Gij laat de meer regtstreeksche aanvallen over aan bloedverwanten, theekontraktanten, deurwaarders en zulk gespuis. Dat is zeer klein, mijnheer de Minister! en onhandig is dat ook want op den zelfden oogenblik als gij die insinuatie voortbrengt laat ge u ontvallen dat gij niet ongenegen zoudt wezen mij eene betrekking te geven. (In de West, geloof ik, maar dat weet ik niet regt. Ik heb er niet op gelet omdat het mij niet aanging).
Hoe! Mijnh.d.M! wilt gij betrekkingen geven aan personen van gekompromitteerd karakter?
Moogt gij dat? Heet dat niet u zelf kompromitteren? Is dat niet misbruik maken van uwe ministeriële bevoegheid?
Zouden de Koning, de natie, de Kamer dat goedkeuren?
Zie, als ik geweest ware de Secretaris Generaal dan zou die ‘blunder’ althans niet begaan zijn!
Ik weet wel dat er zeer dikwijls betrekkingen zijn gegeven aan personen die het weinig verdienen. Maar Mijnh.d.M. dat noemt men dan zoo niet bij den naam!
‘Maar’, - zult gij zeggen, dat was uit medelijden. ‘Die Dekker was een deugniet of zooiets doch ik wil hem bekeren, ik wil hem maken tot een braaf mensch. Ik wil niet dat de zondaar verloren ga... en mijne genademiddel is een betrekking in de West!’
Dat is verkeerd geredeneerd mijn. de M. In de eerste plaats ben ik niet iemand die betrekkingen aanneemt. Ik ben iemand - gij weet het! - die betr. wegwerp.
En verkeerd geredeneerd - in de 2de plaats - omdat de natie U niet geeft de beschikking over krachten om zondaren te bekeren.
Ik verzeker U dat als ik had te beschikken over eenig ambt, ik weigeren zou U daarmede te bekleeden! Waar gij ongelukkig waart, zou ik met U deelen wat ik had, - dat is mijne gewoonte. Maar U een ambt opdragen waartoe vereischt werd: ijver en bekwaamheid, integriteit... nooit!
IJver? - Kunt gij 't naslaan - ik heb hier mijn archief niet kompleet. - Kunt gij het naslaan hoevele maanden die arme ter dood veroordeelde gewacht had voor het uwe Excell. behaagde te disponeren op mijn verzoek om gratie?
Bekwh.? Herinnert ge U de publikatie waarin gij Jan Jacob R. plaatste op dien hoogen zetel te Buitenzorg en van die zetel bedeklameerd hebt wat er zoude gebeuren met Bali? Gij weet toch wat de inlandsche hoofden daarvan zeiden? ‘Ritjaraangien!’
Bekwaamh. nog eens. ‘Gij vraagt wat is dat? - ritjaraangien?’
- Ik zal 't U zeggen: dat is kinderige praat!
Stel U gerust! Slechts weinige hoofden hebben dat gezegd, want de meeste