Over Multatuli. Delen 24-25
(1990)– [tijdschrift] Over Multatuli– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 69]
| |
Michael Bahlke
| |
[pagina 70]
| |
ermee samenhing, dat Multatuli in Nederland zelf werd ‘totgeschwiegen’, telt nu zeker niet meer. Wellicht spelen - naast de beruchte Duitse ignorantie tegenover de literatuur van de Westerburen in het algemeen - verschillende factoren een rol. Niet helemaal uitgesloten lijkt mij, dat er ook een zuiver praktische reden te vinden is. Namelijk het feit dat er in de laatste decennia geen goedkope editie was, waarvoor de nodige reclame gemaakt werd. De publiciteit van Manesse is, vergeleken met de grote uitgeverijen, toch vrij gering. Bijna tien jaar was er dus, behalve in de antiquariaten, in West-Duitsland geen Multatuli-vertaling verkrijgbaar. Pas in 1987 kwam verandering in deze betreurenswaardige situatie. Aanleiding was de herdenking van Multatuli's overlijden in 1887. Een tentoonstelling in zijn woon- en sterfhuis in Nieder-Ingelheim werd vergezeld door de publicatie van Wer war Multatuli? (zie Over Multatuli 22) waar o.m. vermeld wordt dat een bekende Duitse uitgever weigerde een ‘Werkauswahl’ in zijn programma op te nemen. Maar ondanks deze vaststelling verscheen in 1988 een Multatuli-deeltje bij Ullstein in West-Berlijn. Voor de reeks Ullstein Werkausgaben verzorgde Manfred S. Fischer een verzameling van korte teksten en fragmenten uit Multatuli's oeuvre. Gezien de omvang van het boekje is de ondertitel ‘Werkausgabe’ niet bescheiden. Uiteindelijk krijgt de lezer niet meer dan ongeveer 100 blz. Multatuli-tekst aangeboden, aangevuld door noten en een ruim 30 pagina's tellend nawoord. Wat de inhoud en presentatievorm betreft, is Fischers collectie vergelijkbaar met vroegere uitgaven van SpohrGa naar voetnoot1 en P. RachéGa naar voetnoot2. Voor een groot gedeelte heeft hij dezelfde stukken gekozen als zij. Behalve de bekende ‘evergreens’ als Saïdjah und Adinda, Der japanische Steinhauer presenteert Fischer een keuze uit de ideeënbundels, de Minnebrieven en de Miljoenen-studiën. Naast het Saïdjah-verhaal vormen Die japanischen Gespräche en Der Mann im Zimmer [i.e. de ‘Rahmenerzählung’ uit de Minnebrieven] de langste stukken. Net als zijn voorgangers heeft F. de meeste teksten van zelf bedachte titels voorzien. En net als bij hen staan de teksten in een tamelijk losse volgorde, noch chronologisch noch naar de boeken gerangschikt waarin ze oorspronkelijk verschenen zijn. Het boek vormt op die manier een Multatuliaans, d.w.z. caleidoscopisch en bont geheel van verhalen, korte vertelsels en aforismen. Bij wijze van inen uitleiding laat Fischer de als Höhenflug I en II betitelde ideeën 261 en 483 fungeren, wat ik een mooie omkadering vind. | |
[pagina 71]
| |
Fischer verantwoordt zijn selectie in het nawoord. Hij zegt daar dat hij met het oog op de Duitse lezer alleen teksten heeft opgenomen, ‘deren gesellschaftskritische Ideen nach wie vor einen allgemeinen Wert haben und gerade deshalb der Kurzlebigkeit entgehen konnten’ (131). Hij stelt dus een inhoudelijk criterium voorop. Zo'n benaderingswijze lijkt mij legitiem, gezien het feit, dat Multatuli zelf altijd beklemtoonde, niet mooie boeken te willen schrijven, maar dat het hem erop aankwam iets te zeggen. Wel betwijfel ik of Fischer kan bepalen welke teksten van Multatuli een ‘algemene waarde’ hebben. Hij had volgens mij beter van een ‘in zijn ogen actuele betekenis’ kunnen spreken om de subjectieve factor te beklemtonen die, gelukkig, bij het tot stand komen van elke bloemlezing een rol speelt. Daarmee had hij ook de suggestie vermeden dat van alles wat Multatuli schreef nog maar 100 bladzijden van belang zijn. Mij persoonlijk lijkt Der Mann im Zimmer niet zo geschikt voor een