Over Multatuli. Delen 28-29
(1992)– [tijdschrift] Over Multatuli– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 81]
| |
PortfolioTen behoeve van de vijfde druk van Max Havelaar werden illustraties vervaardigd door J.C. Rappard (1824-1898), kolonel van de infanterie in het Indische leger.Ga naar voetnoot1 Vijftien van deze illustraties zijn gereproduceerd in het aan Multatuli gewijde deel van de reeks Genie en wereld dat verscheen in 1970. In het Multatuli Museum bevindt zich nog een achttal tekeningen dat niet gepubliceerd is.Ga naar voetnoot2 Deze acht tekeningen worden op de volgende bladzijden gereproduceerd. De bijpassende citaten zijn genomen uit het eerste deel van de Volledige werken. N.M. | |
[pagina 82]
| |
Toen reciteerde Frits een ding dat van nonsens aanéén hing, neen, het hing niet aaneen. (p. 31)
| |
[pagina 83]
| |
Doch zie, daar vertelde Frits dat hij Sjaalman gezien had, die by de verkoping geëmployeerd scheen. [...] Frits zei dat hij zeer bleek zag, en dat een heer die daar het opzicht scheen te hebben, hem bekeven had omdat hy een paar jaargangen van de Aglaja had laten vallen [...]. (p. 46)
| |
[pagina 84]
| |
[Havelaar tot Verbrugge:] ‘Ge hebt heden morgen gehoord, dat het myn voornemen is m'n plicht te doen. Onrecht duld ik niet. by God, dat duld ik niet.’
En hy sprong op, en er was in zyn toon geheel iets anders dan den vorigen dag bij zyn officiëlen eed. (p. 117) | |
[pagina 85]
| |
In die kamer [naast die van Tine] zat Havelaar op zekeren morgen, toen de kontroleur by hem binnentrad, met een zo even ontvangen brief in de hand.
‘Dat is een moeilyke zaak, mynheer Havelaar, zeide hy onder het binnentreden, zeer moeilyk! (p. 206-207) | |
[pagina 86]
| |
Hy zuchtte en riep: ik wenste koning te zyn.
En er kwam een engel uit den hemel, die zeide: u zy gelyk gy gezegd hebt. En hy wàs koning, En voor zyn wagen reden vele ruiters, en ook waren er ruiters achter zyn wagen, en boven zyn hoofd hield men den gouden pajoeng. (p. 151) | |
[pagina 87]
| |
Nog eens vloog hy [Saïdjah] terug, en op eenmaal bleef hy staan, greep met beide handen zyn hoofd, als om daaruit den waanzin weg te persen, die hem beving, en riep luide: ‘dronken, dronken, ik ben dronken!’ (p. 251)
| |
[pagina 88]
| |
‘Lieve Tine, ik heb je een verzoek te doen! Ik wenste dat je met Max naar Batavia ging: ik klaag heden den Regent aan.’
En ze viel hem om den hals, en was ongehoorzaam voor het eerst, en riep snikkende: ‘Neen, Max, neen Max, dat doe ik niet... dat doe ik niet! Wy eten en drinken tezamen!’ (p. 260) | |
[pagina 89]
| |
‘Alles zal wel goed gaan, Max! Al moest je nu van hier, dan kan je later Lebak helpen als je Gouverneur-generaal bent.’
[...] ‘Vervloekt! Wil je die stumperds zó lang laten hongeren? Kan jy leven van zand? (p. 280-281) |
|