Multatuli hier en daar nieuwe noten tussenvoegde. Bij dit werkexemplaar horen strookjes papier met daarop - ook in het handschrift van Mimi - de tekst van die nieuwe noten (zie de afbeeldingen C en D). Multatuli heeft enige tijd met het idee gespeeld om de ‘Aanteekeningen en Ophelderingen’ als een afzonderlijk boekje uit te geven. Eigenaars van een van de eerdere drukken zouden dan alleen dat losse deeltje hoeven aanschaffen om weer bij te zijn. Later kwam hij op zijn denkbeeld terug: lezers die belangstelling hadden voor zijn noten zouden al wel de uitgave-1875 hebben aangeschaft en hij achtte de wijzigingen ten opzichte daarvan te gering en te weinig belangrijk om een afzonderlijke uitgave te rechtvaardigen (Multatuli aan Robbers, 26 juni 1881).
Een plan dat evenmin werd uitgevoerd, betrof het illustreren van Max Havelaar. Kort nadat hij zich het kopijrecht verworven had, in ieder geval vóór half januari 1881, zond Robbers Dekker twee proeftekenin- gen, met het verzoek zijn oordeel daarover te geven. Dekkers reactie was aarzelend: ‘Op die beide platen zyn vier personen die ik gekend heb, menschen die voor my geen boekenfiktie maar werkelykheid represen- teeren. M'n eerste indruk was:
dat is de Regent van Lebak niet,
Dat is Verbrugge niet,
Dat is Tine niet,
Dat is kleine Max niet.
Maar die indrukken zyn geheel persoonlyk. Daarmee heeft noch de Artist, noch de lezer van 't boek Havelaar te maken.
Droogstoppel, geen bepaald persoon, maar 'n litterarische karaktertype, vind ik uitstekend, en ik gis alzoo dat ook de voorstelling der andere beeldjes goed is voor het publiek, dat daarin niets anders zoekt dan reproduktie van letterkundige beschryving.’ (Multatuli aan Robbers, 12 januari 1881). In dezelfde brief staan nog enkele gegevens over de bewuste proefprenten: ‘Wel mag ik zeggen dat kostuum en bywerk (sarong, kabaai, pendoppo, kleeding regent &c.) juist zyn, behoudens 'n paar twyfelende aanmerkingen. De teekenaar geeft blyk in Indie geweest te zyn. Ik meen dat 'n Adhipatti geen sirihdoos op Zyn hoogwelgeboren schoot neemt. Ook ben ik niet zeker of 't handvat van de kris niet aan de linkerzyde van den rug zit? Maar misschien vergis ik my. Wel had ik den jongen die den slamat maakt, wat mikroskopischer gewenscht, een kleine “maas” (iets als page.)’ In de Multatulicollectie bevinden zich twee tekeningen, waarop de hierboven genoemde elementen voorkomen (zie de afbeeldingen E en F). De eerste voorstelling laat Tine en Droogstoppel zien, met kleine Max op de achtergrond (vgl. Max Havelaar, 5e druk, p. 43-44). De tweede afbeelding toont Verbrugge en de regent in de pendoppo, wachtend op de nieuwe assistent-resident (vgl. Max Havelaar, 5e druk, p. 69).