bloemlezing. De tekst is naar verhouding te lang en het notenapparaat (6 blz.) staat een echt leesplezier in de weg. In plaats daarvan had ik voor een aantal kortere teksten gekozen, b.v. over onderwijs en (meisjes-) opvoeding uit de eerste Ideeënbundel. De voor de vertalingen gebruikte bronnen vermeldt Fischer in een Quellenverzeichnis. Het blijkt dat hij doorgaans op oude uitgaven teruggegrepen heeft. Over de redenen daarvan hult hij zich in zwijgen. Wel maakt hij erop attent dat in Nederland een uitgave van de Volledige Werken bestaat. Maar volgens hem omvat die 7 delen en werd ze in 1953 afgesloten, terwijl later nog een andere uitgave met brieven en documenten verschenen zou zijn. Deze halve waarheid weegt minder zwaar dan het feit dat Fischer in het Quellenverzeichnis met geen woord rept over zijn ingrepen in de teksten. En die zijn er. Willekeurig heeft hij zinsneden, zinnen en zelfs hele passages geschrapt. Hier en daar duidt hij dat aan door in de tekst drie puntjes tussen haakjes te zetten, vaak echter ontbreekt zo'n hint. In Saïdjah und Adinda valt b.v. de ‘weemoedige zang’ aan de ‘censuur’ ten prooi. Alleen de eerste keer is dat gemarkeerd. Het verhaal laat Fischer met de dood van Saïdjah eindigen, het laatste stuk dat zo'n sarcastisch licht op de ‘Nederlandse glorie’ werpt, is gewoon verdwenen. Dit eigenmachtig gesleutel aan de teksten à la Van Lennep is niet goed te praten. Ook al trachtte Fischer misschien daardoor de ‘leesbaarheid’ te verbeteren. Niet altijd is echter vast te stellen of de weglatingen bewust aangebracht zijn of alleen op slordigheid berusten. Neem b.v. deze passage uit de Japanische Gespräche: ‘Die ganze Gesellschaft erschrak und sah... auf meinen Bauch. Hierin fanden sie denn auch die einzige Entschuldigung, daß ich ihn nicht aufgeschnitten hatte’. (57) Menig lezer zal zich vertwijfeld afvragen wat er met de buik aan de hand is. Maar ja, ‘die was absent’, zoals in het origineel wel te lezen is. | |
[pagina 72]
| |
Dit voorbeeld van slordigheid doet de vraag rijzen naar de kwaliteit van de vertalingen in het geheel. Fischer heeft alle stukken opnieuw vertaald. Hij had er beter aan gedaan dit te vermijden. Als je een 19de-eeuwse schrijver vertaalt, heb je twee mogelijkheden. Ofwel je probeert, behoedzaam uiteraard, de tekst aan een hedendaags taalgebruik aan te passen, of je poogt de toon van het origineel zo authentiek mogelijk te treffen door middel van archaïserend taalgebruik. De eerste oplossing heeft H. Herrfurth in een recente jeugduitgave van Saïdjah en AdindaGa naar voetnoot3 toegepast. Met een voor mijn gevoel opmerkelijk resultaat. Fischer daarentegen heeft het tweede beoogd, wat natuurlijk een enorme taalbeheersing vergt. Dat hij daarover in onvoldoende mate beschikt en zelfs de grootste moeilijkheden met de grammatica heeft, resulteert in de talloze fouten en stijlproblemen in zijn vertalingen. Je kunt ze grofweg in vier categorieën verdelen: 1. Weglatingen en toevoegingen. Een voorbeeld van het eerste werd al gegeven. Deze ingrepen tracht Fischer blijkbaar af en toe door toevoegingen te compenseren. Meestal zijn deze explicatief bedoeld. Zo in de Fünfte Geschichte der Autorität, waar hij bij de namen apposities aansluit: ‘Philoinos, du Weingeistiger’, ‘Hydor, der stets Wasser trank’ (11). Of in de Japanse gesprekken, waar hij uit ‘bekwaamheid’, ‘Geschicklichkeit und Fingerfertigkeit’ (57) maakt. Andere voorbeelden: ‘Er was iets snijdends...’ - ‘Es war etwas fühlbar Einschneidendes...’ (55). ‘Met veel vuur’ - ‘voller Feuer und Flamme’ (41). Bovendien is hij niet zuinig met overbodige opvulwoordjes: ‘Man brauchte es nur einfach zu betreten’ (83), ‘...maar het was 'n hut’ - ‘aber es war in der Tat eine Hütte’ (13). 