zijn critici ‘nog steeds woedend’ maakt, maar een omstreden schrijver is natuurlijk interessanter dan een auteur, die algemeen bewonderd wordt. Al zijn er nog altijd mensen die niet van Multatuli houden en dat ook zeggen. Het is jammer dat Multatulianen telkens weer op dezelfde citaten terugvallen, zoals de Ideeën over het kind Ameleia, hoe mooi en karakteristiek ze ook zijn.
Subagio Sastrowardoyo is in Indonesië een bekende letterkundige. Hij heeft diverse boeken geschreven, waaronder een korte geschiedenis van de Nederlands-Indische literatuur. Subagio's voordracht begint met een wat eigenaardige lijst van voor- en tegenstanders van Multatuli; waarom Saks wel, en Du Perron niet genoemd wordt, is niet duidelijk. Zijn beschouwing is het aardigst, waar hij Multatuli uit Indonesisch perspectief beziet (Subagio behoort tot de betrekkelijk kleine groep die dat kan; hoewel sinds 1972 een Indonesische vertaling van Max Havelaar te koop is, weten zijn landgenoten van Multatuli gewoonlijk niet meer dan wat op de scholen over hem gezegd wordt. Op zijn best kent men het verhaal van Saïdjah en Adinda, waarvan al eerder vertalingen in omloop waren. Tegenwoordig, zo mag men vrezen, zou de film van Fons Rademakers wel eens de belangrijkste bron van kennis kunnen zijn). Subagio acht Multatuli hoog als schrijver, maar niet als politiek denker. Hij verwijt Multatuli de namen van de Nederlanders te hebben veranderd, ook van de slechtsten onder hen, terwijl de regent onder zijn eigen naam optreedt, wat de nazaten van de regent nog altijd schijnt te schaden.
Hugo Brandt Corstius spreekt als biograaf van Multatuli. ‘Mijn standpunt is dat de Nederlandse schrijver Multatuli niet tot de Indisch-Nederlandse letterkunde gerekend kan worden’, zegt hij. Brandt Corstius meent ‘dat de Lebak affaire alleen van belang is omdat het een persoon tot schrijver, tot groot schrijver, maakte’. De biografie van Multatuli bewijst dat zijn belangstelling voor Indonesië niet de drijfkracht van zijn schrijversleven was, aldus Brandt Corstius. ‘Helaas: zijn biografie bestaat niet. Ik wil die biografie schrijven, en zo mijn punt bewijzen.’ Er is wel wat in te brengen tegen de beweringen van de biograaf. Hij vergeet dat Douwes Dekker al vòòr de Lebak-zaak brieven schreef, die als een aankondiging van zijn schrijverschap gelezen kunnen worden. En wat is eigenlijk de ‘Indisch-Nederlandse letterkunde’? In deel 18 van de Volledige Werken staan slechts twee brieven waarin Multatuli het over Indië heeft, meent Brandt Corstius, terwijl in die jaren juist de tweede Atjeh-oorlog aan de gang is: Multatuli was kennelijk niet wezenlijk in Indië geïnteresseerd. Maar dat klopt niet: bijvoorbeeld op blz. 336, twee bladzijden na een brief die Brandt Corstius wel aanhaalt, schrijft Multatuli: ‘'t roert in Indie vreeselyk, en dàt is de hoofdreden van m'n vervloekte préoccupatie.’