mimi op 20 november 1886. ‘hy vangt de stoom dan wat op. Zyn asthma is anders niet zoo byzonder erg. dat kan ik niet zeggen.’ Broomkali, beter gezegd brometum kalicum, en chloralhydraat zijn kalmerende middelen. Chloralhydraat is het oudste synthetische slaapmiddel en wordt nog steeds als zodanig gebruikt. | |
[pagina 40]
| |
Multatuli gebruikte morfine eveneens als slaapmiddel. Op 7 december 1873, toen hij ook al eens door hoestbuien de slaap niet kon vatten, schreef hij aan Vosmaer: ‘Die slapeloosheid moet verdreven worden met 'n ander kwaad: morphine (op 't oogenblik ben ik er weer af.)’ Ook tegenwoordig wordt het nog voorgeschreven, maar dan als pijnbestrijdend middel. Maar liever niet bij cara, al zal het gevoel van kortademigheid erdoor verminderen. Het meest gedetailleerde recept voor astma vinden we in Multatuli's Memoriaal, op bladzijde 23. Wanneer Dekker het heeft opgeschreven is niet te achterhalen. asthma - Gedestilleerd water, ammonia benzoica, lobeliatinctuur - het is een van de vele dranken geweest waarmee astma-symptomen werden bestreden. Let wel: symptomen, want beter werd men er niet van, evenmin als van de hiervoor genoemde middelen. Ammonia benzoica bevat bestanddelen die als slijmverdunner werken, en bevordert aldus het ophoesten van sputum. Lobeliatinctuur is gemaakt van de Herba Lobeliae. Men had het idee dat Lobeline de ademhaling prikkelde en verwerkte het in een groot aantal astma-dranken.
In de teruggevonden brief van Mimi aan Mansholt van 19 maart 1887 wordt een geneesmiddel genoemd waarvan tot nu niet bekend was dat Dekker het gebruikte. We laten het eerste deel van de brief hier volgen.Ga naar voetnoot8 | |
Saturdag 19 MaartHet is dus juist een maand geleden, en juist 4 weken - dat hy gestorven is, 's middags om 5 uur- O beste heer Mansholt, het is me zoo ongelooflyk dat hy weg is. weg, het is niet te vatten! Ik zoek hem overal en elke leege plek waar ik gewoon was hem te vinden vervult me met wanhoop. ik wou dood zijn als hy. Het kwam onverwacht. Zyn asthma plaagde hem, nu ja sinds jaren! en aan die kwaal sterft men niet, dat zeiden ze allen. ook was het zoo erg niet. In oktober was ik nog in Holland. hij voelde zich toen heel wel. Tegen kersmis werd hy verkouden, maar we hadden toen nog bezoek, wat hem de laatste dagen toch ver- | |
[pagina 41]
| |
moeide. Toen begon het dat hy 's nachts meer last van zyn asthma had, en dan dikwyls een uur of een half uur moest verzitten en dan hygen. maar ook sommige nachten sliep hy goed, helemaal door. - ook dit was zoo erg nog niet, toch begon ik my ongerust te maken - ik geloof het meest omdat zyn stemming zoo heel goed en zacht was. hy at daarby weinig - zooals altyd - maar daar hy zich slap voelde, speet het me erg. intusschen, daar was niets aan te doen, ook wilde hy nooit een glas wyn nemen. Hy was heel tevreden en roemde er soms op dat hy - als hy maar niet benauwd was, zich zoo wel voelde. ‘kyk, nu mankeert me toch eigenlyk niets, kon hy dan zeggen, wat is dat toch gelukkig! andere menschen op myn leeftyd hebben kwalen, en pynen en ik niets dan dat asthma, en dat zyn maar buien!’ Ik schreef aan eenige goede vrienden - dat ik my verontrustte. En de heer en Mevr Oberius verzonnen een reden om eens hier te komen om hem zelf te zien /zy waren er nog toen hy stierf/ - Zy kwamen begin februari en begrepen myn ongerustheid niet goed. dek viel hun zeer mee. Als dek soms merkte dat ik angstig was, lachte hy my uit. ‘Heeft de dokter je bang gemaakt? nu geloof my, er is geen kwaad by. ik ben wat verkouden, en meer niet. dat gaat weer voorby!’ Wouter had geelzucht gehad, voor hem haalden we den dokter en zoo smokkelde ik dien ook by dek binnen - maar hy kwam zelden, om de 5, 6 dagen en dek zei: ik wil dien goeden man nu niet voor 't hoofd stooten, maar ronduit gezegd kind, ik souffreer alleen aan den dokter. dat is myn grootste kwaal.’ Den 10den tot 12den febr. kwam dokter de Vries uit Amsterdam, die ik ook had laten weten dat dek my niet beviel. Die dagen was dek uitsteekend wel. sprak veel bewoog zich makkelyk, was niet tot rusten te krygen en sliep 's nachts goed. - Ik had een gevoel alsof ik gek was met myn zorg. de Vries stelde me ook gerust. Maar de nacht van woensdag op donderdag sliep dek weinig /dat was 16 op 17/ en van toen aan ging hy achter uit. Donderdags middags om 5 uur stelde hy my gerust, dat het niets was, maar van toen aan werd het al erger. Vrydags heeft hy voor 't eerst by zich zelf gedacht - dat deze bui het einde zou zyn. en saterdags 's morgens heeft hy het my gezegd. De lieve engel! hy was goed en moedig tot het laatst en ook by kennis. Saturdags 's morgens is hy nog zelf geloopen van de slaapkamer nr zyn studeerkamer. leunende op myn schouder. ik wilde hem dragen op een stoel met de meid maar hy vond dit makkelyker. en op zyn sofatje is hy gestorven. De dokter gaf ons nog hoop dat als de bui voorby was, hy weer wat beter zou worden. hy bezorgde een slaapmiddel. ik gaf hem die om half drie nog met hoop. ik geloof hy zelf hoopte ook nog. want al had hy moed genoeg om te sterven, hy zou graag nog wat geleefd hebben. Hy viel zeer snel in slaap en ik lag gekweld by hem en rookte stramonium sigaren en blies hem de rook in. een uur lang. toen stond ik op en schreef een paar briefjes met hoop. Ik hoorde hem ademen voortdurend en toen het 5 uur was en donker werd en ik begon te vinden dat het lang duurde - toen hield het ademen op - eensklaps, en was hy dood. [...] | |
[pagina 42]
| |
De Cigaretta Stramonii, beter bekend als astmasigaret, was in de negentiende eeuw populair bij astmapatiënten. Al in 1862 werd ‘het rooken van stramoniumbladen’ aanbevolen, ‘welk geneesmiddel echter zeer in werkzaamheid wisselt, zoodat S. [schrijver] het wenschelijk acht dat asthmatici hun stramonium zelven kweeken - het inademen van de witte dampen, die bij het verbranden van salpeterpapier ontstaan.’Ga naar voetnoot9 | |
[pagina 43]
| |
De Locomotief, 24 II '85
De bladeren van de Doornappel (Datura Stramonium) werden geacht de benauwdheid te verlichten, en werden als bestanddeel in een groot aantal antiastmamiddelen gebruikt. Hoewel afgeleiden van de Folia Stramonii tot op de huidige dag nog worden gebruikt, en de astmasigaret nog in het Pharmacotherapeutisch Vademecum van 1951 is opgenomen, was men het in de vorige eeuw al niet eens over de heilzame werking van het middel. In 1899 gaf de keel-, neus- en oorarts A.A.G. Guye in het Nederlandsch Tijdschrift voor Geneeskunde uiting aan zijn twijfel: Wat het rooken en branden van stramonium en dergelijke betreft, dat heb ik mijn patiënten nooit geraden; zij hadden allen dat reeds gedaan, en hetzij van asthmacigaretten of van ‘poudre Cléry’ reeds de voor- en ook de nadelen ondervonden.Ga naar voetnoot10 Hebben de medicijnen geholpen? Het is zeer te betwijfelen. Behalve de morfine zijn alle middelen die Multatuli gebruikte in de loop van de tijd in onbruik geraakt. De stramoniumrook die Mimi hem in het gezicht heeft geblazen, kan hem ook geen goed hebben gedaan. Het is overigens niet duidelijk of Dekker de stramoniumsigaren zelf heeft gerookt; er staat niets van in de brieven, maar kennelijk waren ze wel in huis. En zou Multatuli het langer hebben volgehouden, als hij niet in 1820 maar in 1920 was geboren? Men hoeft geen arts te zijn om op deze vraag een bevestigend antwoord te kunnen geven. Niet alleen zou de artsenij hem terstond het roken van sigaren hebben verboden, maar ook zijn er tegenwoordig geneesmiddelen die de kwaal wel degelijk bestrijden, al kan er ook nu van genezing geen sprake zijn. Toch zou Multatuli, ware hij honderd jaar later geboren, misschien niet de behoefte, maar vermoedelijk wel de tijd hebben gehad om het verhaal van Woutertje Pieterse te voltooien. |
|