2. Stijlproblemen. Deze treden permanent op, omdat Fischer in afwijking van het origineel voortdurend ver uiteenliggende taalniveaus vermengt en bovendien heel eenvoudige zinsconstructies erg omslachtig weergeeft. Vooral het eerste doet vaak ongewild komisch aan. ‘...und vor allem erfreute er sich am Betrachten von allem, was unter ihm war.’ (7) Dit mengsel van omgangs- en stadhuistaal contrasteert in de vertaling met een haast bijbels taalgebruik. Andere voorbeelden (8): ‘Wat is dit’ wordt ‘Wie erklärt es sich’; ‘De bediende begreep’ wordt ‘Der Bediente kapierte’ (52), waarbij een archaïsch woord voor ‘Angestellter’ of ‘Diener’ en een woord uit de omgangstaal broederlijk naast elkaar staan. 3. ‘Gewone’ vertaalfouten. Bij Fischer vind je typische fouten, zoals de vertaling van ‘Adinda's broertjes’ met ‘kleinere Brüder’. Maar vooral heeft hij problemen met de werkwoordsvormen. Uit tegenwoordige tijd maakt hij verleden tijd en omgekeerd (‘bestaat’ - ‘gab’ (24), ‘leidt’ - | |
[pagina 73]
| |
‘führte’ (36), ‘dreef’ - ‘treibt’ (37) etc.). En waar het b.v. eigenlijk v.v.t. moet zijn, zet hij o.v.t. (‘verloren was gegaan’ - ‘verloren wurde’ (31) etc.). 4. Grammaticale fouten. Ook zij vergallen het leesplezier enorm. Daarbij schept Fischer de moeilijkheden vaak zelf omdat hij omwille van de stijl archaïsche constructies bezigt, zonder te weten hoe ze correct te gebruiken zijn. Zo prefereert hij ‘hatte ihm (!)... des Gleichgewichts beraubt’ boven het gewone ‘hatte ihn aus dem Gleichgewicht gebracht’ (26). Een ander voorbeeld is het helemaal onmogelijke ‘So wie es jedem begehrt’ (15). Storend is bovendien, dat Fischer de Duitse conjunctief helemaal niet weet te hanteren, wat mij bij de lectuur steeds weer deed struikelen. Zo krijgt de lezer een hele hoop ongerijmdheden voorgeschoteld. Jammer, vooral omdat dit niet nodig was geweest. Voor een ‘authentiek’ taalgebruik, had Fischer makkelijk op de nog steeds goed leesbare vertalingen van Spohr terug kunnen grijpen. Eventueel een herziene versie. Als de nu verschenen teksten de Duitse lezer nog aanspreken, dan zal dit zonder twijfel niet te danken zijn aan de kwaliteit van de vertalingen. In het soms zeer pathetisch maar toch wel verhelderende nawoord houdt Fischer zich in de eerste plaats met Multatuli's biografie bezig. Hij probeert de persoon en de motieven die zijn handelen bepalen te doorgronden. Daarbij wijst hij terecht nadrukkelijk op het hechte verband tussen leven en schrijverschap. Uitvoerig schetst hij de centrale Indische episode, de ontstaansgeschiedenis van de Max Havelaar en de vele tegenslagen, die Multatuli ook als schrijver te verduren had. Deze informatie is onmisbaar. Zo kan ook de Duitse lezer teksten als Chresos als allegorische inkledingen van Multatuli's levenservaringen begrijpen. De toelichtingen op de receptie in Nederland maken goed de ook nu nog aan te treffen gespletenheid van publiek en critici t.o.v. Multatuli's werk duidelijk. Het was leuk geweest als Fischer iets meer over de receptie in Duitsland verteld had. Met name over de oorzaken voor de geringe belangstelling. Hij laat het in wezen daarbij, erop te wijzen, dat Multatuli één van S. Freuds favoriete schrijvers was. Ik ben het volledig eens met Fischer als hij de Havelaar als ‘geeignetste[n] Ausgangspunkt’ voor de lectuur van Multatuli aanbeveelt. Wel beschouw ik het lezen van deze schitterende roman niet alleen als ‘Ausgangspunkt’, maar ook als doel op zich. Trouwens ben ik ook, anders dan Fischer, ervan overtuigd dat de Havelaar vanwege zijn polyfoon karakter een betere indruk van M's stilistische veelzijdigheid geeft dan welke bloemlezing dan ook. Wie weet, misschien kan in een niet al te verre toekomst toch nog een Duitse uitgever tot een herdruk of een nieuwe editie bewogen worden. Het is te wensen. |
|